Hoewel de farmacologie voor iedereen die dagelijks medicijnen slikt een fact of life is, dringt maar weinig van het onderzoek in die wetenschapsdiscipline door in de publieksmedia. Ja, als een grote farmaceut een veelbelovend nieuw medicijn (een covidpil bijvoorbeeld) heeft ontwikkeld, dan wordt daarover hoog van de toren geblazen. Succesvolle verkoop begint immers met goede marketing. Maar onderzoeksartikelen die verschijnen in vakbladen als Pharmacological Reviews halen de blogs, kranten, radio en tv doorgaans niet.

Daarvoor is in ieder geval éen duidelijke reden: ze zijn onbegrijpelijk voor de niet-ingevoerde lezer. Dat geldt ook voor het artikel ‘Pharmacological Modulation of Immune Responses by Nutritional Components’ dat in genoemd vakblad verscheen. De vier auteurs, Marthe T. van Daal, Gert Folkerts, Johan Garssen en Saskia Braber, zijn verbonden aan het departement Farmaceutische Wetenschappen van de Universiteit Utrecht (UU) en doen fundamenteel onderzoek naar de werking van medicijnen en andere stoffen op moleculair en celniveau.

Brug
Dat hun werk nu toch een keer bredere aandacht krijgt, onder meer door een artikel in het Algemeen Dagblad, is niet alleen terecht, maar in dit geval ook echt nieuwswaardig. In een paar woorden: de onderzoekers slaan een (bio)logische brug tussen de farmacologie en de voedingskunde. Die brug lag al wel over de kloof tussen beide disciplines, maar werd gek genoeg weinig bewandeld.

Universitair hoofddocent Saskia Braber beaamt dat de samenwerking tussen beide vakgebieden niet heel innig was, maar ziet toenadering. “Het waren altijd twee niches. Farmacologen keken niet naar voeding. Geneeskundestudenten kregen voorheen maar een paar uur voedingsvakken in de hele opleiding, hoorde ik laatst. Aan de universiteit van Wageningen heb je een voedingsafdeling en wij hebben in Utrecht farmacie, maar pas de laatste jaren werken we steeds meer samen.”

Het onderzoek naar hoe bepaalde stoffen, medicijnen of voedingsmiddelen, op celniveau effect hebben, is de laatste tijd een stuk nauwkeuriger geworden
Samenwerking tussen verschillende disciplines is essentieel. Dat is bijvoorbeeld georganiseerd op de zogenaamde research hub Future Food Utrecht, het initiatief van de Universiteit Utrecht dat als mission statement heeft: ‘Planetaire Gezondheid: hoe maken we ons voedselsysteem toekomstbestendig?’ Daarnaast neemt de universiteit onder meer ook deel aan een kenniscentrum op het gebied van koolhydraten, het Carbohydrate Competence Center, een privaat-publieke partnership met onder andere de universiteiten van Groningen en Wageningen en diverse bedrijven.

Receptoren
Er is een reden voor de toenadering tussen de disciplines. Het onderzoek naar hoe bepaalde stoffen, medicijnen of voedingsmiddelen, op celniveau effect hebben, is de laatste tijd een stuk nauwkeuriger geworden. In hun artikel beschrijven de Utrechtse onderzoekers de moleculaire mechanismen die bepaalde voedingsstoffen teweegbrengen na het aangrijpen op receptoren van de cellen, zoals dat heet. Dat lijkt dus veel op wat er ook gebeurt met bepaalde geneesmiddelen. QED, voeding als medicijn.

“Opmerkelijk is dat er momenteel zeer weinig klinisch en betrouwbaar onderzoek beschikbaar is naar de immunomodulerende effecten van voedingsbestanddelen via receptorsignalering,” schrijven de onderzoekers. Zij plozen de relevante literatuur uit en presenteren een lijst van vier groepen bekende ‘farmacologische’ receptoren, via welke ook voedingsbestanddelen en hun metabolieten een werking hebben op het immuunsysteem.

Die lijst is “een instrument om de ontstekingsbevorderende en/of ontstekingsremmende eigenschappen van deze voedingsbestanddelen beter te begrijpen, hetgeen kan helpen bij de inspanningen om NCD's te voorkomen en te behandelen.” ‘Noncommunicable diseases’ zijn niet-besmettelijke ‘welvaartziektes’, zoals diabetes type 2, hart- en vaatziekten en sommige kankers.

Spikes
We leven in de eeuw van de biologie, in het tijdperk van de eiwitten, in de dagen van de spikes, steeds nieuwe molecuulspijkers op de coronamutanten. De directeur van Pfizer Nederland komt graag glimlachend bij Beau en collega’s uitleggen hoe knap ze die in zijn lab aanpakken. Dat mechanisme, van complexe eiwitten die de deuren naar cellen openen, is het werk van soortgelijke receptoren, die door Braber en collega’s beschreven worden in relatie tot bepaalde voedingscomponenten.

De samenwerking met het bedrijfsleven heeft als voordeel dat je aan iets werkt dat later geproduceerd kan worden en misschien op de markt komt ten gunste van patiënten
Braber en haar team onderzoeken zelf een groot aantal voedingsmiddelen. “We kijken naar de werking van stoffen als complexe koolhydraten, meervoudig onverzadigde vetzuren, pro- en prebiotica, noem maar op. We kijken welk effect ze hebben op de cellen van het immuunsysteem, welk effect op de cellen in de darm, op pathogene bacteriën en virussen. Welke ziekten kunnen ze beïnvloeden en zelfs voorkomen? We doen onderzoek naar hoe we de darmbarrière sterker kunnen maken zodat er minder ziekteverwekkers doorheen gaan. Daar zijn wij in gespecialiseerd. Wij testen met welke medicijnen of voedingsstoffen de darmwand weer hersteld kan worden.”

Moedermelk
Naast dat ze een prebiotisch effect hebben in de darmen, werken sommige oligosachariden ook direct op immuuncellen. Dat is een vrij nieuwe tak van het onderzoek bij ons, zegt Braber. “Wij hebben aangetoond dat bepaalde oligosachariden niet alleen door bacteriën verwerkt worden, maar ook direct werken op de immuuncellen en cellen van de darmwand waardoor de darmbarrière kan worden versterkt. We hebben een studie lopen waarin we kijken welk effect voedingstoffen hebben op de longen, wat de interactie is tussen darmen en longen. We zijn zelfs aan het onderzoeken of we voedingstoffen met neussprays kunnen toedienen.”

Braber zelf bestudeert de oligosachariden die in moedermelk voorkomen. Het idee daarachter is dat die zo’n belangrijke rol bij het opbouwen van het immuunsysteem van een kind hebben, dat ze ook op latere leeftijd moeten kunnen werken.

“Deze suikers kunnen veel meer dan wij denken, goede bacteriën bevorderen, slechte afremmen en los daarvan het immuunsysteem stimuleren. Ik denk dat er in de toekomst nog veel te leren is over de bekende voedingsmiddelen, de suikers, de vetzuren en de eiwitten. De samenwerking met het bedrijfsleven heeft als voordeel dat je aan iets werkt dat later geproduceerd kan worden en misschien op de markt komt ten gunste van patiënten.”


Dit artikel afdrukken