Stel je eens voor:

Het plasticgebruik bij tandartsenpraktijken komt hevig in opspraak. Het zijn gewetenloze vervuilers. Jaarlijks gooit een tandarts honderden kilo’s aan plastic weg. Kilo’s plastic waar een veel duurzamere oplossing voor zou moeten zijn. Een oplossing die er zelfs al is. De tandarts kan of wil dit alleen niet betalen. Er moet geld vrijkomen om die verspilling aan plastic te voorkomen. Iemand moet iets doen.

En dan, maanden later, breekt het moment aan dat je jouw nieuwe zorgverzekering gaat afsluiten. Je hebt tien tabbladen met prijsvergelijkers open staan. Je hebt tot op de cent uitgerekend waar je het meeste voordeel kunt behalen. En dan staat er opeens een vakje bij je aanvullende tandartsverzekering: “Ja, ik betaal graag 5 euro premie per maand extra om plastic afval bij de tandarts te verminderen.”
Wees nu eerlijk naar jezelf. Kruis jij dat vakje aan? Ikzelf zou waarschijnlijk doen alsof mijn neus bloedt. En als iemand ernaar vraagt, lach ik het weg als een boer met kiespijn.

Ego wint van eco
Het is een te optimistische gedachte dat de consument de vraag naar duurzamere, natuurinclusievere landbouw zelfstandig gaat sturen. De vraag naar een duurzamer product groeit weliswaar gestaag, maar er is meer nodig dan marktwerking. Met alleen onze portemonnee gaan we de landbouw niet binnen een decennium verduurzamen. Je kunt geen nieuw systeem bouwen op een niche.

Ego wint van Eco
Bekijk het eens door de bril van een gemiddelde burger. Hoe belangrijk is duurzame landbouw dan? Wat houdt dat voor een burger überhaupt in? En als de burger al weet wat het inhoudt en het belangrijk vindt, hoe groot is dan de kloof tussen de idealistische burger en de prijsgevoelige consument? Ego wint van Eco. Hoe graag ik het ook anders had gezien, om beweging te krijgen in de landbouwtransitie moet de verandering a) geholpen worden met positieve impulsen en b) van onderaf komen.

Makkelijker gezegd dan gedaan.

De ongewenste wisseltrofee
De weg naar die duurzamere landbouw voelt soms als een kip-ei verhaal. De verantwoordelijkheid wordt continu verschoven tussen producent, consument/retail en overheid. De ongewenste wisseltrofee van de landbouwtransitie. Ik ben ervan overtuigd dat de verantwoordelijkheid zeker niet door de boer alleen gedragen moet worden. Toch denk ik dat de ontwikkeling van duurzamere, natuurinclusievere landbouw daar wel moet beginnen.

Het gezond boerenverstand en de ondernemersgeest zijn de drijvende krachten die onze Nederlandse landbouw groot heeft gemaakt. Vanuit die kracht moeten we op zoek naar manieren om natuurinclusiviteit te integreren in het huidige systeem en zo kleine stappen te zetten richting een systeem waarmee we onszelf nog decennialang kunnen voeden. Om de vicieuze cirkel te doorbreken waarin veel wordt gewezen en gepraat moet iemand een eerste stap zetten. Iemand moet het doen. Iemand met grond, ondernemerschap en vakmanschap. Dan komen we toch uit bij de boer.

De boer moet hier natuurlijk niet alleen voor staan. Ik ben groot voorstander van initiatieven als AgroProeftuin De Peel, waar agrarisch ondernemers ruimte krijgen, in de breedste zin, om te experimenteren met innovatieve, duurzame landbouw. De overheid moet het lef van de agrarische ondernemers evenaren. Inzetten op een bottom-up transitie naar duurzame, natuurinclusieve en regeneratieve landbouw. En de consument, die zal het leren slikken. Kiespijn of niet.

De verantwoordelijkheid voor een duurzaam landbouwsysteem is de ongewenste wisseltrofee van de landbouwtransitie
Agroforestry als kans
Mijn voorgangers in deze reeks hebben al aangekaart hoe lastig het is om natuurinclusieve landbouw te definiëren. Daar ga ik mijn vingers niet aan branden. Daarom zoom ik nu in op één vorm van landbouw die ik onder natuurinclusief schaar: agroforestry. Even een korte definitie van de WUR:

Agroforestry is een landbouwsysteem waarbij bomen en houtige gewassen (meerjarige gewassen) gecombineerd worden met akkerbouw of groenteteelt (eenjarige gewassen) of veeteelt op één perceel. Door deze teelten te combineren kan de weerbaarheid van het hele landbouwsysteem worden verhoogd.

