Het letterlijk levensbepalende bodemleven staat door de industriële landbouw wereldwijd onder grote druk. Ook Nederland speelt daar direct en indirect een grote rol in als groot importeur van veevoer voor onze vee-industrie. Maar kennelijk zijn de dramatische gevolgen van dit ‘model’ - dat drijft op fossiele brandstoffen - nog steeds onvoldoende doorgedrongen om overheden tot adequate actie aan te zetten. De lobby van de agro-industrie om door te gaan met het voor aandeelhouders lucratieve systeem van korte termijn exploitatie van natuurlijke hulpbronnen, is kennelijk nog te sterk. Toch moet het roer nu echt om.

Landbouw is cultuur van mensen die planten en dieren letterlijk in cultuur brengen om onze basisbehoeften te dienen
Landbouw is geen industrie, geen natuur, maar cultuur
Als de zorg voor bodemvruchtbaarheid als uitgangspunt wordt genomen, dient dat onze klimaatdoelen, onze biodiversiteitsdoelen, de kwaliteit van ons oppervlaktewater, de leefbaarheid van het platteland, de gezondheid van onze bevolking en onze voedselzekerheid. Nu dit inzicht bij een bewust wordende groep burgers toeneemt ontstaan er op steeds meer plaatsen zogenaamde boer-burger collectieven. Via community supported agriculture (CSA’s) zoeken ze een weg buiten het bestaande voedselsysteem, door samen grond te pachten of beheren en vanuit agro-ecologische principes en zonder kunstmest en landbouwgif te gaan werken. CSA’s, zoals het succesvolle concept Herenboeren (inmiddels 14 operationeel en 35 in de pijplijn) zorgen bovendien voor sociaaleconomische vernieuwing en brengen de landbouw weer in het midden van onze cultuur. Naast de paar duizend biologisch werkende boerderijen vormen deze pioniers oases van hoop en verbinding. Ze tonen aan dat voedsel verbouwen zonder chemisch synthetische middelen een reële optie is. Landbouw is geen industrie, landbouw is geen natuur, landbouw is cultuur, waar mensen planten en dieren letterlijk in cultuur brengen om onze basisbehoeften te dienen.

Onze overheid zal een leidende rol moeten vervullen om de chemie in de landbouw in lijn met de Europese ‘green deal’ aan banden te leggen en onze afhankelijkheid van de import van grondstoffen te verkleinen
Maar het is nog volstrekt onvoldoende. Onze overheid zal een leidende rol moeten vervullen om de chemie in de landbouw in lijn met de Europese ‘green deal’ aan banden te leggen en onze afhankelijkheid van de import van grondstoffen te verkleinen. Het is de overheid die vanuit haar maatschappelijke zorgplicht en als wetgever kan en moet zorgen dat biologische of andere vormen van gifvrije landbouw de nieuwe norm worden.

Regionaal werkende boeren voeden de wereld
De VN rapporteert in haar recente ‘Global Land Outlook’ dat 40% van onze bodems wereldwijd inmiddels ernstig zijn gedegradeerd. Met steeds vaker regionale voedseltekorten als gevolg. De oplossingen voor deze problemen zijn volgens hetzelfde VN rapport gelegen in het verbeteren van de positie van vaak kleinschalig en voor de eigen regio werkende boeren om vanuit agro-ecologische principes te kunnen werken. De agro-industrie roept altijd dat ‘zij de wereld voedt’, maar dat klopt niet. De sleutel ligt bij boeren die gericht zijn op de lokale bevolking en die -ondanks dat ze nog maar een kwart van het landbouwoppervlakte in de wereld in handen hebben- naar schatting 70% van het voedsel voor mensen verzorgen. Onlangs kwam een rapport van Ecoruralis uit dat boeren in de Oekraïne die 1 tot maximaal 100 hectare bewerken met slechts 12% van het totale areaal, meer dan de helft van het voedsel in het land verzorgen. 98% van de aardappelen, 86% van de groenten, 85% van het fruit en 81% van de melk!

Investeerders grazen als sprinkhanen over de aardbodem en produceren vooral diervoeder en energiegewassen voor de export in plaats van voedsel voor de lokale bevolking
Overal worden boeren -die soms al vele generaties op hetzelfde land werken- door investeerders op vaak agressieve wijze van hun grond worden verdreven voor industriële landbouw. In plaats van steun voor lokale boeren om hun kennis te verbeteren en opbrengsten te verhogen door te investeren in de bodem en de biodiversiteit, komt er agro-industrie voor in de plaats, met eigenaars – vaak ook oligarchen - zonder binding met de omgeving. Ze grazen als sprinkhanen over de aardbodem en produceren vooral diervoeder en energiegewassen voor de export in plaats van voedsel voor de lokale bevolking.

