Het coalitieakkoord heeft grote verwachtingen van een gebiedsgerichte aanpak: “In de gebiedsgerichte aanpak kunnen extensivering, omschakeling, innovatie, legalisering en verplaatsing helpen bij versnelling van verduurzaming in de landbouw”. Maar zo schrijft het PBL: “Zonder flankerend beleid zoals regelgeving, normering en beprijzing lijkt dit vrijwel onmogelijk”. Ze verwacht dat via vrijwillige maatregelen de doelen niet gerealiseerd worden. In een interview met Nieuwe Oogst laat ook oud-minister Cees Veerman zich kritisch uit over de gebiedsgerichte aanpak omdat dit langdurige processen zijn.

Mijn kritiek sluit aan bij die van het PBL. Er wordt heel veel geld uitgetrokken om de omslag in de landbouw te ondersteunen. Het zijn vooral subsidies die boeren moeten verleiden om hun bedrijfsvoering te verduurzamen. Maar in het coalitieakkoord ontbreken maatregelen die een prikkel zijn om de bedrijfsvoering aan te passen, waardoor de externe kosten van voedselproductie teruggebracht worden. Daarbij gaat het om doorberekening van maatschappelijke kosten voor bijvoorbeeld emissies van broeikasgassen, bestrijdingsmiddelen, van fosfaat en stikstof naar het grond -en oppervlaktewater of voor de achteruitgang van biodiversiteit. Voor de uitspoeling van nutriënten naar het oppervlaktewater hoeven boeren geen heffing te betalen. Voor veel emissies in de landbouw ontbreekt een prijskaartje. Terwijl industriële bedrijven een CO2 heffing moeten betalen voor de uitstoot van broeikasgassen. Over de introductie van een heffing op broeikasgassen van de landbouw is in het coalitieakkoord niets te lezen. Men wacht liever op Europese regels, zonder daarop te anticiperen. Evenmin betalen boeren geen heffing voor de uitspoeling van nutriënten vanuit de landbouwgrond naar het oppervlaktewater.

Naast een gebiedsgerichte aanpak zullen ook generieke maatregelen nodig zijn
Als nu met subsidies boeren verleid worden om minder emissies naar de omgeving te veroorzaken, lijkt dat strijdig met het beginsel van de ‘vervuiler betaalt’. Zonder het in rekening brengen van de externe kosten van emissies uit de landbouw zal er niet de noodzakelijke transitie plaatsvinden. Daarmee is het coalitieakkoord voorlopig een onvoldoende antwoord op de uitdagingen waar de landbouw voor staat. Ook hier liggen kansen voor de nieuwe minister of de Tweede Kamer om te interveniëren.

Het is te verwachten dat fysieke omstandigheden, zoals water en bodem, een rol gaan spelen bij de gebiedsafbakening van de gebiedsgerichte aanpak. Zoals de veenweidegebieden, de hoge zandgronden of het zuidwestelijk kleigebied. Daarmee worden ze in veel gevallen provincie-overschrijdend. Het is te verwachten dat de provincies daar graag de regie willen houden. Of dat de plannen van de coalitie echt dichterbij brengt is de vraag. De provincie Noord Brabant blijkt terughoudend om haar eigen ruimtelijke ordening- of milieu- instrumentarium in te zetten voor een transitie van de landbouw.

Momenteel lijkt gebiedsgericht beleid een tovermiddel. Uiteraard zijn er met maatwerk in een regio oplossingen mogelijk die anders niet mogelijk zijn, maar naast een gebiedsgerichte aanpak zullen ook generieke maatregelen nodig zijn. Een mooie kans voor de Tweede Kamer om hier initiatieven te ondernemen.

Grondbank
De maatregelen om grootschalig bedrijven en grond op te kopen zullen de grondprijzen opdrijven. Ervaring van de laatste decennia maakt duidelijk dat hogere grondprijzen een belangrijke stimulans zijn om te intensiveren en meer koeien per ha te gaan houden, terwijl dat strijdig is met het streven om het grondgebruik extensiever te maken.

