Van een dialooggrap over stikstofbeleid tussen twee ministers kun je met weinig moeite een ongelukje als gevolg van een broken logic maken. Dat zijn van die gevallen waarin het verstand even een slag overslaat en iets logisch laat klinken dat niet klopt.

De twee ministers op het ministerie van LNV zitten samen op de achterbank van de dienstauto van premier die hen laat ophalen om hem uit te leggen wat de kern van alle heisa is. Ze repeteren hun verhaal voor de premier op weg van de Bezuidenhoutseweg naar het Catshuis. Een beleidsambtenaar rijdt mee naast de chauffeur om te letten op mogelijke gaten in het verhaal.

Minister voor Natuur en Stikstof: "Om de natuur op de Veluwe te redden moet de ammoniakemissie in de Gelderse Vallei met 72 tot 95% worden gereduceerd."

Medewerker van Landbouw en Voedselkwaliteit: "Maar de staat van instandhouding van vrijwel alle habitattypen op de Veluwe is uitstekend en verbeterd sinds 2004, zoals we in Brussel hebben gemeld."

Minister voor Natuur en Stikstof: "Dan zal het wel een ander gebied zijn geweest."

Medewerker van Landbouw en Voedselkwaliteit: "En de boeren in de Gelderse Vallei op de Veluwe dan?"

Minister voor Natuur en Stikstof: "Die moeten gewoon reduceren, dat was al afgesproken."


Het gaat niet om de kwaliteit van de natuur. Dat maakten de in loopgraven verzandende Kamerdebatten over stikstof wel duidelijk. Om de strenge reductiedoelstellingen die boven de markt blijven zweven te onderbouwen, is het noodzakelijk te blijven herhalen dat de Staat van Instandhouding (SVI) van het merendeel van de habitattypen in de Natura2000 gebieden (zeer) ongunstig is. Daar hebben veel (niet-agrarische) belanghebbenden effectief aan bijgedragen. In een artikel op Foodlog heb ik eerder laten zien dat de SVIs zoals Nederland die aan de EU presenteert helemaal niet zo ongunstig is. Toch is het niet overbodig om eens in detail te kijken naar de door beleidsvoornemens flink getroffen Gelderse Vallei en de invloed van agrariërs op kwaliteit van de Natura2000-gebieden Veluwe en Bennekomse Meent.

Bennekomse Meent
Het gebied Bennekomse Meent ligt voor een gedeelte pal tegen Veenendaal in de Gelderse Vallei. Volgens de PAS-analyse van het gebied (dd 30-10-2017) zou in 2020 de gemiddelde stikstofdepositie 1416 mol/ha.jr bedragen. De onderstaande tabel laat zien dat de twee habitattypen in het gebied in een uitstekende Staat van Instandhouding (SVI) verkeren volgens LNV gegevens uit 2018 (EU-code A = uitstekend) en ten opzichte van 2004 in kwaliteit zijn verbeterd. Het type 7140 wordt in Nederland gesplitst in twee subtypen: H7140A: Trilvenen en H7140B: Veenmosrietland, elk met een onderscheiden KDW waar in de opgave van LNV aan de Europese Commissie geen rekening mee wordt gehouden. Helaas ontbreekt voor het type een nulmeting van de kwaliteit omdat het eerst in 2006 is toegevoegd in het reeds bestaande Natura2000 gebied. In de kolom Repres(entativiteit) is aangegeven in hoeverre de habitattypen gekenmerkt worden door het voorkomen van de voor het type karakteristieke plantensoorten. Voor H7140 is dat matig-slecht (EU-code C), voor H6410 is dat uitstekend (EU-code A).



De onderstaande grafiek laat zien dat de atmosferische concentratie van ammoniak in het gebied zeer hoog is vergelijking met het gemiddelde van de gebieden uit het Meetnet Ammoniak in Natuurgebieden (MAN). Het benadert bijna het niveau wat centraal in de Gelderse Vallei wordt gemeten in het station Wekerom, onderdeel van het Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit (LML).

De situatie in de Bennekomse Meent vereist een verklaring. Ondanks de berekende overschrijding van de KDW met tenminste 345 mol/ha.jr verkeren de habitattypen in een uitstekende staat van instandhouding. Dat kan maar twee dingen betekenen: ofwel de KDW is onjuist, ofwel de depositieberekening klopt niet.



De Veluwe
De focus bij de voorstellen tot reductie van de ammoniakemissie in de Gelderse Vallei ligt op het redden van de kwaliteit van de natuur op de Veluwe. De onderstaande tabel geeft een inzicht hoe het volgens de meest recent beschikbare gegevens met die kwaliteit is gesteld.



Het overzicht maakt duidelijk dat vrijwel alle aanwezige habitattypen met een oppervlak van meer dan 1 hectare in een goede of een uitstekende Staat van Instandhouding (SVI) verkeren. Ook de representativiteit is behoudens een enkele uitzondering uitstekend. Slechts in één geval is sprake van een serieuze verslechtering van kwaliteit, het type H4030: Droge heide. Daarvan is de SVI van 2004 op 2018 achteruitgegaan van “goed” naar “matig-slecht”.

Dat is een interessante situatie waarover ik hier recent al een en ander heb opgemerkt. Namelijk dat de (berekende) achtergronddepositie op dit habitattype op de Veluwe en andere gebieden zoals Vecht en Beneden Regge en Sallandse Heuvelrug ongeveer op het niveau van de KDW voor het type ligt. In die laatste twee gebieden is de SVI van Droge heide uitstekend en op de Veluwe bij gelijke omstandigheden “matig-slecht”. Daarvoor moeten dus andere factoren verantwoordelijk zijn dan stikstof.