Natuurinclusieve kringlooplandbouw als exportmodel
Juist Nederland zou als dichtbevolkte delta nu een omslag kunnen maken naar een natuurinclusieve kringlooplandbouw die vooral voor de eigen regio produceert. Niet alleen als bron voor vers voedsel, maar ook met andere gewassen die - voor zover de ruimte het toelaat- kunnen dienen als milieuvriendelijke grondstoffen voor de bouw, voor kleding, en voor eco-diensten als schoon water en natuur. Met bijvoorbeeld lisdodde dat geteeld kan worden bij hogere grondwaterstanden in de veenweidegebieden, zodat de methaanuitstoot door verdroging hier tot stilstand kan worden gebracht. Van lisdodde kan ondermeer isolatiemateriaal worden gemaakt. Zo kan landbouw bijdragen aan een circulaire samenleving. De kennis die we daarmee opdoen kan - geholpen door onderzoekers en designers – enigszins vergelijkbaar met ons watermanagement, ons nieuwe exportmodel worden.

Geholpen door onderzoekers en designers kan landbouwcultuurkennis – net als ons watermanagement - ons nieuwe exportmodel worden
Van onze overheden vraagt het regelgeving met ruimte voor pioniers en belastingen voor de vervuilers om oneigenlijke concurrentie tegen te gaan. Zo kan er in ons land een transitie in gang worden gezet van de milieubelastende export van o.a. bloemen en bloembollen, vlees en zuivel (waar voor het benodigde veevoer elders in de wereld ontbossing en grondonteigening plaatsvindt) naar een klimaat-, natuur-, dier- en mensvriendelijke landbouw die tal van beleidsdoelen dichterbij brengt.

Nu is het juiste moment
En er ligt nu een mooie kans om door te pakken. Met de huidige hoge energieprijzen en geo- politieke conflicten, zijn met name kunstmest en veevoer fors duurder geworden. Kunstmest en veevoer voor onze intensieve dierhouderij, vormen met landbouwgif de ‘pijlers’ van ons huidige voedselsysteem en staan aan de basis van vele milieu- en gezondheidsproblemen. Met een gifvrije landbouw en een drastisch verkleinde veestapel, ontstaat ruimte voor veel meer plantaardige voedselproductie voor mensen, ontstaat er weer ruimte voor vogels en insecten, is er geen stankoverlast voor burgers rondom megastallen, zijn er minder risico’s op uitbraken van dierziekten, worden er veel minder broeikasgassen uitgestoten. Bovendien verkleint vermindering van het gebruik van gewasbestrijdingsmiddelen de kans op de ziekte van Parkinson, die steeds meer boeren en burgers treft in gebieden waar veel landbouwgif wordt gebruikt. En dan laat ik de gezondheidsvoordelen van voedsel uit vitale bodems nog buiten beschouwing.

Dat landbouwgif niet gunstig is zullen de meesten onder ons wel begrijpen, maar wat is het probleem met kunstmest? Sinds de industriële revolutie zijn we onze bodems steeds minder gaan beschouwen als levend organisme, maar als een soort substraat om planten en (indirect) dieren zo snel mogelijk mee te voeden, met een sleutelrol voor kunstmest.
De productie van stikstofkunstmest vraagt een grote hoeveelheid fossiele energie en voedt direct de plant en niet het bodemleven en werkt als zodanig als een soort doping. Met kunstmest kan meer voedsel worden geproduceerd, maar in de loop der jaren neemt het bodemleven in activiteit en kracht af, waardoor de productiviteit bodem omlaag gaat, de planten kwetsbaarder worden voor plaaginsecten en er steeds vaker pesticiden nodig zijn. Een prachtig korte termijn verdienmodel voor toeleveranciers, een drama op lange termijn voor de bodem. Als telkens op grote stukken land dezelfde gewassen op industriële wijze worden geteeld, daalt het organisch stof gehalte in de bodem totdat de bodem raakt uitgeput.

