Een oorlog met immens veel menselijk leed, die tegelijkertijd haarfijn laat zien hoe kwetsbaar ons wereldwijde voedselsysteem is. Oekraïne en Rusland hebben samen een flink aandeel in de wereld voedselproductie, en een nog groter aandeel als je kijkt naar wat ze exporteren en dus bijdragen aan de wereldhandel in voedsel. Ook komt er uit de regio veel kunstmest. Dat heeft weer een effect op de productiviteit van de landbouw in andere gebieden. Dat maakt het niet minder bijzonder dat deze oorlog tussen twee landen ons wereldwijde voedselsysteem zo onder druk zet. Blijkbaar hebben we de boel slecht georganiseerd.

Geloof in gunstige prijs
Volgens mij is het begonnen met het geloof in de markt. Als we de vrije markt maar de ruimte geven dan zal er daar voedsel geproduceerd worden waar dat het beste kan. Dat zal dit ook tegen de meest gunstige prijs zijn. En laat de consument dat nou ook het beste uitkomen.

Al jarenlang is dit de gedachte die onder alle landbouwbeleid ligt. Tegelijk weten we best dat factoren zoals milieu, klimaat en biodiversiteit in dit vrije markt denken letterlijk het kind van de rekening zijn. Ze hebben (nog) geen waarde in het economisch verkeer en dus worden ze continu uitgebuit. De gevolgen daarvan zijn inmiddels dusdanig groot dat ook deze factoren het wereldvoedselsysteem ondermijnen.

Daar voedsel produceren waar dit economisch gezien het beste kan maakt ook heel veel landen afhankelijk van voedselimport. Zo lang de prijzen laag zijn, werkt dat goed. Maar we weten inmiddels dat al bij kleine overschotten de prijzen instorten maar ook dat bij kleine te korten de prijzen extreem kunnen stijgen.

Dat laatste zien we nu gebeuren. Zo zal de oorlog in Oekraïne niet direct leiden tot grote voedseltekorten maar wel zullen er grote groepen mensen zijn die hun dagelijks eten niet meer kunnen betalen. Dat zal vooral gebeuren in landen die niet in staat zijn om hun eigen bevolking te voeden met zelf geproduceerd voedsel.

Dat vrijemarktdenken staat de verduurzaming van de landbouw in de westerse wereld in de weg
Als we eerlijk zijn moeten we erkennen dat de westerse wereld de drijvende kracht is achter het vrijemarktdenken. Met onze dominante positie in de wereldeconomie hebben we dat vervolgens opgedrongen aan andere landen. Als landen geld willen lenen bij het IMF dan is de eerste voorwaarde die we stellen dat die landen hun eigen economie niet meer mogen beschermen of afschermen van de rest van de wereld. Dit mechanisme zorgt ervoor dat de landbouw zich niet goed kan ontwikkelen in deze landen. Ze mogen hun boeren niet ondersteunen, maar worden wel gedwongen om goedkopere import toe te staan. Daardoor krijgt de landbouw in deze landen niet de kans om zich te moderniseren en ontwikkelen. Daarmee blijven deze landen afhankelijk van import voor de voedselvoorziening van hun bevolking, en dat leidt tot de grote risico’s zoals we nu zien.

Dat vrijemarktdenken staat de verduurzaming van de landbouw in de westerse wereld in de weg. Wij zijn namelijk te ver doorgeschoten in de landbouw ontwikkeling als het gaat om intensiteit, chemie en energie, waardoor we het milieu te veel belasten en onze productiemethoden dus zullen aan moeten passen. Dit zal leiden tot een hogere kostprijs voor de boer. Omdat we wat betreft voedsel in een vrije markt opereren kunnen we die hogere prijs niet doorberekenen. Het moet ten slotte de vrije markt zijn die bepaald waar je het beste voedsel kunt produceren tegen de laagste kostprijs. Milieu-effecten van die productie tellen hierin niet mee. Dus moeten duurzaam geproduceerde producten concurreren met producten die niet duurzaam geproduceerd zijn.

