De protestantse kerk in Middenbeemster breidde uit op de begraafplaats. Overblijfselen werden opgegraven. De aan de universiteit van Leiden werkzame Canadese onderzoeker Andrea Waters-Rist en haar collega’s kregen de unieke kans om de botten te analyseren van ongeveer 500 personen die tussen 1830 en 1867 stierven in het Noord-Hollandse boerendorp. Van ongeveer de helft van de mensen was ook de overlijdensakte beschikbaar, een zeldzaam grote steekproefomvang met “verbazingwekkende” archiefinformatie. Historisch gezien is er vaak veel informatie over mannen. Voor vrouwen bestaat minder belangstellingen omdat gedacht wordt dat ze de geschiedenis ondergingen, zegt Waters-Rist. Tijd om dat recht te zetten.

Botanalyse
Door een analyse van de chemische isotopen in de botten van kinderen kon het team bepalen of de kinderen borstvoeding kregen. Aan de hand van koolstof- en stikstofisotoopverhoudingen in de botten, is vast stellen of een kind borstgevoed is. Van de 20 kinderen die vóór de leeftijd van 1 jaar waren overleden, vertoonden 15 geen aanwijzingen voor borstvoeding. Ook bij de andere baby’s leek de borstvoeding maar van korte duur. Van de 35 kinderen tussen 1 en 6 jaar vertoonden 29 geen tekenen van moedermelk in hun botten.

De onderzoekers veronderstellen dat de moeders het te druk hadden op het boerenbedrijf. De isotopenverhoudingen suggereren dat de zuigelingen al vrij snel koe- of geitenmelk kregen. Vermoedelijk in de vorm van (brood)pap met suiker. Verse koemelk was immers op boerenbedrijven altijd voorhanden. Een oudere broer of zus om het aan de baby te geven vaak ook.

Jager-verzamelaars zoogden 3-4 jaar
Waters-Rist is verrast door de resultaten. Borstvoeding was immers de norm voor het platteland, zegt Waters-Rist. Ze toonde met dezelfde methodiek aan dat jager-verzamelaars die duizenden jaren geleden door Siberië trokken hun kroost 3-4 jaar lang met de borst voedden. Niettemin schommelde de populariteit van zelf borstvoeding geven door de eeuwen heen. Verschillende vormen van ‘voedsters’ namen de taak van moeders borst over. Maar van de ingehuurde vrouwen kregen zuigelingen nog wel moedermelk.

Dat stedelijke vrouwen in die tijd niet altijd (zelf) borstvoeding gaven is bekend. Vrouwen uit lagere klassen waren te lang van huis door fabriekswerk zodat ze andere oplossingen moesten zoeken. Ook geloofsovertuiging speelde een rol. Van later in de 19e eeuw is bekend dat de katholieke kerk geen voorstander was van borstvoeding omdat het de voortplanting zou remmen.

De bevolking in de Beemster leefde onder omstandigheden die elders in Nederland samenhingen met een hoog percentage borstvoeding. De onderzoekers verwachtten daarom dat moeders in de Beemster hun kroost toch wel één of twee jaar de borst zouden geven. Moeders en baby’s leefden immers dagelijks lang genoeg in elkaars nabijheid.

Waters-Rist vermoedt dat gemeenschapswaarden en tradities een rol te speelden in de regionale variatie in zuigelingenvoeding en het leven van vrouwen. Wellicht vertekent het feit dat het nabijgelegen dorp Westbeemster een kleine katholieke enclave zonder eigen begraafplaats was tot 1848. De doden werden begraven in Middenbeemster. Geen borstvoeding kan de oorzaak van de vroege dood van een aantal van de kinderen zijn geweest.
Dit artikel afdrukken