De verduurzaming van de landbouw stelt ook boeren die niet uitgekocht worden of toch al wilden stoppen omdat ze geen opvolger hebben voor een existentiële vraag: hoe krijg ik de extra kosten die duurzaamheid met zich meebrengt betaald of kan ook ik beter stoppen?

Het huidige beleid richt de aandacht vooral op stoppers en verplichte uitkoop. Er moeten immers boeren verdwijnen om de stikstofcrisis op te lossen. Saneren, uitkopen en onteigenen lijkt het Haagse devies. En dat terwijl de nodige boeren graag willen bijdragen aan een duurzame landbouw, maar zich in de steek gelaten voelen. "Boeren vinden zichzelf slachtoffer van onsamenhangend en wisselvallig beleid," schrijft de Volkskrant in een bericht over het Rli-rapport. Dat heeft geresulteerd in een groot wantrouwen jegens de politiek.

Tegen die achtergrond pleit de Rli voor beleid dat zich moet richten op de boeren die door willen. Zij moeten zo veel mogelijk vrijheid krijgen om op hun manier de doelen van het beleid te realiseren. De Rli wil geen middelvoorschriften voor het hoe. Boeren hebben de creativiteit om zelf te bepalen hoe ze de doelen binnen hun individuele bedrijfsvoering het best kunnen realiseren.

Dat kan, adviseert de Rli, door een systeem van certificering in te voeren dat de nu bestaande administratieve lastendruk verlicht. Boeren krijgen in die aanpak te maken met een - nieuw op te richten - instantie die certificaten afgeeft aan boeren die aan de (door de overheid opgestelde) doelnormen voldoen. De afgifte van een certificaat zou gekoppeld kunnen worden aan bestaande beloningssystemen die boeren belonen als zij verder gaan dan de geldende norm. Denk daarbij aan premies voor 'groene diensten', zoals natuurbeheer, weidevogelbeheer of bloeiende akkerranden. Overigens moet er volgens de Rli dan ook gecontroleerd en gehandhaafd worden als een gecertificeerde boer niet aan de duurzaamheidsnormen voldoet.

Los van de drie minimumvereisten aan dit toekomstgerichte beleid - duidelijkheid over regels, vrijheid van invulling, certificering en controle/handhaving - vindt de Rli dat de overheid het initiatief moet nemen "om partijen in de voedselketen er toe te bewegen de richting van meer duurzaam geproduceerd voedsel in te slaan. Met als doel dat kredietverstrekkers, inkoopcombinaties van supermarkten, afzetcoöperaties en de consument meer bijdragen aan verduurzaming." Zodat de kosten en inspanningen van verduurzamen niet alleen op het bordje van de boer liggen.

De Rli draagt in het rapport verschillende opties aan, zoals een verplichting voor supermarkten en voedselverwerkers om een vast percentage duurzame producten in de schappen te nemen en verwerken, certificering van supermarkten en horeca met een bepaald duurzaam aanbod, btw-verhoging voor niet-duurzaam voedsel (of btw-verlaging voor duurzaam voedsel) en een wettelijke afstandsbeperking (bijvoorbeeld 500 kilometer) voor de inkoop van veevoer dat ingezet wordt voor duurzame voedselproductie.
Dit artikel afdrukken