Leidraad
We beginnen met Nederland. Hoewel de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit de bekendste toezichthouder voor de levensmiddelenindustrie is, heeft de Autoriteit Consument en Markt (ACM) begin 2021 richtlijnen gepubliceerd voor het gebruik van claims over duurzaamheid op producten of diensten, met diverse voorbeelden uit de levensmiddelensector.
De ACM probeert hiermee oneerlijke handelspraktijken tegen te gaan. Vijf vuistregels en bijbehorende voorbeelden, beschreven in deze leidraad, moeten bedrijven helpen om eerlijke claims te maken: (1) het duurzaamheidsvoordeel van het product moet duidelijk zijn; (2) duurzaamheidsclaims moeten onderbouwd zijn met feiten en moeten actueel blijven; (3) vergelijkingen mogen worden gemaakt, zolang ze eerlijk zijn; (4) duurzaamheidsinspanningen van het bedrijf moeten eerlijk en concreet zijn vermeld; en (5) visuele claims en keurmerken mogen niet verwarrend zijn, maar moeten consumenten helpen.
Het is voor bedrijven een lastige klus om duurzaamheidsclaims goed te formuleren en specificeren. Hoe concreet moet je zijn over een voordeel en hoe breng je de juiste boodschap over aan de consument, zonder onbewust in de valkuil van ‘greenwashing’ te trappen?Omdat duurzaamheid en duurzame ontwikkeling brede begrippen zijn, is de leidraad van toepassing op de brede categorie van duurzaamheidsclaims, waaronder milieuclaims en ethische claims. De Milieu Reclame Code van de Stichting Reclame Code, de zelfregulerende instantie voor reclame, heeft een veel nauwere toepassing: hierin worden alleen reclame-uitingen benoemd die verwijzen naar milieuaspecten. Ook deze code benoemt het belang van de feitelijke juistheid van gemaakte claims (artikel 3). Deze code wordt momenteel herzien en zal in 2022 worden omgevormd naar een bredere Milieu- en duurzaamheidsreclame code.
Ondanks deze vuistregels is het voor bedrijven een lastige klus om duurzaamheidsclaims goed te formuleren en specificeren. Hoe concreet moet je zijn over een voordeel en hoe breng je de juiste boodschap over aan de consument, zonder onbewust in de valkuil van ‘greenwashing’ te trappen?
Net als in Nederland, zijn binnen de Europese Unie een aantal algemene initiatieven opgezet om bij te dragen aan eerlijke en onderbouwde duurzaamheidsclaims. Zogenaamde handelspraktijken, waaronder ook beweringen of reclame in het algemeen vallen, mogen bijvoorbeeld nooit misleidend zijn. Specifiekere regels voor duurzaamheidsclaims zijn verder uitgewerkt in Verordening 66/2010, waarin de Eco-labels zijn vastgelegd. Deze regels zijn alleen niet van toepassing op voedingsproducten, maar we zien Eco-labels terug op bijvoorbeeld koelkasten en andere elektrische apparatuur. Ook de onderbouwing van duurzaamheidsclaims is een lastige kluif.
Bredere definities van duurzaamheid zijn nog niet goed genoeg te onderbouwen om als vereiste te kunnen dienen in een juridisch kader.PEF en OEF
Al sinds begin 2000 doen onder andere Europese onderzoeksconsortia onderzoek naar de ontwikkeling van zogenaamde ‘groene’ claims, claims over de milieu-impact van producten en organisaties. Voor de onderbouwing van die claims gaat waarschijnlijk de verplichting gelden om een specifieke methode te gebruiken: de ‘product environmental footprint’ (PEF) voor producten, of de ‘organisational environmental footprint’ (OEF) specifiek voor de duurzaamheid van organisaties. Deze methoden zijn gestoeld op de zogenoemde life cycle assessment. Een life cycle assessment maakt het mogelijk de verschillende fasen van de levenscyclus van een geproduceerd product te analyseren. Daarbij zijn het winnen van materialen uit het milieu om een product te maken, fabricage of verwerking, distributie, het gebruik en uiteindelijk ook de recycling of verwijdering van dit product allemaal van belang. Zowel directe als indirecte emissies tellen mee in het berekenen van het milieueffect van een product. Met de PEF en OEF als specifieke vorm van life cycle assessments, zijn de afgelopen jaren verschillende pilots uitgevoerd, om te onderzoeken of deze meetmethode een goede onderbouwing kan leveren voor de milieueffecten van producten en organisaties.
Voor het onderbouwen van dergelijke groene claims, die over milieueffecten gaan, kan een life cycle assessment dan ook een goede onderbouwing zijn. Maar zodra het om een bredere definitie van duurzaamheid gaat, kun je je afvragen hoe je zo’n bewering goed kunt onderbouwen. Voor het onderbouwen van een ‘duurzaam’ effect op sociale omstandigheden of op de economie zijn andere typen analyses nodig. En hoewel er veel ontwikkelingen zijn in de methoden om ook deze duurzaamheidseffecten in kaart te brengen, lijken die methoden nog niet goed genoeg te zijn om als vereiste te kunnen dienen in een juridisch kader.