In haar beleidskader voor landbouw en voedsel schrijft de Provincie Noord Brabant expliciet dat de landbouw stikstofontwikkelingsruimte levert voor de economie en natuur
Met het voorstel om een grondbank in te stellen om de instap voor jonge boeren te vergemakkelijken erkent het coalitieakkoord terecht de financieringsproblemen van jonge boeren. Het is een teken dat een reflectie nodig is op de financieringsstructuur in de landbouw. Het gezegde “boeren leven arm en sterven rijk” is nog meer dan ooit realiteit. Het gemiddelde vermogen van een gespecialiseerd melkveehouderijbedrijf of een akkerbouwbedrijf bedraagt ruim €3 miljoen. Voor een groot gedeelte zijn, is dat de waarde van de grond, maar de creditzijde van de balans van het gemiddelde melkveebedrijf vermeldt ook voor bijna €1 miljoen aan fosfaatrechten. En sinds vorig jaar is hun vermogen met de gratis stikstofrechten verder gegroeid. Komende jaren gaat de overheid dus miljarden extra betalen voor de rechten die ze eerder gratis heeft uitgedeeld. Dat gevoegd bij de grondprijsstijgingen ten gevolge van grootschalige aankoop van bedrijven, is allemaal niet in het belang van jonge boeren die een bedrijf moeten overnemen.

Het instrument erfpacht zoals sommige verzekeraars hanteren biedt een prima mogelijkheid om de financieringsproblemen van jonge boeren te verlichten. Daarvoor hoeft de overheid niet per se een grondbank in te richten.

Opmerkelijk is de volgende passage in het coalitieakkoord: In gebieden waar de opgave tot emissiereductie en natuurherstel dermate groot is dat vrijwilligheid niet langer vrijblijvendheid betekent, gaan we op het boerenerf het gesprek aan om samen te zoeken naar de mogelijkheden. Dit zet de deur open voor het betalen van onteigeningsprijzen. De huidige stikstofcrisis is een katalysator. Rijkswaterstaat en gemeenten zijn sowieso al gewend om onteigeningsprijzen te betalen. Hun kosten voor stikstofrechten zijn vergeleken met de kosten voor woningbouw of infrastructuur beperkt. In haar beleidskader voor landbouw en voedsel schrijft de Provincie Noord Brabant expliciet dat de landbouw stikstofontwikkelingsruimte levert voor de economie (vetgedrukt JdJ) en natuur’.

In het coalitieakkoord ontbreken tussendoelen voor 2025
Governance
Op enkele punten trekt de rijksoverheid in het coalitieakkoord de regie over het landelijk gebied weer naar zich toe. Dat gebeurt met het aanscherpen van de landelijke omgevingsvisie en de aankondiging van een Nationaal Programma Landelijk Gebied. Daarnaast komen er een ecologische autoriteit en een krachtige regieorganisatie om sturing te geven aan het proces. Zij zorgen voor richtinggevende uitspraken voor de provincies. Verder zal de rijksoverheid ‘goed onderbouwde kaders en eisen aan vergunningverlening formuleren om op verantwoorde wijze stikstofruimte uit te geven’. Voor de besteding van de €25 miljard gaat de rijksoverheid voorwaarden vaststellen aan het vrijgeven van rijksbudget.

Volgens het PBL is de uitvoeringsopgave om de doelstellingen te kunnen bereiken ongeëvenaard en de tijd daarvoor beperkt. Zonder duidelijke nationale kaders over prioriteiten in gebiedsopgaven en uitgaven uit het transitiefonds, riskeert de gebiedsgerichte aanpak dat twistpunten over de gewenste aanpak in de regio opnieuw oplaaien.
Op basis van ervaringen met departementale herindelingen en nieuwe instituties zijn tijdrovende ruzies te verwachten over wie de regie zal krijgen over het uitvoeringsprogramma. Verder zullen ook de provincies niet zonder meer akkoord gaan met de verschuiving van bevoegdheden naar de landelijke overheid. Het gevolg is dat over 3 jaar (want er is al bijna een jaar om), als dit kabinet de rit uitzit, er nog weinig gebeurd zal zijn waar een nieuwe minister voor stikstof en natuur of minister van landbouw trots op zal zijn. Het is daarom belangrijk al op korte termijn te komen tot een scherpe verantwoordelijkheidsverdeling tussen de departementen, de betrokken instituties en de provincies. In het coalitieakkoord ontbreken tussendoelen voor 2025. De Tweede Kamer doet er verstandig aan om de bewindslieden uit te dagen om die in beeld te brengen, zodat er aan het eind van deze kabinetsperiode een oordeel gegeven kan worden over de aanpak.

In het verleden heeft de Reconstructiewet concentratiegebied waarbij het buitengebied werd ingedeeld in concentratiegebieden en extensiveringsgebieden teleurstellende resultaten opgeleverd. Met de voorstellen voor een grootschalige herinrichting lijkt de coalitie daar weinig van geleerd te hebben. Ook dat is een reden om de verwachtingen over deze aanpak van de herinrichting te temperen. Het is verstandig om de provincies uit te dagen oplossingen aan te dragen voor de grootste knelpunten die op korte termijn aangepakt kunnen worden zodat men in de komende 3 jaar echte stappen kan zetten.

