"Om als boer te kunnen ondernemen moet ten minste aan drie voorwaarden worden voldaan: duidelijkheid over de eisen die aan hun bedrijf worden gesteld, vrijheid om te bepalen hoe zij aan die eisen kunnen voldoen en een goed hanteerbaar systeem voor controle en handhaving. Daarvoor is nieuw overheidsbeleid nodig". Dat is de conclusie van de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur (Rli) in het donderdag aan minister Schouten van LNV aangeboden advies ‘Boeren met toekomst’.
De verduurzaming van de landbouw stelt ook boeren die niet uitgekocht worden of toch al wilden stoppen omdat ze geen opvolger hebben voor een existentiële vraag: hoe krijg ik de extra kosten die duurzaamheid met zich meebrengt betaald of kan ook ik beter stoppen?
Het huidige beleid richt de aandacht vooral op stoppers en verplichte uitkoop. Er moeten immers boeren verdwijnen om de stikstofcrisis op te lossen. Saneren, uitkopen en onteigenen lijkt het Haagse devies. En dat terwijl de nodige boeren graag willen bijdragen aan een duurzame landbouw, maar zich in de steek gelaten voelen. "Boeren vinden zichzelf slachtoffer van onsamenhangend en wisselvallig beleid," schrijft de Volkskrant in een bericht over het Rli-rapport. Dat heeft geresulteerd in een groot wantrouwen jegens de politiek.
Tegen die achtergrond pleit de Rli voor beleid dat zich moet richten op de boeren die door willen. Zij moeten zo veel mogelijk vrijheid krijgen om op hun manier de doelen van het beleid te realiseren. De Rli wil geen middelvoorschriften voor het hoe. Boeren hebben de creativiteit om zelf te bepalen hoe ze de doelen binnen hun individuele bedrijfsvoering het best kunnen realiseren.
Dat kan, adviseert de Rli, door een systeem van certificering in te voeren dat de nu bestaande administratieve lastendruk verlicht. Boeren krijgen in die aanpak te maken met een - nieuw op te richten - instantie die certificaten afgeeft aan boeren die aan de (door de overheid opgestelde) doelnormen voldoen. De afgifte van een certificaat zou gekoppeld kunnen worden aan bestaande beloningssystemen die boeren belonen als zij verder gaan dan de geldende norm. Denk daarbij aan premies voor 'groene diensten', zoals natuurbeheer, weidevogelbeheer of bloeiende akkerranden. Overigens moet er volgens de Rli dan ook gecontroleerd en gehandhaafd worden als een gecertificeerde boer niet aan de duurzaamheidsnormen voldoet.
Los van de drie minimumvereisten aan dit toekomstgerichte beleid - duidelijkheid over regels, vrijheid van invulling, certificering en controle/handhaving - vindt de Rli dat de overheid het initiatief moet nemen "om partijen in de voedselketen er toe te bewegen de richting van meer duurzaam geproduceerd voedsel in te slaan. Met als doel dat kredietverstrekkers, inkoopcombinaties van supermarkten, afzetcoöperaties en de consument meer bijdragen aan verduurzaming." Zodat de kosten en inspanningen van verduurzamen niet alleen op het bordje van de boer liggen.
De Rli draagt in het rapport verschillende opties aan, zoals een verplichting voor supermarkten en voedselverwerkers om een vast percentage duurzame producten in de schappen te nemen en verwerken, certificering van supermarkten en horeca met een bepaald duurzaam aanbod, btw-verhoging voor niet-duurzaam voedsel (of btw-verlaging voor duurzaam voedsel) en een wettelijke afstandsbeperking (bijvoorbeeld 500 kilometer) voor de inkoop van veevoer dat ingezet wordt voor duurzame voedselproductie.
Dit artikel afdrukken
Het huidige beleid richt de aandacht vooral op stoppers en verplichte uitkoop. Er moeten immers boeren verdwijnen om de stikstofcrisis op te lossen. Saneren, uitkopen en onteigenen lijkt het Haagse devies. En dat terwijl de nodige boeren graag willen bijdragen aan een duurzame landbouw, maar zich in de steek gelaten voelen. "Boeren vinden zichzelf slachtoffer van onsamenhangend en wisselvallig beleid," schrijft de Volkskrant in een bericht over het Rli-rapport. Dat heeft geresulteerd in een groot wantrouwen jegens de politiek.
Tegen die achtergrond pleit de Rli voor beleid dat zich moet richten op de boeren die door willen. Zij moeten zo veel mogelijk vrijheid krijgen om op hun manier de doelen van het beleid te realiseren. De Rli wil geen middelvoorschriften voor het hoe. Boeren hebben de creativiteit om zelf te bepalen hoe ze de doelen binnen hun individuele bedrijfsvoering het best kunnen realiseren.
Dat kan, adviseert de Rli, door een systeem van certificering in te voeren dat de nu bestaande administratieve lastendruk verlicht. Boeren krijgen in die aanpak te maken met een - nieuw op te richten - instantie die certificaten afgeeft aan boeren die aan de (door de overheid opgestelde) doelnormen voldoen. De afgifte van een certificaat zou gekoppeld kunnen worden aan bestaande beloningssystemen die boeren belonen als zij verder gaan dan de geldende norm. Denk daarbij aan premies voor 'groene diensten', zoals natuurbeheer, weidevogelbeheer of bloeiende akkerranden. Overigens moet er volgens de Rli dan ook gecontroleerd en gehandhaafd worden als een gecertificeerde boer niet aan de duurzaamheidsnormen voldoet.