Maar, ook al ben je concreet en duidelijk, heb je onderbouwing voor een claim voorhanden, dan nog rijst de vraag: hoe gaat de consument de claim opvatten? Zal een consument bijvoorbeeld denken dat een product dat minder negatieve effecten heeft op het milieu, automatisch ook beter scoort op andere aspecten van duurzaamheid? Voor een goed begrip van het onderwerp ‘duurzaamheidsclaims’ is starten bij een goede definitie van wat duurzaamheid is eigenlijk essentieel. Alleen dan kunnen bedrijven positieve ontwikkelingen om duurzaamheidsaspecten te verbeteren ook verwoorden in eerlijke communicatie naar de consument, die op diens beurt betrouwbare informatie kan inwinnen en uiteindelijk een onderbouwde, duurzame keuze kan maken.
Op 5 mei krijg je nieuwe kado-artikelen.
Als betalend lid lees je zoveel artikelen als je wilt, én je steunt Foodlog
De lezers zijn stil hier. Zoals ik laatst ook al schreef: standaards bepalen de wereld van morgen.
Maar wat nou als die standaards vooralsnog niet eenduidig zijn? En hoe kan dat eigenlijk?
Helemaal eens met het verhaal, duurzaamheid is een veelkoppig monster.
EOSTA, een bedrijf gespecialiseerd in biologisch geteelde kasgroente en tropische vruchten, weet ondanks het feit dat de meeste van deze productgroepen erg energie-intensief zijn, een imago te creëren dat het één van de duurzaamste AGF bedrijven is.
Ze doen dat slim, met een veelkleurige duurzaamheidsbloem, en via het door Eosta opgetuigde Nature & More zie je per (eventueel ingevlogen) passievrucht of kastomaat de teller met bespaarde CO2, water en grond oplopen.
Soil & More zorgt voor de controle op het behalen van de duurzaamheidsdoelen.
Het is mooi voorbeeld van de manier waarop je duurzamheid kunt claimen: door zelf het verhaal te maken, zelf de normen te stellen en zelf de resultaten te meten. Voorlopig geen instantie in Nederland of Europa die hun claims tegen het licht houdt. Zij hebben begrepen dat standaarden de wereld van morgen bepalen en dat het zelf opzetten en beheren daarvan de beste manier is om die een mooi verhaal te verkopen.
#1 Dick Veerman , vind je het gek?
Noem iets duurzaam en niemand kan er tegen zijn!
Duurzaam is (en was het al vanaf het begin) een container begrip!
Vooral gebruikt voor marketing doeleinden zoals benoemd door #2 Jopie Duijnhouwer
#1 Dick, ik heb totaal niets met duurzaamheidsclaims. Allereerst is het voor vrijwel niemand duidelijk wat "duurzaam" inhoudt. Wat dat betreft zit het in dezelfde categorie als "ambachtelijk" en de industrie zal zo ongeveer de laatste zijn om dit transparanter te maken. Vervolgens vertrouw ik deze claims sowieso al niet en tenslotte ben ik iemand die graag zelf ziet dus waar het tot stand komt.
@Jos van Vonderen slaat de spijker op zijn met de opmerking dat niemand er tegen kan zijn. Dat is opgesloten in het gebrek aan definitie van het begrip. Elke politicus, elk bedrijf (zelfs KLM heeft een webpagina over het bevorderen van duurzaamheid), elke instantie heeft iets met duurzaamheid.
Om in de landbouw te blijven: een biologisch bedrijf zal zeggen dat de productie duurzaam is omdat op lange termijn bodem, grondwater en lokale biodiversiteit profiteren; een intensief gangbaar bedrijf kan claimen dat met dit systeem de meeste natuur (globaal) gespaard kan worden, een bedrijf met een voedselflat brengt naar buiten dat het de hoogste water en nutriënten efficiëntie heeft.
Op dit moment lees ik een boek over biodiversiteit, waar de auteurs dezelfde conclusies trekken over dat concept. Ook voor biodiversiteit geldt dat het niet gedefinieerd is en juist daardoor geliefd, ergens in een vaag overgangsgebied tussen wetenschap en emotie. Dat de Paus zowel aandacht besteedt aan duurzaamheid als biodiversiteit geeft aan dat ze beide zelfs een religieus aspect hebben.
Een van de schrijvers haalt het begrip Post Normal Science erbij: "facts are uncertain, values in
dispute, stakes high and decisions urgent". Dit kun je probleemloos op het begrip duurzaamheid plakken.
Ik ben heel benieuwd hoe een jurist hierin een weg vindt Sarah Arayess & Alie de Boer