Het ontstaan van het Hopje lijkt een tamelijk Haagse aangelegenheid. Baron Hendrik Hop vervulde de functie van gezant aan het Oostenrijkse hof in de Zuidelijke Nederlanden. Hij woonde afwisselend in Brussel en Den Haag. In 1794 keerde hij voorgoed terug naar Den Haag, waar hij een pand aan de Lange Voorhout betrok, boven banketbakker van Haaren.
Koffie werd aan het eind van de 18e eeuw gezien als een heilzaam middel tegen jicht, een kwaal waar de baron nogal last van had. Voor hem een goede aanleiding om veel koffie met room en suiker te drinken. Ook suiker zou goed voor het gestel zijn.
Op een avond dronk hij zijn met extra suiker toebedeelde kop niet leeg, liet de boel bij het haardvuur staan, en zo droogde het residu in tot een kleverige massa. De baron vond die erg smakelijk en hij vroeg aan zijn onderbuurman de confectionneur om iets dergelijks te produceren. Dat resulteerde in het Haagsche Hopje. Tot het eind van de 19e eeuw hebben de nazaten van Van Haaren (P. Nieuwerkerk en Zonen) dit snoepje van gebrande suiker met koffie en room.
Tot zover het geromantiseerde verhaal.
Wat zijn nu de feiten?

Refentenfamilie
De familie Hop genoot al vanaf de 16e eeuw aanzien in hofkringen, waar zij functies als pensionaris, gezant, ambassadeur, generaal-majoor, thesaurier, of secretaris van de Raad van State vervulden.
De bewuste baron Hendrik Hop werd 27 oktober 1723 geboren als vierde en jongste zoon van Jacoba Sweerts en Hendrik Hop. Het gezin woonde in Breda, in het huis van Jacoba. De rest van zijn jonge leven is in verband met de uitvinding van het hopje niet relevant. Hij gaat in Leiden studeren, net al zijn broer Jacob, en promoveert in 1746 in de Rechten en verruilt Leiden voor Den Haag.
Daar wordt hij benoemd tot secretaris van het Hof van Holland, een functie die hij veertig jaar zal vervullen. In 1788 vraagt hij ontslag vanwege zijn langdurige verblijf in het buitenland. In 1768 volgt zijn benoeming tot minister bij de Nedersaksische Kreis en de Hanzesteden. In 1773 wordt hij teruggeroepen want hij wordt aangesteld als gevolmachtigd minister bij het Oostenrijkse Hof in de Zuidelijke Nederlanden (toen nog Oostenrijkse Nederlanden). Hij vestigt zich in Brussel aan de Grote Zavel.
In 1792 verhuist de inmiddels jichtige baron Hop naar Den Haag, waar hij een kamer huurt in het Heerenlogement. Maar een jaar later gaat hij snel weer terug naar Brussel. Voor een ouderwetse pruikendrager is daar geen plaats meer. Hij vlucht met het Oostenrijkse Hof voor de Fransen uit naar Roermond, waar hij opdracht krijgt naar Den Haag terug te keren. Zonder zijn gebruikelijke entourage keert de baron – die zijn titel in deze nieuwe tijd ook maar aan de wilgen hangt - terug naar de hofstad, waar hij als ambteloos burger verder zijn jaren slijt.
Na enige omzwervingen huurt hij een etage bij suikerbakker Van Haaren en zijn schoonzoon en compagnon Pieter Nieuwerkerk aan de Lange Voorhout. De baron had weinig tot geen belangstelling voor het vrouwelijk geslacht, maar zijn intieme vrienden noemden hem ‘Hopje.’

Verslaafd
Hop was een fijnproever, hetgeen blijkt uit zijn testament. Daarin staat onder meer vermeld een koffiebrander, voor een normale huishouding een ongebruikelijk apparaat. Hij kon dus thuis naar eigen smaak koffiebonen roosteren. Voor het lekker, de pep en als medicijn tegen alle kwalen: zo sterk als je gestel het maar kon verdragen. Dat klinkt naar een redelijke verslaving. In 1801 verhuist hij naar een ruimer appartement aan het Plein, waar een jaar later ‘de Nieuwe Sociëteit’ wordt opgericht. Hop is één van de oprichters, . In 1808 overlijdt hij, 84 jaar oud. In de boedelbeschrijving komen meer dan tien koffiekannen voor, talloze roomkannetjes, suikerpotten en een enorme verzameling koffiekopjes en schotels.