Los van de drie minimumvereisten aan dit toekomstgerichte beleid - duidelijkheid over regels, vrijheid van invulling, certificering en controle/handhaving - vindt de Rli dat de overheid het initiatief moet nemen "om partijen in de voedselketen er toe te bewegen de richting van meer duurzaam geproduceerd voedsel in te slaan. Met als doel dat kredietverstrekkers, inkoopcombinaties van supermarkten, afzetcoöperaties en de consument meer bijdragen aan verduurzaming." Zodat de kosten en inspanningen van verduurzamen niet alleen op het bordje van de boer liggen.
De Rli draagt in het rapport verschillende opties aan, zoals een verplichting voor supermarkten en voedselverwerkers om een vast percentage duurzame producten in de schappen te nemen en verwerken, certificering van supermarkten en horeca met een bepaald duurzaam aanbod, btw-verhoging voor niet-duurzaam voedsel (of btw-verlaging voor duurzaam voedsel) en een wettelijke afstandsbeperking (bijvoorbeeld 500 kilometer) voor de inkoop van veevoer dat ingezet wordt voor duurzame voedselproductie.
Nog 3
Je hebt 0 van de 3 kado-artikelen gelezen.
Op 5 april krijg je nieuwe kado-artikelen.
Op 5 april krijg je nieuwe kado-artikelen.
Als betalend lid lees je zoveel artikelen als je wilt, én je steunt Foodlog
Lees ook
Krijn Poppe (voor lezers die dat niet weten: hij is een belangrijke geestesvader van het rapport), geen middel maar doelvoorschriften en het OK-verklaren van iemands inspanningen is natuurlijk een prima voorstel. Dat zorgt voor creatief ondernemerschap in het algemeen belang en kan alleen maar worden toegejuicht (wat mij betreft, ik realiseer me dat het een politieke keuze is die uitgaat van vertrouwen in het beste kunnen van individuen).
Tegelijk heb ik een vraag: waarom moeten afzetkanalen verplicht worden tot een assortiment waar ze niet zelf voor kiezen?
Anders gezegd: waarom zet de Rli niet in op wat tegenwoordig zo mooi multistakeholder value creation heet, zodat een samenwerkende keten aan de doelen van het beleid kan voldoen?
Als zo'n keten economisch niet uit kan, is dat niet alleen nieuws maar ook een teken aan de wand. Moet de overheid dan voedselproductie in een te duur geworden land subsidiëren of maar gewoon gaan importeren omdat het toch genoeg verdient aan andere zaken en we erop kunnen vertrouwen dat de rest van de wereld voldoende overschotten heeft om aan onze vraag te voldoen?
Dat merk ik op omdat ik de afgelopen weken een aantal malen meedeed in discussies tussen bedrijven in de gehele keten over scope 1, 2 en 3 CO2-reducties. In feite luidde de conclusie dat er geen onderscheid is, maar dat ieder bedrijf in de keten dat moet regelen in zijn primaire processen. De uitdaging zit 'm in het samen een levensvatbaar business model maken.
Tamelijk obligaat verhaal, maar daarom niet minder waar. En Krijn is schatplichtig aan Foodlog. Mag best hoor.
Herman, vind je het obligaat om de overheid er op te wijzen dat ze mogelijk te grote vaardigheden vooronderstelt bij ondernemers die veelal niet geleerd hebben of uitgerust zijn om hun business model aan te passen aan het maken van meer marge per eenheid product?
De gemiddelde Nederlandse boer overleeft al decennia door opschaling: meer volume zodat de stijgende kosten beter te verschmerzen zijn (en dalende marges per eenheid product op te vangen zijn). Dat spel is op, ook al houden kostprijsbeheersing en optimaal volume hun rol naast de nieuw te incorporeren eisen.
De gemiddelde Nederlandse boer overleeft al decennia door opschaling: meer volume zodat de stijgende kosten beter te verschmerzen zijn (en dalende marges per eenheid product op te vangen zijn). Dat spel is op, ook al houden kostprijsbeheersing en optimaal volume hun rol naast de nieuw te incorporeren eisen.
Grappig, ik denk dat dat spel nog moet beginnen. Een aantal mega bedrijven en een paar honderd moderne Ot en Sien boeren.
Dat is het moderne type boer-in-pak buiten de EU en in het Oosten van de EU. Hier zijn de grondprijzen te hoog voor zulke boeren, al zal - zoals op FL al vele malen besproken - de de groep boeren tussen de grote en de kleine verdwijnen. De grote zullen groter worden; het totale productievolume zal dalen.
Wat vooral zorgen moet baren zijn de grote sommen geld die de overheid in de markt strooit, zodat de evolutionaire matktwerking wordt verstoord en onduidelijk is wat de echte trends zijn. In zo’n situatie en bij dunne marges kan de primaire productie verdwijnen. Als dat het doel van de die gelden is, is dat natuurlijk prima. Maar daar lijkt het niet op.