Justus vergeleek kunstmest in zijn tijd met het effect van brandewijn op de mens
De boer als verdienmodel
Justus von Liebig, als onderzoeker de grondlegger van landbouw op chemische basis, waarschuwde al in 1861 voor de negatieve gevolgen voor het bodemleven door het eenzijdig opjagen van plantengroei met kunstmest. Justus vergeleek kunstmest in zijn tijd met het effect van brandewijn op de mens. Een eeuw later verschenen steeds vaker alarmerende rapporten en boeken, die wezen op de risico’s van industriële landbouw. Toch hebben kunstmest en landbouwgif een grote vlucht genomen. Er is er een agro-industrie ontstaan waarbij de boer onderdeel is geworden van een verdienmodel van toeleveranciers gebaseerd op beheersing van de natuur in plaats van te werken vanuit de ecologische draagkracht.

Onafhankelijke landbouwadviseurs
De diensten voor onafhankelijk landbouwadvies die ooit in ons land bestonden zijn ingeruild door ‘erfbetreders’ in dienst van de agro-industrie- voornamelijk de leveranciers van kunstmest, pesticiden, zaden, veevoer , machines en financiën. Ze zijn gebaat bij voortdurende productietoename en grootschaligheid en zorgen via de boer voor goedkope grondstoffen voor de voedselverwerkende industrie. De maatschappelijke kosten worden afgewenteld op de samenleving. Dit landbouwsysteem plaatst ons nu voor torenhoge kosten in het kader van o.a. de stikstofcrisis, slechte waterkwaliteit en verlies aan biodiversiteit. Problemen die in directe relatie staan over hoe we met onze bodems omgaan. De boer is vooral slachtoffer. Wereldwijd liggen de percentages zelfmoord onder boeren ver boven de gemiddeldes.

Dat steeds meer groene weiden en akkers inmiddels een soort eenzijdige groene woestijnen vormen, waar het leven zicht uit terugtrekt, ontgaat de meeste burgers. Niet alleen de vogels en insecten zijn grotendeels verdwenen, maar ook het ondergrondse bodemleven wordt aangetast. En zo gaat deze stille plundering van onze biodiversiteit en onze bodemvruchtbaarheid voort.

100 jaar geleden wisten we het al
De zorg over wat grootschalig gebruik van kunstmest met het bodemleven en de voedselkwaliteit zou doen, leidde bijna 100 jaar geleden tot de start van de biodynamische landbouwmethode, waar het landbouwbedrijf wordt gezien als een levend organisme. Ziekten en plagen kunnen dankzij het bodemleven en de rijke biodiversiteit worden beheerst.
Een gemengd en grondgebonden bedrijfssysteem waar het meeste veevoer zelf wordt verbouwd, betekent ook een beperkte veestapel met veel weidegang en minder broeikasemissies
Biodynamische boeren zorgen met gecomposteerde, strorijke dierlijke mest, een ruime vruchtwisseling en stikstofbindende gewassen voor een natuurlijk systeem om de bodemvruchtbaarheid in stand te houden. Bodems blijven jaarrond zo veel mogelijk bedekt. Vooral wisselteelt met o.a. gras klaver kan koolstof in de bodem vastleggen een daarmee een belangrijke bijdrage leveren aan oplossing van de grootste bedreiging van onze tijd: klimaatverandering. Een gemengd en grondgebonden bedrijfssysteem waar het meeste veevoer zelf wordt verbouwd, betekent ook een beperkte veestapel met veel weidegang en minder broeikasemissies. En het mooie is dat wat goed is voor de bodem, ook past bij een gezond voedselpatroon voor de mens, namelijk met meer variatie en minder dierlijke producten.

Vaak wordt gewezen op een gemiddeld lagere productie per hectare bij biologische landbouw. Dat klopt voor de korte termijn, maar op bodems die uitgeput raken door de intensieve landbouw, kunnen we op termijn geen voedsel meer verbouwen. Daar komt bij dat een beperking van de dierhouderij - en dus voor arealen veevoer die we importeren - een veel groter effect heeft op onze voedselzekerheid omdat het veel efficiënter is om direct voedsel voor mensen te verbouwen dan indirect via dieren.
Vaak wordt gewezen op een gemiddeld lagere productie per hectare bij biologische landbouw. Dat klopt voor de korte termijn, maar op bodems die uitgeput raken door de intensieve landbouw, kunnen we op termijn geen voedsel meer verbouwen
Bovendien tonen langjarige vergelijkende veldproeven van het Zwitserse onderzoekinstituut Fibl en het Amerikaanse Rodale Institute aan dat de biologische en biodynamische teelten t.o.v. gangbare teelten bij weersextremen vaak al gelijk of soms zelfs beter scoren. Dat komt doordat bodems met een hoger organische stofgehalte een beter water regulerend vermogen hebben. En periodes van extreme droogte en extreme wateroverlast komen nu al steeds vaker voor en dat zal helaas nog verergeren.