Ieder continent z'n Mansholt
Vlak na de tweede wereldoorlog zag Sicco Mansholt dat de beschikbaarheid en betaalbaarheid van voedsel essentieel waren voor de wederopbouw van Nederland en Europa. Daarom maakte hij een landbouwbeleid dat vaste prijzen voor een aantal basisproducten realiseerde. Boeren wisten daarom waar ze aan toe waren. Ze konden daarom investeren in hun bedrijf. Deze ontwikkeling werd bovendien ook nog actief ondersteund vanuit de overheid met voorlichting en investeringssubsidies.

Laten we elkaar die ruimte gunnen, laten we elkaar zelfs helpen om in ieder continent dat landbouw beleid zo vorm te geven dat het past bij wat daar op dit moment het meest urgent is. Dat begint met het erkennen dat de vrije markt een heel slecht idee is voor datgene wat het meest essentieel is in het menselijk bestaan: voedsel
Het beleid was succesvol, de landbouw ontwikkelde zich en de boeren verdienden een goed inkomen. Tegelijkertijd nam de beschikbaarheid, betaalbaarheid en de kwaliteit van het voedsel toe, met als gevolg tevreden burgers. Dat dit beleid niet tot in de eeuwigheid stand kon houden zag Sicco Mansholt nog net op tijd in. Hij was misschien wel de eerste om te erkennen dat zijn zo succesvolle beleid ook een keerzijde had: de aantasting van het milieu werd te groot. Het is hem echter niet gelukt om het beleid bij te stellen.

Was het beleid dat Sicco geïnitieerd heeft daarmee slecht? Nee, het beleid wat Sicco na de Tweede Wereldoorlog in gang zette was precies op dat moment, in die omstandigheden, wat nodig was om de hele maatschappij vooruit te helpen. Aan het eind van zijn carrière waren de omstandigheden totaal anders en stelde hij dus ook een radicale wijziging van zijn eens zo succesvolle beleid voor. Dit werd echter niet gehoord of niet begrepen.

Ik gun alle landen in de wereld hun eigen Sicco Mansholt. Landen of misschien wel continenten die niet in staat zijn om hun eigen bevolking van basisvoedsel te voorzien zouden moeten kijken hoe Sicco na de Tweede Wereldoorlog de voedselproductie in heel Europa naar een hoger plan tilde. Terwijl die gebieden waar de landbouwproductie een te grote impact op milieu en omgeving heeft juist zouden moeten kijken hoe Sicco zijn eigen landbouwbeleid kritisch durfde te analyseren en tot de conclusie kwam dat een nieuwe periode was aangebroken die om een ander beleid vroeg.

De vrije markt is niet hét instrument dat ervoor gaat zorgen dat alle mensen op de hele wereld voldoende en betaalbaar voedsel tot hun beschikking hebben. Beschikbaarheid en betaalbaarheid van voedsel vraagt om een afgewogen beleid waarbij ingezet wordt op het ontwikkelen van de eigen landbouw, de eigen voedselproductie. Die voedselproductie moet ook voldoen aan volhoudbaarheid. Dit laatste betekent dat de impact van de voedselproductie op milieu, klimaat en biodiversiteit zo beperkt mogelijk moet zijn. Dit maakt dat een Europees landbouwbeleid een heel andere focus moet hebben dan het landbouwbeleid in Afrika of Zuid-Amerika. Laten we elkaar die ruimte gunnen, laten we elkaar zelfs helpen om in ieder continent dat landbouw beleid zo vorm te geven dat het past bij wat daar op dit moment het meest urgent is. Dat begint met het erkennen dat de vrije markt een heel slecht idee is voor datgene wat het meest essentieel is in het menselijk bestaan: voedsel.
Dit artikel afdrukken