Er is veel maatschappelijk debat over de concurrentie tussen voeder voor dieren en voedsel voor mensen. Een nieuwe studie van het Belgische onderzoeksinstituut ILVO en de Belgian Feed Association (BFA) berekende hoe efficiënt dieren omspringen met plantaardige eiwitten, die ook voor menselijke consumptie geschikt zijn. Niet de kip, maar de koe blijkt de kampioen van de voederconversie.
“Als koepelorganisatie van veevoederbedrijven wilden we weten hoe het in ons land staat met de eiwitcompetitie tussen mens en landbouwdieren. Verkrijgen we, met de hier gebruikte voederstrategieën en –samenstellingen, netto meer of minder humaan eetbaar eiwit, na omzetting door een rund, varken of kip?”, zegt Katrien D’hooghe, managing director van BFA, “We vinden het onze taak om die cijfers te kennen, en om te streven naar een nog beter rendement op dit vlak, zodat er minder voeding voor de mens naar een dier hoeft te gaan. Dat past in ons stappenplan om de impact van onze sector op de omgeving en de voedselketen verder te beperken.”
Methodologie
Verschillende onderzoeksgroepen werkten al aan een methodologie om de competitie voor plantaardig eiwit tussen dieren en mensen in kaart te brengen. Carolien De Cuyper (ILVO dier- & voederexpert): “In ons vak is de berekening van bruto eiwit efficiëntie goed bekend. Daar stellen we de vraag: hoeveel eiwit wordt geproduceerd door de dieren ten opzichte van de hoeveelheid eiwit die ze consumeren? Landbouwdieren kunnen in hun rantsoen echter zowel plantaardig eiwit hebben dat zij alleen verteerd krijgen, als plantaardig eiwit dat ook in menselijke voeding (direct of na bewerkingen) terecht kan. De berekening van de eetbaar eiwit efficiëntie is een innovatieve benadering die precies de competitie tussen dier en mens voor eetbaar eiwit becijfert.”
Het ILVO bracht voor de algemeen gangbare dierlijke productiesystemen in België (varken, leghennen, braadkippen, melkvee en vleesvee) in kaart wat de dieren gebruiken aan eetbaar eiwit (op basis van de voedersamenstelling) en aan eetbaar eiwit produceren (hun totale output als melk, eieren, vlees). Voor de input werkten de onderzoekers op basis van de voedersamenstellingen. Voor de bepaling van het eetbaar eiwitgehalte van elk van de verschillende grondstoffen baseerden ze zich op een Franse studie, die eerder al een lijst uitwerkte met de percentages humaan eetbaar eiwit per voederingrediënt.
“Vervolgens konden we voor elk productiesysteem de verhouding bepalen van het geproduceerde humaan eetbaar dierlijk eiwit ten opzichte van het door de dieren geconsumeerde humaan eetbaar eiwit en verkregen zo de eetbaar eiwitefficiëntie per diersoort en voedersysteem”, zegt De Cuyper. Is de score duidelijk lager dan 1, dan is het dier een netto consument van -humaan eetbaar eiwit. Is de waarde groter dan 1, dan wordt er meer humaan eetbaar dierlijk eiwit geproduceerd dan er eetbaar plantaardig eiwit voor is gebruikt. In dat geval levert het dier een positieve bijdrage aan de productie van eiwitten voor menselijke consumptie.
De resultaten sluiten nauw aan bij het gezond boerenverstand, maar in het maatschappelijk debat raken ze al eens ondergesneeuwd. De eetbaar eiwit efficiëntie voor de rundveesector is flink groter dan 1, wat koeien een netto producent van eetbare eiwitten maakt. Door te grazen en te herkauwen valoriseren runderen de eiwitten in gras die niet door de mens gegeten kunnen worden. Het extensieve rundveesysteem – met een hoog aandeel aan ruwvoeder en gras - scoort zowel voor vlees –als melkvee het hoogst in eetbaar eiwit efficiëntie.