Geld en energie stromen de verkeerde kant op
Hoe verder? De vervuiler betaalt nog altijd niet, maar wordt betaald. Ten eerste nu met miljarden overheidsgeld om enkele honderden boeren die veel stikstof uitstoten uit te kopen zodat de rest op oude voet door kan gaan. Ten tweede worden de maatschappelijke kosten voor verlies aan natuur en milieu nog altijd niet in rekening gebracht bij de veroorzakers, met oneigenlijke concurrentie met biologisch werkende boeren als gevolg. En ten derde komen de meeste Europese subsidiegelden nog altijd voornamelijk bij de grootschalig werkende boeren terecht.

In deze zogenaamd vrije markt beconcurreren de grote bedrijven en vervuilers kleine boeren in ontwikkelingslanden, zoals bij de export van onze gesubsidieerde kippenvleugels de lokale boeren in West Afrika de kop hebben gekost. Ook onze liefde voor fast fashion zorgt voor vervuilende en water en ruimte verslindende teelten op het Zuidelijk halfrond en vormt daarmee een belangrijke oorzaak dat in steeds meer gebieden de voedselzekerheid onder druk staat.

Van welvaart naar welzijn
Gaan we in Nederland met het terugbrengen onze landbouwexport ook terug in ‘welvaart’? Wel als je welvaart definieert als drie keer met het vliegtuig op vakantie per jaar, maandelijks nieuwe kleren kopen en vlees voor een prijs die slechts een fractie van de werkelijke prijs bedraagt. Al moet je dat ook niet overdrijven, landbouw bedraagt maar een beperkt percentage van onze economie en kost de samenleving miljarden in de bestrijding van dierziekten en het schoon houden van ons drinkwater.

De samenleving krijgt er welzijn voor terug, zoals het kunnen eten van verse groenten en fruit uit de eigen omgeving, genieten van de vogels en fietsen in je omgeving, frisse lucht om te ademen, schoon water om in te kunnen zwemmen, bodems die ook voor toekomstige generaties productief blijven. Aantrekkelijke landbouwbedrijven dragen bij aan de lokale economie met kansen voor recreatie, educatie, zorg en ambachtelijk werk. Leven trekt leven aan.

Ecomodernisme als dwaalspoor
Laten we niet teveel tijd verspillen door de aandacht te verleggen naar de zelfverklaarde ecomodernisten die denkend vanuit het bestaande controlemodel nieuwe technieken aanprijzen om zaadgoed genetisch te manipuleren of voedselflats aanprijzen waar zonlicht en aarde wordt ingeruild voor kunstlicht en substraat. Het is eenzijdig gericht op technologie, het verdienmodel hierachter blijft ongewijzigd. De natuur – die altijd streeft naar herstel van balans en diversiteit - zal zich altijd tegen steriele omstandigheden en eenzijdige teelten teweer stellen en dan vervallen we weer in gebruik van landbouwgif. En dat is bij alle schone beloftes van genetische gemodificeerde gewassen ook elke keer weer gebleken. In de plantlabs/voedselflats wordt vooral sla geproduceerd, met weinig voedingswaarde. Het kan hooguit een marginale rol gaan vervullen.

Ecomodernisten pleiten voor een scherpe tweedeling tussen landbouw en natuur. Maar voedselproductie die de natuur vooral wil uitsluiten en beheersen is een utopie
Ecomodernisten pleiten voor een scherpe tweedeling tussen landbouw en natuur. Maar voedselproductie die de natuur vooral wil uitsluiten en beheersen is een utopie, terwijl nu al in de praktijk bewezen wordt dat een duurzame natuurinclusieve landbouw mogelijk is. Ecomodernisme is de nooduitgang voor de grote spelers in de agri-sector die de bui zien hangen, maar met een eigen invulling van de term regeneratieve landbouw op de oude voet door willen gaan. De in de Europese wet verankerde biologische landbouw, wordt door de grote agri-spelers doodgezwegen.