Als het bedrijfsleven deze stappen al zet, zou het de regering niet misstaan om daar uitspraken over te doen
Consument
Het is daarom goed om nog eens te kijken naar de afspraken die in februari 2017 op een voedseltop tussen alle partijen in de voedselketen en de overheid gemaakt zijn om te zorgen voor een gezond en duurzaam voedselpakket: De partijen willen dat het voor consumenten overal makkelijk wordt om lekker en gezond te eten en dat bestaande en nieuwe producten gezonder gemaakt worden. Uit het onderzoek van Poelman en Djojosoeparto blijkt dat supermarkten nog steeds vooral reclame maken met producten die niet in die schijf van vijf staan en die afspraken uit 2017 nauwelijks nageleefd worden.

In het regeerakkoord wordt onderzoek aangekondigd ‘op welke wijze een bijdrage van de consument aan de verduurzaming van de landbouw vormgegeven zou kunnen worden’. Als je als coalitie geen maatregelen wil nemen, kondig je een onderzoek aan. Hans Dagevos van de WUR kan zo allerlei onderzoek over dit onderwerp uit de kast halen. Wat dat onderzoek duidelijk maakt: prijsprikkels kunnen helpen. Uit de aangekondigde suikertaks erkent de coalitie dat ook. Maar blijkbaar wil de coalitie met de aankondiging van het genoemde onderzoek een vleestaks buiten de deur houden, terwijl inmiddels duidelijk is dat de hoge consumptie van rood vlees of bewerkt vlees zowel nadelig is voor zowel gezondheid als klimaat.
Bedrijven spelen al lang in op een trend naar meer plantaardige eiwitten. In de Allerhande van oktober 2021 geeft Albert Heijn aan dat ze ‘consumenten willen helpen om in 2025 minimaal de helft van hun eiwitten uit plantaardige bronnen te halen en maximaal de helft uit dierlijke bronnen’. Als het bedrijfsleven deze stappen al zet, zou het de regering niet misstaan om daar uitspraken over te doen.

In 2022 zal het kabinet een besluit nemen over de NutriScore. Uit het feit dat er in het coalitieakkoord niets over gezegd wordt, zou je kunnen afleiden dat het beleidsvoornemen van Blokhuis opgevolgd zal worden. Verder is er niets te vinden over het verzoek van wethouders van de grote steden om meer mogelijkheden om fastfood winkels te reguleren. De wenselijkheid van minder consumptie van ultra-processed food komt evenmin aan de orde. Hier liggen ook kansen voor de Tweede Kamer om een nieuwe minister te prikkelen om nieuw beleid te formuleren.

Met de introductie van een suikertaks en een verlaging van de BTW voor groenten en fruit zijn de eerste stappen gezet voor een beter preventiebeleid, maar veel zaken in de voedselomgeving blijven nog onveranderd. Daarmee zijn de maatregelen nog volstrekt onvoldoende om de obesitasepidemie te stoppen.

Dit coalitieakkoord zal de kostprijs van Nederlandse boeren verder verhogen
Vanuit de consument zal de verduurzaming van de voedselketen met dit coalitieakkoord niet komen. Een gemiste kans. Het is niet redelijk om de gewenste reductie van broeikasgassen vooral bij de andere spelers in de voedselketen te leggen. Dat geldt vooral voor boeren. Keteninitiatieven met een meerwaarde voor klimaat en biodiversiteit, waarbij kosten doorberekend kunnen worden aan consumenten verdienen zijn gewenst. Met GLB middelen kunnen die ondersteund worden. Overheidskantines zouden best verplicht kunnen worden om een deel van hun inkopen biologisch te doen in plaats van het ruim gedefinieerde woord ‘duurzaam’.

Vroeg of laat zal de consument meer moeten gaan betalen
Dit coalitieakkoord zal de grondmarkt enorm onder druk zetten en tot hogere grondprijzen leiden waardoor de kostprijs van Nederlandse boeren verder omhoog zal gaan. Dure stikstofrechten en fosfaatrechten versterken deze ontwikkelingen. De gewenste extensivering gaat met deze aanpak veel miljarden kosten. Externe kosten van de landbouw blijven relatief hoog omdat heffingen op allerlei emissies achterwege blijven. Externe kosten die in het voedselpakket verrekend moeten worden. Vroeg of laat zal de consument meer moeten gaan betalen. Of zoals de Duitse minister van landbouw Özdemir zegt: “Voedsel mag geen luxeproduct worden, maar de prijs moet de ecologische waarde die producten hebben wel sterker uitdrukken." Laten we hopen dat onze nieuwe minister Staghouwer dat ook durft te zeggen. Dan kan hij op die manier werken aan de gewenste transitie van de voedselketen.
Dit artikel afdrukken