Brok
Dan nu de ‘ontdekking van het Hopje’. Bij zijn verblijf in Den Haag in 1792 in het Heerenlogement, krijgt de baron een stevige griep – zo wil het verhaal. Koffie is de medicijn. Het avondmaal besluit hij met een kopje mokka met room en suiker. Trek heeft hij niet echt, de helft blijft in de kop bij het vuur staan. De volgende dag is er een dikke brij die hem als ontbijt prima smaakt en een puik middel blijkt tegen diarree. Hij ontbiedt de lokale suikerbakker en vraagt of deze geen ‘brok’ kan maken met die duidelijke koffiesmaak, zodat hij zijn ‘fix’ altijd tot zich kan nemen, zelfs op reis. (In de 18e eeuw is voor deze toepassing ook het bouillonblokje ontwikkeld).
Suikerbakker Th. van Haaren, tegenover het Heerenlogement gevestigd, kwam aan de wensen van de baron tegemoet. In brieven daterend aan het eind van 1792, begin 1793 beschrijft Hop zijn ‘Swarte Oostervogt’brok uit het Voorhout.

Verbeterd recept
Na zijn permanente terugkeer in 1794 meldt hij zich weer bij Van Haaren, voor een portie brokken. De suikerbakkers gaan aan het experimenteren met een verbeterd recept: room, speciaal gebrande koffie en suiker in een bepaalde verhouding, gemengd, ingekookt. (5 ons suiker, een achtste maatje room, 10 lood koffie en 2 lood boter). Aanvankelijk exclusief voor de baron, die zijn ‘brokken’ overal met zich meesjouwde, kauwde en liet proeven. Er kwam een run op de brokken van de baron bij Van Haaren. Aan het begin van de 19e eeuw gingen ze de markt op als de ‘bonbons van Baron Hop’, pas aan het eind van diezelfde eeuw kreeg het de naam Haagsch Hopje. De firma van Nieuwerkerk – de nazaten van Van Haaren en co – gingen de hopjes exporteren naar o.a. België, Denemarken, Duitsland, Engeland, Brits-Indië en Rusland.

Concurrentie
Aan het eind van de 19e eeuw is het hopje niet adellijk meer, maar een rage bij de gegoede middenstand. Er komen kapers op de kust. Rond 1900 zijn er zestig hopjesbakkers actief. Het predikaat ‘Haagsch’ betekent dat 'men' heel goed wist waar de wortels van het snoepje lagen. De firma P.J. Rademaker is daarmee uiteindelijk aan de haal gegaan, zodat velen denken dat Rademaker hopjes de enige echte zijn.
Nieuwerkerk spande een proces aan en Rademaker mocht zich in het buitenland niet de ‘uitvinder’ van het hopje noemen. Er zouden nog talloze processen volgen, over het gebruik van termen als ‘enige echte’, ‘originelen’ of iets over de unieke verpakking.
Waar doet ons dat nu ook weer aan denken?

Wereldwijd
Hoe 'Haagsch' is het hopje nu eigenlijk? Wanner baron Hendrik Hop in zijn geliefde Brussel had kunnen blijven, waren de brokken ongetwijfeld Brussels geweest. De Franse revolutie maakte ze Haagsch.
En verder is het gewoon een wereldproduct. Kijk maar naar de landen waar in de loop der tijd (tot 1992) hopjes gefabriceerd zijn:
Argentinië België, Denemarken, Engeland, Frankrijk, Hongarije, Indonesië, Israël, Joegoslavië, Nederland, Noorwegen, Oostenrijk en Zwitserland. In de meeste gevallen zelfs op meer locaties.

Bron: Een baron in koffie, Haagsche Hopje 1792-1992, M.R. van der Krogt, 1992.

Voor wie er nog geen genoeg van heeft:
Museum voor het Haagse Hopje
Oude Molstraat 30d
Den Haag
tel. 070-3924567
Openingstijden
dinsdag t/m zaterdag 10-17 uur, 30 april 10-17 uur
feestdagen gesloten
Gratis toegang

Dit oude artikel uit mijn archief dient als balans tegen onjuiste beweringen die werden gedaan in de draad De gemiddelde consument is bovengemiddeld slim van Wouter van der Land.
Dit artikel afdrukken