In de buurt hebben ze onlangs een soepfeest georganiseerd. Buren en buurtorganisaties maakten soep en deelden die uit aan de bezoekers en wandelaars. Men mocht een beoordeling indienen en misschien was er zelfs een prijs voor de beste?

Soep verwarmt de harten, soep verzacht de zeden. Maar ik bedenk daarbij ook dat dit een van de oudste vormen van gastronomie is?

Efficiënt
Wij leerden op school dat lang geleden de mensheid leefde van jacht en vruchtenpluk. Wij denken daarbij aan oeros aan het spit, met een groen slaatje en fruitsla achteraf, maar zo ging het natuurlijk niet. Vlees roosteren, daar is veel moeite voor nodig en iedere amateurbarbecuer weet dat het niet altijd zo makkelijk is.

In tegenstelling tot het eten uit het vuistje heb je voor soep iets nodig om die uit de kom te scheppen: een lepel.
Op een gegeven moment moet men ontdekt hebben dat gekookt voedsel efficiënter was of gewoon ‘lekker’ en nog beter verteerbaar dan sla en wortels ‘uit het vuistje’. Zo werd de soep geboren. Alleen kende men nog geen potten en pannen. Hoe kan je dan soep koken? Wel, men weet nu dat men al snel water kon laten koken door gloeiende stenen in een holte vol water te leggen. In een kolkgat langs de rotsen bij een rivier, bijvoorbeeld. Er zijn vandaag mensen die dat nog doen. Gewoon voor de leut: je laat de keien opwarmen in een heet vuur, grijpt ze zodra ze heet zijn vast met twee takken, en plons in de rotskom. Doe er de vondsten van de dagelijkse pluk bij, en hier en daar een vis uit de beek of een vogel uit de bomen en het is feest. Je houdt de soep aan de kook door de stenen er weer uit te vissen en te vervangen door hete, nieuwe stenen.

Niet slimmer dan een mens
Zo kreeg men dan dagelijkse soep die varieerde naargelang de plek waar je was gaan voedsel zoeken en volgens de jaargetijden. Zo kenden ze al vroeg aspergesoep met oesters en daar een ei van de karekiet of kievit bij. Ze deden zich niets te kort, onze voorouders. Luxe bestond toen nog niet.

Maar in tegenstelling tot het eten uit het vuistje heb je voor soep iets nodig om die uit de kom te scheppen: een lepel. Naargelang de streek werd het een schelp van het strand, een halve kokosnoot of een kalebas. “Niets slimmer dan een mens,” zei mijn vader, “maar hij moet leven.” Maar kijk volgende keer op tafel nog even naar die lepel: hij is dus het oudste eetgerei. Ook toen ik in verre buitenlanden verbleef, kreeg je bij de maaltijd bij mensen thuis enkel een lepel aangereikt. Messen heten gevaarlijk te zijn en vorken nergens voor nodig. De vork is trouwens een echte laatkomer in onze huishoudens. Ook onze eigen overgrootouders aten zonder mes of vork. Alles was klein gesneden en gaargekookt tot … lepelkost.

Ontworpen door designers
Moderne lepels zijn altijd maar platter. Ze worden ontworpen door designers, niet door hongerige magen. Ze zijn zelfs te klein voor hoestsiroop! Ik struin altijd de brocantes af op zoek naar eerlijke lepels waar nog wat vloeistof in kan. Of je moet die uiterst handige Chinese soeplepels kopen, in porselein of kunststof. Handig als de soep ook nog eens grove bestanddelen bevat.

Kijk volgende keer op tafel nog even naar die lepel: hij is dus het oudste eetgerei
Laat ondertussen de soepfeesten maar doorgaan. “Ze kondigen de lente aan,” schreef iemand. Dat is misschien zo voor wie zijn eten haalt uit de supermarkt, aangevoerd vanuit verwarmde serres. Maar als je naar de moestuin kijkt, dan is daar nog niet veel te zien dat boven komt piepen. Onze voorvaderen aten in deze periode nog steeds bewaarvoedsel. De échte lentesoepgroente als kervel of asperge, die zijn er pas binnen een maand of wat. Wie deze weken dus soep wil maken volgens de seizoenen, trekt een blik open. Maar dat kan de pret niet drukken. Smakelijk.
Dit artikel afdrukken