Omdat de atmosferische concentratie van ammoniak in de Gelderse Vallei zo hoog is (zie de eerste grafiek: LML station Wekerom, net boven Ede) en ook in het Natura2000 gebied Bennekomse Meent (onder Ede), zou het voor de hand liggen te veronderstellen dat dit ook op de Veluwe het geval zou zijn. De eerste grafiek logenstraft dit al. In de drie deelgebieden die het MAN voor de Veluwe hanteert ligt de atmosferische concentratie ver onder het landelijk gemiddelde van de MAN-metingen.

De bovenstaande grafiek laat de jaarlijks gemiddelde concentratie zien in alle MAN-meetpunten op de Veluwe (met tussen haakjes het 5-jaars gemiddelde). Twee meetpunten springen eruit. De hoogste concentratie wordt gemeten op meetpunt 7, direct gelegen op de grens met de Gelderse Vallei, en meetpunt 8, een kilometer verder van die rand. De concentratie op meetpunt 9, nog eens twee kilometer verder van de rand van het gebied is al vergelijkbaar met meetwaarden in de rest van het gebied.

Rond de meetpunten 7 en 8 liggen hexagonen die een volledige bedekking hebben met droge heide, waarvoor een achtergronddepositie wordt berekend die rond de Kritische Depositiewaarde (KDW) van het type schommelt. Er is dus geen reden om aan te nemen dat de (hoge) ammoniakconcentraties op die meetpunten enige invloed uitoefenen, in de zin van een verhoogde depositie ten opzichte van vergelijkbare hexagonen meer naar het centrum van het gebied.

Wrange grap
Er is geen bewijs dat de agrarische activiteiten in de Gelderse Vallei via de emissie van boerenammoniak een negatieve invloed heeft op de kwaliteit van de habitattypen op de Veluwe of die op de Bennekomse Meent. De grap over een 'broken logic' waarmee ik dit artikel begon is dan ook wrang. De minister voor Stikstof en Natuur stelt maatregelen voor waarvoor ze geen biologisch bewijs of gegronde aanwijzingen heeft.




Haast, twijfel aan feiten en 'ambtsmisdrijf'

Nico Gerrits twijfelt al jaren aan de invloed van droge depositie op de natuur. Hij denkt dat lokale emissies van ammoniak (NH3, 'boerenstikstof') slechts beperkte invloed kunnen hebben op natuurgebieden vanwege hun biofysische eigenschappen (ammoniak wil omhoog, zelfs in menglagen van lucht). Depositie is het logische gevolg van regen die stikstofconcentraties uit hogere luchtlagen naar beneden laat komen. Daaronder is de nodige stikstof uit andere dan boerenbronnen en stikstof die via de hogere luchtlagen uit het buitenland binnenwaait. Om die reden spant hij zich in om aan te tonen dat de door modellen berekende droge depositie niet correspondeert met de werkelijkheid, maar berust op een foutieve theorie die in de vorm van rekenregels in de modellen is beland. Dat doet hij omdat de bestaande modellen weliswaar de best beschikbare zijn, maar nooit zijn onderworpen aan voldoende overtuigende confrontaties met de werkelijkheid.
Om die confrontatie te kunnen doen, zijn feitelijke metingen van depositie in de bodem nodig. Maar die ontbreken. Dat schreef tenminste voormalig minister van Landbouw en Natuur Carola Schouten de Tweede Kamer. Het RIVM blijkt in het verleden wel metingen te hebben gedaan. Daaruit blijkt echter dat natuur verbetert (gronden worden minder zuur), terwijl de politiek haar besluiten neemt op basis van informatie die zegt dat het slecht gaat met de natuur. Waarom de metingen niet zijn voortgezet of meer algemeen bekend geworden, is onduidelijk.

Inmiddels is een explosieve situatie ontstaan. Boeren zijn woedend vanwege het ingrijpende stikstofbeleid dat de regering voorstaat en dat de coalitie vanuit de Kamer blijft steunen ondanks gemor binnen VVD en CDA. Gisteren bleek dat het Ministerie van Financiën sommen maakt waaruit zou kunnen blijken dat de stikstofsoep niet zo heet hoeft te worden gegeten als de regering die opdient. Vandaag bleek dat de haast waarmee de regering het beleid wil invoeren staatsrechtelijk niet kan (je gaat geen beleid uitvoeren als de wetgever daar nog geen besluit over heeft genomen) volgens Prof. Paul Bovend'eert (Radboud, Nijmegen); hij spreekt van een mogelijk ambtsmisdrijf.

Het stikstofdossier zal het kabinet en de Tweede Kamer vermoedelijk regelmatig uit hun zomerreces houden nu naast een groeiend aantal vragen over de feitelijke basis ook staatsrechtelijke vragen zijn gerezen. De haast van de regering laat zich verklaren door de wens om bouwprojecten niet langer te laten wachten op vergunning. Om het land - na 3 jaar dralen, sinds de Raad van State het oude stikstofbeleid afschoot - niet nog langer op slot te zetten zijn nu mogelijk begrijpelijke, maar juridisch onvergeeflijke slordigheidsfouten gemaakt. De haast verklaart mogelijk de irritatie om de feitelijke basis voor het beleid nog eens in ogenschouw te nemen. Zo zette D66 ook de wetenschappelijke kanttekeningen van mariene bioloog én stikstofonderzoeker prof. em. Han Lindeboom buiten spel.



Dit artikel afdrukken