Technologie dienstbaar aan de boer
Natuurlijk is het beeld nooit volledig zwart-wit. Voor een productieve landbouw speelt veredeling van gewassen een rol, met technologie kan de landbouw onafhankelijker worden van fossiele brandstoffen, kunstmest zal in sommige delen van de wereld - vooral in Afrika- in combi met goede bodemverzorging voorlopig nog een rol blijven vervullen. Er is een markt voor natuurlijke gewasbeschermingsmiddelen. Er zullen tussenvormen blijven bestaan. Er zijn fantastische innovatieve boeren die nog wel beperkt chemie inzetten. De biologische landbouw en de agro-ecologische beweging hebben nog tal van ontwikkelingsvraagstukken, de kringlopen zijn nog niet gesloten en er ligt ook bij de biologische en biodynamische landbouw nog een grote uitdaging om fossiele brandstoffen uit te bannen.

Maar landbouwgif, kunstmest en de intensieve dierhouderij moeten alle drie drastisch teruggebracht worden om de grote uitdagingen van onze tijd aan te kunnen. Technologie, onderzoek, landbouwadvies en scholing moeten daartoe dienend worden aan onze gezamenlijke belangen, in plaats van sturend voor het financiële belang van enkelen. Nu worden in de veredeling bv miljoenen geïnvesteerd om een ‘traanloze ui te kweken. Is dat werkelijk waar we op zitten te wachten? Of echt om te huilen?

Juist Nederland zou een geweldige proeftuin kunnen worden om te laten zien dat er een keus is
Ramp in slow motion
We zitten gevangen in een idee dat een radicale omslag niet mogelijk is, maar het is omgekeerd. Doorgaan op oude voet is onmogelijk. Bij acute rampen gaan we blussen, pompen, strijden, omdat we geen andere keus hebben. Niemand spreekt dan over ‘verdienmodellen’. De snelle klimaatverandering, het verlies aan planten en diersoorten, de herhaaldelijke grote uitbraken van dierziekten, het verlies aan vruchtbare gronden, vormen een ramp in slow motion. We zullen ons tot deze feiten moeten verhouden en in actie moeten komen. En juist Nederland zou een geweldige proeftuin kunnen worden om te laten zien dat er een keus is.

Steun onafhankelijk landbouwadvies, zorg voor toekomstgericht onderwijs met lessen ecologie, biologie en voedingsleer. Zorg voor belasting op vervuilende producten, stimuleer participatief onderzoek voor pionierende ecologisch werkende boeren. Zorg voor toegang tot grond voor boeren die willen investeren in een gezond bedrijfssysteem. Gebruik klimaat en stikstoffondsen om boeren de omslag te kunnen laten maken. Stuur met visie op doelen en resultaten in plaats van het proberen te beheersen van uitwassen met losse maatregelen. (denk aan luchtwassers voor de bio-industrie voor vermindering van uitstoot van fijnstof en stank, een end of pipe benadering voor een in zichzelf onhoudbaar systeem) En zeg tegen de lobbyisten dat je helaas geen tijd voor ze hebt, omdat het nu om de toekomst van ons allen gaat.

Oases van hoop en verbinding
De lobbymacht van de bestaande structuur bleek nu nog telkens te sterk om het in alle opzichten krakende systeem te doen veranderen en heeft zich ook in de politiek genesteld onder de verbloemende naam Boer Burger Beweging. Maar de echte boer burger beweging is waar boeren en burgers daadwerkelijk met elkaar verbonden zijn. Daar vormen zich oases van hoop en groeiend bewustwording. Nog veel meer boeren, tuinders en burgers kunnen zich hierbij aansluiten en kiezen met hun vork en in het stemhokje in welk land ze willen wonen. Zodat onze boeren de aarde vruchtbaar kunnen houden. De enige kans op een leefbare toekomst ligt onder onze voeten.

Bert van Ruitenbeek is al bijna 25 jaar werkzaam in de biologische en biodynamische landbouw, nu als directeur van het Demeter keurmerk voor biodynamische landbouw en voeding. Met initiatieven als Adopteer een Kip, de Week van de Smaak, maar ook als columnist en podcastmaker en organisator van tientallen debatavonden met internationaal befaamde opinion-leaders als Michael Pollan, Vandana Shiva en Carolyn Steel- werkt hij aan een hernieuwd bewustzijn om de essentiële rol van landbouw en voeding te duiden voor ons voorbestaan.
Dit artikel afdrukken