Varkens en kippen zijn dan weer netto consumenten van eetbare eiwitten door hun hoge afhankelijkheid van granen. Over het eetbaar eiwitgehalte van tarwe in de Belgische context is goed nagedacht. 90 procent van het graanareaal is in België is voedertarwe die niet geschikt is voor menselijke consumptie. In grote landen als Frankrijk en Duitsland zijn de omstandigheden veel gunstiger om baktarwe te produceren. Daardoor zijn studies uit andere landen niet zomaar over te nemen. Katrien D’hooghe (BFA): ‘Daarom hebben we een nuance gemaakt bij het competitiekarakter van voedertarwe. In de Belgische veevoederrantsoenen wordt voedertarwe en geen baktarwe gebruikt. Voedertarwe wordt door de voedingsindustrie als niet verwerkbaar voor humane toepassing beschouwd. Wij hebben gevraagd om volgende hypothese door te rekenen: Stel dat je de eetbaar eiwit efficiëntiescore zou berekenen met de eetbaar-eiwit-gehaltes van voedertarwe, wat dan?”
Als het effect van de voedertarwe wordt meegenomen, dan komt de eiwit efficiëntie uit op 1,36 voor vleesvarkens, 0,96 voor braadkippen en 1,30 voor leghennen. Dat maakt ook varkens en legkippen netto producenten van eetbaar eiwit, alleen de vleeskip consumeert nipt meer plantaardige eiwitten dan ze zelf terug geeft in dierlijke eiwitten. “Deze studie neemt slechts één aspect van duurzaamheid onder de loep”, zegt ILVO-onderzoekster Leen Vandaele, “Er zijn nog heel wat andere belangrijke en beïnvloedende parameters zoals enterische emissies, landgebruik, koolstofopslag, waarde van de dierlijke mest… We moeten al die factoren in acht nemen om een vollediger beeld te schetsen van de duurzaamheid van de veehouderij.”
Katrien D’hooghe, managing director BFA, wil met de resultaten van de studie aan de slag: “Dit sterkt ons in onze overtuiging dat we maximaal moeten inzetten op het gebruik van nevenstromen van de productie van levensmiddelen en biobrandstoffen. Producten zoals bietenpulp en bierdraf kunnen we niet zelf opeten, maar ze hebben hun plaats in circulaire productiesystemen. Momenteel zijn 43% van onze grondstoffen al dergelijke nevenstromen. Tegen 2030 moet dit de helft zijn. Ook onze zoektocht naar alternatieve eiwitten, zoals erwten, veldbonen en insecten zetten we verder. Met als extra aandachtspunt het vermijden van competitie tussen eiwit voor diervoeder en voor menselijke voeding.”
Lees de volledige gepubliceerde studie hier.
Dit artikel verscheen 2 mei 2022 op VILT.
Dit artikel afdrukken
Methodologie
Verschillende onderzoeksgroepen werkten al aan een methodologie om de competitie voor plantaardig eiwit tussen dieren en mensen in kaart te brengen. Carolien De Cuyper (ILVO dier- & voederexpert): “In ons vak is de berekening van bruto eiwit efficiëntie goed bekend. Daar stellen we de vraag: hoeveel eiwit wordt geproduceerd door de dieren ten opzichte van de hoeveelheid eiwit die ze consumeren? Landbouwdieren kunnen in hun rantsoen echter zowel plantaardig eiwit hebben dat zij alleen verteerd krijgen, als plantaardig eiwit dat ook in menselijke voeding (direct of na bewerkingen) terecht kan. De berekening van de eetbaar eiwit efficiëntie is een innovatieve benadering die precies de competitie tussen dier en mens voor eetbaar eiwit becijfert.”
Het ILVO bracht voor de algemeen gangbare dierlijke productiesystemen in België (varken, leghennen, braadkippen, melkvee en vleesvee) in kaart wat de dieren gebruiken aan eetbaar eiwit (op basis van de voedersamenstelling) en aan eetbaar eiwit produceren (hun totale output als melk, eieren, vlees). Voor de input werkten de onderzoekers op basis van de voedersamenstellingen. Voor de bepaling van het eetbaar eiwitgehalte van elk van de verschillende grondstoffen baseerden ze zich op een Franse studie, die eerder al een lijst uitwerkte met de percentages humaan eetbaar eiwit per voederingrediënt.
“Vervolgens konden we voor elk productiesysteem de verhouding bepalen van het geproduceerde humaan eetbaar dierlijk eiwit ten opzichte van het door de dieren geconsumeerde humaan eetbaar eiwit en verkregen zo de eetbaar eiwitefficiëntie per diersoort en voedersysteem”, zegt De Cuyper. Is de score duidelijk lager dan 1, dan is het dier een netto consument van -humaan eetbaar eiwit. Is de waarde groter dan 1, dan wordt er meer humaan eetbaar dierlijk eiwit geproduceerd dan er eetbaar plantaardig eiwit voor is gebruikt. In dat geval levert het dier een positieve bijdrage aan de productie van eiwitten voor menselijke consumptie.