Ik zie in agroforestry een kans om meerdere uitdagingen in één keer aan te pakken. Agroforestry draagt bij aan biodiversiteit, legt koolstof vast, verbetert de bodem, produceert (potentieel) meer voedsel en biomassa per hectare, spreidt risico, biedt nieuwe verdienmodellen voor de agrarisch ondernemer en biedt ruimte voor recreatie. Dit klinkt te mooi om waar te zijn, toch? Waarom zijn we dan nog niet massaal overgestapt?

De belangrijkste redenen daarvoor zijn naar mijn idee beeldvorming en het gebrek aan goede voorbeelden.

Van wankel perspectief naar stappen vooruit
Overal in Nederland zijn de afgelopen jaren veel voedselbossen, een vorm van agroforestry, aangeplant. Een prachtig systeem dat tot de verbeelding spreekt en een zeer verkoopbaar en aaibaar verhaal biedt. Qua productie hebben voedselbossen vaak een groot nadeel: schaal. De kleine schaal en grote variëteit aan producten maakt voedselbossen een wankel perspectief voor een gangbaar boerenbedrijf. Daarnaast duurt het jaren voordat het systeem letterlijk de vruchten afwerpt. Waarom zou je er dan aan beginnen?

We hebben boeren nodig die een aantal rijen met bomen neerzetten en gewoon gaan experimenteren met verschillende gewassen en verdienmodellen
Ik wil het omdraaien. Wat als we nu eens de kracht van agroforestry toepassen in de huidige gangbare bedrijfsvoering. Gebouwd op ervaring en moderne techniek. Stapje voor stapje de omslag maken naar een combinatie van akkerbouw of veehouderij met meerjarige gewassen en toewerken naar een systeem gericht op bodemverbetering, biodiversiteit, koolstof-vastlegging en nieuwe verdienmodellen voor de boer. De juiste oplossingen toepassen daar waar het de meeste potentie heeft. Ik heb tijdens mijn afstuderen een voorzet gedaan met de ontwikkeling van het concept Boskoe Zuivel. Dat er oor is naar een nieuw perspectief blijkt uit de Foodmanship Award en Food 100-vermelding die ik ervoor kreeg. Nu nog iemand die deze bal inkopt.

Wat hebben we daarvoor nodig? Boeren die een sprong in het diepe wagen. Die een aantal rijen met bomen neerzetten en gewoon gaan experimenteren met verschillende gewassen en verdienmodellen. Door ondernemerschap een op papier idealistisch verhaal werkbaar maken in de praktijk. Als zij kunnen bewijzen dat een dergelijke vorm van natuurinclusieve landbouw winst oplevert voor klimaat, boer, dier en maatschappij dan overtuigt dit vanzelf andere boeren om ook die stap te zetten.

Gidsland voor landbouw 3.0
Mijn ideaalplaatje: over 10 jaar zien we Nederlandse akkers en weides vol bomen, struiken, bodembedekkers afgewisseld met akkerbouw of veehouderij. Regeneratieve precisielandbouw gebouwd op agro-ecologische principes. Een sprong voorwaarts in onze landbouw waarmee we meer en gevarieerder produceren, koolstof en stikstof vastleggen in de bodem en ruimte geven aan de natuur. Een voedselsysteem dat een positieve impact heeft en bestand is tegen extremere weersomstandigheden. Dit alles met één randvoorwaarde: het (financiële) bestaansrecht van de boer staat voorop.

Wie dat betaalt? Dat zijn meerdere betalers: wateropslag vanuit het Rijk, koolstof via ETF-rechten, carbon credits vanuit de industrie, een diverse oogst door afnemers, retailers en consument, en een start- of overbruggingskrediet vanuit de bank of de overheid. En zo kijkt in deze transitieperiode heel de wereld verlangend naar Nederland als gidsland voor landbouw 3.0.

Het klinkt je nu misschien te idealistisch, onhaalbaar, onrealistisch in de oren. Maar alles begint bij ambitie. Zonder stip geen stappen. Ik vraag je nu om na te denken over welke stap we morgen kunnen zetten om dit toekomstbeeld te realiseren.

In een serie van 6 artikelen gaan vier (oud)-lectoren van HAS Hogeschool en 1 HAS-alumnus (winnaar HAS Foodmanship award en lid Food100) op zoek naar opiniërende antwoorden op de vraag of natuurinclusieve landbouw rendabel kan zijn. Dit is deel 4. Hier lees je deel 1, deel 2 en deel 3.


Ruben Burger is projectmanager bij Imagro | Food System Innovator | Food100 2021
Dit artikel afdrukken