Hier deed boerenvoorvrouw Annechien ten Have onlangs een bijzondere uitspraak: vlees is een maatschappelijke dienst. In het gesprek rond het interview waarin ze die uitspraak deed, ging ze zelfs zover alle boerenproductie van voedsel als een maatschappelijke dienst te benoemen.

In de boerenkrant van Nederland werd ze kort daarop geprezen. Eindelijk een boerin en traditionele boerenbestuurder die moedig stelling durfde te nemen, want ze zei dat varkens niet meer ruimte kunnen krijgen dan economisch uitkan en dat het meer dat de maatschappij kennelijk wil dan ook door de leden van die maatschappij opgebracht moet worden. Wat bedoelde Ten Have precies? De reacties van een stel schamperende boeren in die krant maakten duidelijk dat ze het niet met haar eens zijn of ... dat ze niet begrijpen hoe economie en onze keuze voor wat echt willen in plaats van wat-alleen-maar-economisch-kan tot stand komt.

Een korte cursus boerenverstand van economie. Boeren maken liever net te weinig eten, dan meer dan genoeg. De Minister-President en die van Economische Zaken zien het liever omgekeerd omdat dat de economie vooruit helpt. Moeilijk te begrijpen? Welnee. Als al je geld opgaat aan eten, kun je geen auto betalen of met vakantie. Is het goedkoop, dan wel en dan help je dus meteen anderen aan het werk die ook weer meer kunnen kopen. Eten is de basis van een economie die zich ontwikkelt van eten, naar het autootje voor iedereen, een klerenkast vol, de 2e vakantie en na de vaste telefoon ook nog eens de mobiele en, nog wat later, een laptop voor je 10-jarige dochter. Dat lukt allemaal als je begint eten goedkoop te maken. Dat proces volgt met ijzeren hand zijn weg. Alles wat er altijd al was of een 'basisbehoefte' werd - bijv. je auto of je mobiel - moet altijd goedkoper worden om de volgende nieuwe 'behoefte' te kunnen betalen. Eten, onze meest primaire behoefte naast slapen onder een fatsoenlijk dak en je-weet-wel, staat helemaal onderaan en raakt dus helemaal uitgeknepen. Uiteindelijk moet er alleen nog maar iemand zijn die zo gek is dat hij het wil maken. Bijna voor niks. Maar echte boeren zijn niet gek, maken ze te weinig dan kunnen ze prima leven want dan komen ze dubbel en dwars uit de kosten en houden ze er genoeg aan over om vooruit te kunnen. Maar dat mogen ze niet meer. Van de rest van de economie.

Wat karikaturaal, maar zo waar als de echte logica van het moderne boeren schetsen die paar regels de essentie van ons landbouwbeleid na WO II. Sicco Mansholt, onze eerste landbouwminister zette dat beleid in. Eerst deed hij het anders dan de VS waar ze er al voor de oorlog mee waren begonnen. De Amerikanen gingen meteen voor steeds grotere boeren omdat die steeds groter en dus steeds goedkoper kunnen produceren. Hoe groter, hoe lager de kosten per eenheid product. En hoe lager die kosten, hoe meer individuele consumenten andere spullen - auto's, een klerenkast vol, mobiele telefoons en laptops - zouden kunnen kopen. Mansholt gaf aanvankelijk alle boeren steun, de kleine boeren incluis. Dat deed hij om ze allemaal in gelijke mate te motiveren niet te weinig maar liever teveel te maken. Hij startte met dit beleid in Nederland en bouwde het later uit in Europa tot het verguisde subsidie-systeem.Mansholt had al snel door dat het niet werkte omdat het leidde tot grote overschotten die met hoge kosten op de wereldmarkt moesten worden gedumpt. Melkplassen en graan- en boterbergen noemden we ze. Hij wilde het corrigeren. Onze rode landbouwminister had Amerikaans-liberale maatregelen in zijn hoofd. Maar het was te laat. De subsidies zijn er nog steeds, ook al zijn ze bezig aan hun laatste jaren. Maar al zijn Mansholt en Europa al lang uit elkaar, de logica van het landbouwbeleid is er ook nog steeds. Het volledig liberale beleid dat nu leidt tot de crisis in het Westland laat precies zien dat de kleur van het beleid niet uitmaakt: het streven naar lage prijzen leidt tot overproductie en faillissementen.

Is het een wonder dat Ten Have zo'n voorstel doet? Als je de productiekosten van eten naar omlaag blijft duwen en er tegelijk eisen aan stelt die economisch niet meer te realiseren zijn door de boer, dan steven je af op een ramp. Want stel je voor dat ze er mee ophouden. Ze maken allemaal hetzelfde en allemaal teveel. Hun afnemers spelen hen tegen elkaar uit. Ze krijgen dus allemaal niks. Dat weten ze van elkaar en op een hete avond kan het zomaar genoeg zijn. Van een overvloed die niks kost, kom je opeens terecht in hongersnood en torenhoge prijzen. Of, dat kan ook, in een soort staatsbedrijven.

Dat zijn voor dit moment voldoende gedachten om de vraag eens heel simpel te stellen: is voedsel in plaats van een functie in de economie, misschien toch niet een maatschappelijke dienst waarvoor we als burgerij bij moeten betalen als we meer willen dan kan in de economische ratrace naar steeds groter en goedkoper? Voor dat laatste hebben we als maatschappij voor gekozen. Willen we meer, dan zullen we daarvoor moeten dokken. Of kan het toch anders?







Dit artikel afdrukken