Het extensieve rundveesysteem – met een hoog aandeel aan ruwvoeder en gras - scoort zowel voor vlees –als melkvee het hoogst in eetbaar eiwit efficiëntieGrazende koe draagt netto bij
De resultaten sluiten nauw aan bij het gezond boerenverstand, maar in het maatschappelijk debat raken ze al eens ondergesneeuwd. De eetbaar eiwit efficiëntie voor de rundveesector is flink groter dan 1, wat koeien een netto producent van eetbare eiwitten maakt. Door te grazen en te herkauwen valoriseren runderen de eiwitten in gras die niet door de mens gegeten kunnen worden. Het extensieve rundveesysteem – met een hoog aandeel aan ruwvoeder en gras - scoort zowel voor vlees –als melkvee het hoogst in eetbaar eiwit efficiëntie.
Varkens en kippen zijn dan weer netto consumenten van eetbare eiwitten door hun hoge afhankelijkheid van granen. Over het eetbaar eiwitgehalte van tarwe in de Belgische context is goed nagedacht. 90 procent van het graanareaal is in België is voedertarwe die niet geschikt is voor menselijke consumptie. In grote landen als Frankrijk en Duitsland zijn de omstandigheden veel gunstiger om baktarwe te produceren. Daardoor zijn studies uit andere landen niet zomaar over te nemen. Katrien D’hooghe (BFA): ‘Daarom hebben we een nuance gemaakt bij het competitiekarakter van voedertarwe. In de Belgische veevoederrantsoenen wordt voedertarwe en geen baktarwe gebruikt. Voedertarwe wordt door de voedingsindustrie als niet verwerkbaar voor humane toepassing beschouwd. Wij hebben gevraagd om volgende hypothese door te rekenen: Stel dat je de eetbaar eiwit efficiëntiescore zou berekenen met de eetbaar-eiwit-gehaltes van voedertarwe, wat dan?”
Momenteel zijn 43% van onze grondstoffen al dergelijke nevenstromen. Tegen 2030 moet dit de helft zijn. Ook onze zoektocht naar alternatieve eiwitten, zoals erwten, veldbonen en insecten zetten we verderBelgische voedertarwe
Als het effect van de voedertarwe wordt meegenomen, dan komt de eiwit efficiëntie uit op 1,36 voor vleesvarkens, 0,96 voor braadkippen en 1,30 voor leghennen. Dat maakt ook varkens en legkippen netto producenten van eetbaar eiwit, alleen de vleeskip consumeert nipt meer plantaardige eiwitten dan ze zelf terug geeft in dierlijke eiwitten. “Deze studie neemt slechts één aspect van duurzaamheid onder de loep”, zegt ILVO-onderzoekster Leen Vandaele, “Er zijn nog heel wat andere belangrijke en beïnvloedende parameters zoals enterische emissies, landgebruik, koolstofopslag, waarde van de dierlijke mest… We moeten al die factoren in acht nemen om een vollediger beeld te schetsen van de duurzaamheid van de veehouderij.”
Katrien D’hooghe, managing director BFA, wil met de resultaten van de studie aan de slag: “Dit sterkt ons in onze overtuiging dat we maximaal moeten inzetten op het gebruik van nevenstromen van de productie van levensmiddelen en biobrandstoffen. Producten zoals bietenpulp en bierdraf kunnen we niet zelf opeten, maar ze hebben hun plaats in circulaire productiesystemen. Momenteel zijn 43% van onze grondstoffen al dergelijke nevenstromen. Tegen 2030 moet dit de helft zijn. Ook onze zoektocht naar alternatieve eiwitten, zoals erwten, veldbonen en insecten zetten we verder. Met als extra aandachtspunt het vermijden van competitie tussen eiwit voor diervoeder en voor menselijke voeding.”
Lees de volledige gepubliceerde studie hier.
Dit artikel verscheen 2 mei 2022 op VILT.
