In het partijprogramma van de Partij voor de Dieren is substantieel minder aandacht voor zaken als zorg, ouderen, onderwijs, economie en innovaties dan bij andere partijen. Aan aandacht voor ons voedsel is echter geen gebrek. Is het daarom de partij waar je op moeten stemmen als je weet wat je wilt eten?

Terwijl de hele wereld discussieert over de toekomst van het voedsel en landbouwsysteem, lijkt de PvdD daar heldere antwoorden op te hebben. Maar als ze reëel zijn waarom zijn de PvdD plannen dan niet doorgerekend door het CPB?
Aan mij de eer om de serie rond de vraag 'als je weet wat je wilt eten, op wie moet je dan stemmen?' op foodlog.nl te openen. Daarvoor sprak ik met PvdD lijsttrekker Marianne Thieme.

Het antwoord op de vraag over doorrekenen luidde: “Omdat de PvdD niet binnen de parameters van het CPB valt.” Daarnaast, zegt Thieme, “is zonneklaar dat de CPB-berekeningen ook niet altijd de werkelijkheid weergeven. De PvdD wil een zodanig andere samenleving dat onze plannen moeilijk inpasbaar zijn in het model van het CPB.”

Marianne Thieme wijst er op dat de transitie naar een landbouw die minder schade aanricht aan ecologische systemen noodzakelijk is. De biologische landbouw en veeteelt zijn een goed uitgangspunt voor een duurzame toekomstige voedselproductie. De omschakeling is niet alleen ecologisch gezien noodzakelijk maar betekent ook een belangrijke financiële omschakeling voor de toekomst.

Het programma richt zich voornamelijk op de productiekant. Ik vroeg Thieme naar de rol van de consument. Eén van de belangrijkste punten van de PvdD is dat mensen minder vlees moeten eten. Daarvoor moet een cultuuromslag tot stand worden gebracht. De PvdD vindt dat er een belangrijke taak bij de overheid ligt, juist ook omdat 75% van de productie van dierlijke eiwitten voor export bestemd is. Er moet eerlijke en volledige informatie zijn over producten zodat consumenten zelf rationele en afgewogen keuzes kunnen maken en geen producten in de winkels aantreffen die op een onethische wijze geproduceerd zijn.

Als we op de PvdD stemmen wat eten we dan in de toekomst?
“Minder vlees en heerlijke plantaardige producten, met respect voor persoonlijke vrijheid en eigen verantwoordelijkheid”. Voedsel, zegt Thieme, “wordt in de toekomst regionaal, dwz het gebied Amsterdam, Berlijn, Parijs, Londen, geproduceerd en verwerkt. “ Zo kunnen kringlopen gesloten worden en zal de ecologische impact die het transport heeft afnemen.
Mensen moeten bewuste keuzen maken gebaseerd op correcte informatie. Als je tropische producten wilt consumeren is het je eigen verantwoordelijkheid om te overwegen of het je waard is om de ecologische gevolgen die het transport en de wijze van produceren veroorzaken voor lief te nemen. Voor een goede keuze moet je wel op de hoogte zijn van de gevolgen. Fairtrade én duurzaamheid vormen de norm.
De PvdD is tegen genetische manipulatie van planten en dieren. Dit is ethisch niet verantwoord en als we minder vlees eten simpelweg onnodig.
Verder voorlopig geen vis op het menu: “Duurzame visserij bestaat eigenlijk nauwelijks omdat bijna alle commerciële visbestanden zodanig laag zijn dat ze bedreigd worden”. Over dit onderwerp verscheen afgelopen week de film seathetruth.nl.

Worden we gezonder van een PvdD dieet?
“Veel gezonder! Veel van de belangrijke gezondheidsproblemen zijn direct gelieerd aan het huidige ongezonde dieet. Ziekten als diabetes en hart- en vaatziekten worden veelal veroorzaakt door overmatige consumptie van dierlijke eiwitten.”Volgens de PvdD moeten we voor een gezonder dieet ook minder industrieel voedsel eten en meer ‘echt’ eten. Michael Pollans Pleidooi voor echt eten (2008) blijkt ook bij Marianne Thieme op de boekenplank te staan.

Hoe gaat het platteland er uit zien?
“De koe keert terug in de wei en we gaan terug naar familiebedrijven.” Boeren kunnen een deel van het natuurbeheer op zich nemen en de biodiversiteit bevorderen. Het werk wordt intensiever en er zullen meer boeren nodig zijn, “zo creëren we arbeidsplekken. Ons partijprogramma zorgt ervoor dat er meer boeren zijn die in harmonie met hun leefomgeving produceren.”
De PvdD heeft bedenkingen bij het ontwikkelen van een tussensegment in de (pluim-)veehouderij. Thieme gelooft in innovatie, maar is beducht voor “meer verwarring bij de consument. De overheid moet minimale eisen stellen aan dierenwelzijn en duurzaamheid. Wageningen moet daar slimme ontwerpen voor maken. En als dat niet lukt een universiteit die niet onder LNV valt maar gewoon onder de minister van onderwijs”

Wat betekent dat voor onze im - en export?
Nederland krijgt een sterkere exportpositie doordat er wordt gedifferentieerd op kwaliteit. We zullen het met marginale bulkproductie namelijk op den duur moeten afleggen omdat arbeid en grond in Nederland simpelweg te duur zijn.
“We zijn de slager en melkboer van Europa geworden, dat was nooit de bedoeling”.
Regionalisering is de eerste stap die gezet moet worden. “De export zal flink afnemen, maar wat er over blijft is robuust. We hebben een kunstmatige exportpositie gecreëerd, door het geld wat Europa toelegt. Dat is niet langer houdbaar”, zegt Thieme. Boeren moeten een eigen exportpositie creëren door hoogwaardige innovatie en differentiatie. Er moet weer toegevoegde waarde van de boerderij komen in plaats van ziekmakende bulkproductie. Onderzoek van het LEI, een onderzoeksinstituut van de Universiteit van Wageningen op het gebied van ontwikkeling van economische kennis met betrekking tot voedsel, landbouw en groene ruimte, heeft aangetoond dat Nederland geheel kan overstappen op biologische productie en zichzelf kan voorzien. Boeren kunnen ook dan een goede boterham verdienen.
Import moet aan dezelfde strenge eisen voldoen als de eisen die aan de binnenlandse productie worden gesteld. Of import nodig is moeten we zien. We moeten wel zelfvoorzienend zijn, in een wereld waarin de toekomst door zaken als olieschaarste onzeker is. Thieme: “En het mooie is, het kost nauwelijks meer. In 1970 besteedden we volgens LEI economen 30% van ons inkomen aan voedsel, nu is dat nog maar 12%. Als we bereid zijn dat 16 van te maken, zijn we geheel in (biologische) zaken. Waarom zouden we met minder genoegen nemen?”

Dit artikel afdrukken