De bevindingen van ILVO sluiten aan bij onderzoek van de Nederlandse WUR-hoogleraren Martin van Ittersum en Imke de Boer. In een publicatie in Nature toonden zij aan dat het als duurzaam aanbevolen EAT Lancet-menu de duurzaamheid van kip onjuist berekent. Bram Bombeek schreef er hier nader over. Het WUR-onderzoek breekt ook een lans voor het varken als duurzamer dier dan kip. De omkering van de gedachte dat kip vanwege de gunstige voerconversie in kilo's het duurzamere dier zou zijn, komt door een verschil in perspectief. De jongste onderzoeken gaan uit van voor mensen onbruikbare kilo's gewasopbrengst. De koe eet gras van gronden waar mensen geen gewassen die voor hen nuttig zijn kunnen verbouwen. Varkens eten resten uit de levensmiddelenindustrie (zoals oud brood en oude en gebroken koekjes, stoomschillen en bierbostel). Dat levert een heel nieuwe kijk op duurzaam voedsel op. Aangetekend moet worden dat landbouwhuisdieren traditioneel doorgaans juist voor de mest en recycling van anders verspild voedsel werden ingezet. Nieuw is die kijk dan ook niet echt.
Een ander nieuw perspectief presenteerde hier in maart 2021 agrobioloog Henk Breman. Hij stelt voor het nut van landbouwhuisdieren te bekijken vanuit landgebruik. Omdat op de wereld al zoveel land wordt gebruikt, laat hij grasland liever natuurland om de wilde natuur van voor mensen onnutte gronden gebruik te laten maken. Daarmee vervalt het nut van de grazende koe en komt vooral het nut van het varken naar voren, op voorwaarde dat het alleen resten uit de levensmiddelenindustrie krijgt voorgezet.
Een ander nieuw perspectief presenteerde hier in maart 2021 agrobioloog Henk Breman. Hij stelt voor het nut van landbouwhuisdieren te bekijken vanuit landgebruik. Omdat op de wereld al zoveel land wordt gebruikt, laat hij grasland liever natuurland om de wilde natuur van voor mensen onnutte gronden gebruik te laten maken. Daarmee vervalt het nut van de grazende koe en komt vooral het nut van het varken naar voren, op voorwaarde dat het alleen resten uit de levensmiddelenindustrie krijgt voorgezet.
Nog 3
Je hebt 0 van de 3 kado-artikelen gelezen.
Op 5 april krijg je nieuwe kado-artikelen.
Op 5 april krijg je nieuwe kado-artikelen.
Als betalend lid lees je zoveel artikelen als je wilt, én je steunt Foodlog
Lees ook
Hoewel begrijpelijk, maar dit onderzoek gaat alleen uit van de huidige situatie. Als we wereldwijd naar een meer plantaardig productie overgaan, dan is het houden van graslanden niet meer zo slim. En daarmee vervalt de duurzaamheid van het rund. We zullen dierlijke productie altijd nodig hebben om een balans in de voedingslandbouw te behouden, maar intensieve veehouderij maak je niet aantrekkelijk met dit soort studies.
Voor mij wordt is het doel van dit soort onderzoeken vooral het opwerpen van een groot rookgordijn dat moet verhullen dat huidige verdienmodellen in de landbouw overeind moeten blijven. Het is interessant om te onderzoeken of een koe efficiënt plantaardige eiwitten in dierlijke eiwitten omzet, maar als fundamenteel onderzoek naar de koe als onlosmakelijk met ons verbonden fellow traveller op deze planeet, en niet als toegepast onderzoek dat moet leiden tot politieke besluiten die vervolgens de duurzaamheidsdoelstellingen weer doen verwateren. Vertragen, boekhoudkundige verduurzaming, zijn vaak de uitkomsten van dit soort onderzoek, dat ook de carbon credits heeft opgeleverd. Zie ook het roodgordijn dat Petra Berkhout van WUR bij EenVandaag opwierp.
De rol van WUR is opnieuw dubieus. WUR-onderzoekers zouden mogelijk echt kunnen helpen om de landbouw te verduurzamen, maar een duurzaam landbouwmodel dat werkt vanuit kleine kringlopen zou wetenschappelijk onderzoek dat gebeurt van uit de wetenschappelijke methode en plaatsvindt vanuit de gedachte dat Nederland voorop loopt in de wereld en de hele wereld van landbouwproducten moet voorzien, grotendeels overbodig maken en meer leunen op inzichten vanuit de praktijk. Dit laatste is wat we nodig hebben, empirisch onderzoek, netwerken tussen boeren die nieuwe landbouwmodellen willen proberen en elkaar helpen en leren hoe dat kan. Het gaat om nieuwe inzichten, nieuwe vormen van samenwerking, vormgegeven vanuit een open benadering, niet vanuit het idee dat we op dezelfde weg verder moeten maar dan beter, een zienswijze die WUR predikt.
Samenwerken en -leren gebeurt gelukkig al steeds meer, en ik denk en hoop dat we de komende jaren deze manier van leren exponentieel zien toenemen. Hier een voorbeeld waarin gangbare landbouwers en 'vernieuwers' samenwerken en zo op alle fronten van elkaar leren. Dit is hoopvol.
"Voor dit jaar worden we ondersteund door twee ervaren gangbare akkerbouwers uit de buurt (Wouter Vierboom en Sjoerd Daamen uit Leuth). Samen met hen hebben we half maart tarwe, spelt en gerst gezaaid. En omdat ik met schaamrood op de kaken op de dag van zaaien er achter kwam dat we eigenlijk 7,5 ha akkerbouw hebben, heb ik als noodgreep nog voor 0,5 ha huttentut (kruisbloemige) op de kop getikt voor de buitenste rand. Ook voor Wouter en Sjoerd een nieuw gewas, en zo leren we al direct samen." https://www.vee-en-gewas.nl/artikel/466088-geland/
Olaf van Kooten 1 schrijft "Als we wereldwijd naar een meer plantaardig productie overgaan, dan is het houden van graslanden niet meer zo slim.".
Even daar gelaten dat graslanden niet worden gehouden, zouden we meer naar de (on)mogelijkheden van onze aarde kunnen kijken. In NL hebben we honderdduizenden landbouwgrond waar het onverstandig is om andere gewassen te verbouwen. Op veengronden en zware kleigronden is grasland de beste optie. Op dat grasland kun je koeien laten grazen en zo -via melk en vlees- relatief effectief hoogwaardig eiwit produceren.
Op alle andere gronden in NL zou je direct voedsel kunnen produceren, waarbij granen en grassen belangrijke 'rustgewassen' zijn ten behoeve van het bodemleven / de bodemgezondheid.
Ga je in NL uit van deze (on)mogelijkheden dan kom je ongeveer tot 25% van de oppervlakte voor veevoer en 75% van de oppervlakte voor humane voeding én reststromen voor veevoer. Dat past inderdaad bij een gemiddeld meer plantaardig / minder dierlijk dieet. Belangrijk is wel dat consumenten / burgers dat gaan eten en daarom gaan vragen. Uiteindelijk is de landbouw er niet voor zichzelf maar voor het produceren van voedsel (en ontlenen daaraan een inkomen).
#2 Tom Hoppen, ik hoor graag van je welk rookgordijn ik oproep. De rapportage waar je naar verwijst liet - framend - een deel van mijn verhaal zien, het hele verhaal heb ik vorig jaar al toegelicht op LinkedIn.
He he, eindelijk. Wel jammer dat er nog een nieuw onderzoek voor nodig is. Het is al heel lang bekend.
Veel hangt af hoe je de input waardeert. Hier is wat betreft voer- en baktarwe een scheiding gemaakt op basis van kwaliteit. dat is discutabel. Wat niet genoemd wordt, is dat zoiets ook voort komt uit beleid. We willen immers voedselzekerheid. Dat kan alleen maar door een overschot te organiseren. En bij een overschot wordt tarwe van mindere kwaliteit voertarwe.
Hoe kan men zorgen dat er een overschot is ? Wel, door boeren te ondersteunen in hun inkomen, zodat ze er nog een jaar voor gaan. En dan optimaal met goede producties om nog voor een aanvullend inkomen te gaan.
Wat ook discutabel is, is om het eiwit in sojaschroot voor 60 % eetbaar te waarderen. Het zal zeker zo zijn, mensen zijn immers ook omnivoren. Maar er is toch niemand die het verbied om sojaschroot (puur of bewerkt of ergens in) in de winkel te verkopen ? Dat het naar vee gaat komt eerder voort uit de vraag naar de olie, denk ik.
En voor diegene die van het vee af willen, wat te denken van de ervaring van Allan Savory. Zoals op
https://www.youtube.com/watch?v=vpTHi7O66pI