In een serie van 7 artikelen onderzoeken agrobioloog Henk Breman en melkveehouderszoon Jeroen van Buuren de geschiedenis van de mens vanuit de beschikbaarheid van mest. Wat heeft het leven in petto voor de mens zónder mest die gemaakt is met fossiele energie? Vandaag deel 5: het is zo gemakkelijk gezegd, maar wat betekent de gang van een lineaire terug naar een circulaire landbouw voor ons leven?
Sedentaire landbouw rond vaste nederzettingen veroorzaakte de eerste veranderingen in de oorspronkelijke circulariteit. De landbouw kreeg lineaire componenten. Die ontwikkeling werd sterker onder druk van de groeiende aantallen mensen. Boeren integreerden akkerbouw en veehouderij. Dat leidde tot het gemengde bedrijf op de in deel 1 al besproken esgronden. De natuurlijke productiepotentie van hun akkers werd te beperkt om de groeiende bevolking te voeden. Daarom transporteerden de boeren en hun vee voedingsstoffen van bossen en weiden naar de akkers. De dieren deden dat in de vorm van mest die ze maakten van grazen op woeste gronden. Mensen haalden er snoeisel en plaggen waarmee ze aan permanente lokale bodemverrijking deden ten koste van bodemverarming en uiteindelijk uitputting elders. De voedingsstoffen werden niet teruggebracht van waar ze gehaald waren. Boeren op een vaste plek betekende dan ook het einde van de circulariteit. Fase 2.a was een feit (zie deel 2).
Zuinig omgaan met en terugwinning van voedingsstoffen is een goede zaak, maar de landbouw opnieuw circulair maken is wat andersMeer marktwerking, meer voedsel, meer welvaart
De toch ingenieuze landbouwsystemen en vormen van mechanisatie zorgden voor een dusdanige productiviteitsverhoging dat steeds minder boeren meer mensen konden voeden. Mensen kregen tijd om andere dingen te gaan doen en zagen kans daarmee geld te verdienen. Andere ambachten ontwikkelden zich, andere bronnen van inkomen brachten groeiende welvaart en een economie die kon draaien om geld in plaats van alleen land en de oogst daarvan. Dat maakte verstedelijking mogelijk en een verdere vermindering van de circulariteit. Steden maakten dat mensen niet meer overal hun behoeften deden en die zodanig sterk concentreerden zodat die zelfs het akkerland niet meer bereikte. De komst van externe productiemiddelen (fase 2.b, zie deel 2) versnelde de afname van de circulariteit verder. Later zou het wereldwijde gesleep met voedsel en voeders die situatie nog extremer maken.
Zuinig omgaan met en terugwinning van voedingsstoffen is een goede zaak, maar de landbouw opnieuw circulair maken is wat anders. Groene Circulaire Meststoffen zijn dan ook slechts een eerste poging tot verandering.
Zo gauw boeren externe productiemiddelen gebruiken en conventionele dan wel groene circulaire kunstmest en dergelijke van elders halen en betalen, moeten ze voor de markt gaan produceren om hun kosten te dekken. Landbouw dient niet alleen meer de zelfvoorziening van de boer, maar moet ook anderen kunnen voeden. Daar moeten inkomens en een geldeconomie tegenover staan. De klanten van de boer in die fase van de economie wonen niet of nauwelijks meer in zijn directe omgeving. Hij gaat produceren voor de stad en voor export naar veel verdere gebieden. Circulariteit wordt daarmee onmogelijk. Voedingsstoffen van de stad terugbrengen naar het platteland is al een uitdaging, ze terughalen uit het buitenland is nog ingewikkelder, zodat ons vee soja-akkers uitput als daar geen meststoffen en bodemverbeteraars aan worden toegevoegd.
Belast transport van voedsel
Om die situaties te beperken is het toe te juichen dat meer lokale voedselvoorziening weer de aandacht heeft. Maar de verstedelijkte wereld blokkeert de terugkeer naar ons circulaire verleden zonder geld. Omdat we in steden wonen en ons voedselsysteem alle voedingsstoffen daarheen sleept, kan de boer niet meer zonder de aankoop van externe voedingsstoffen. Door het bestaan van steden moet de boer voor de markt produceren en daarom zal er altijd landbouw met lineaire componenten blijven bestaan. Lokaler kan, maar strikt lokaal is onmogelijk.
Om de welvaart op peil te houden moet iedere boer een groot aantal burgers kunnen voeden. En alleen al door de specialisatie van de boeren zijn die burgers over een groot gebied verspreid. Om hun inkomen veilig te stellen, leveren boeren het liefst aan de best betalende klanten. En dankzij de intensieve hoogproductieve landbouw is er geen directe relatie meer tussen de productiviteit van landbouwgronden en bevolkingsconcentraties. Meststoffen belanden daarom op plekken waar ze niet de hoogste opbrengst hebben, want voor de grootste oogst hebben ze de beste gronden nodig. Hoe beter de grond, hoe minder immers de productiebeperkende factoren moeten worden gecorrigeerd. Tegen wat gewenst is in, ontstaan echter bijna vanzelf voedselstromen van hoog- naar laagproductieve gebieden. De grote volumes betreffen met name goedkoop, als bulk vervoerd voedsel zoals graan. De boeren die het verbouwen halen hun inkomen uit grootschalige productie met kleine marges.
Vanwege de beperking van de welvaartsval die mensen uiteindelijk zullen wensen, is een deel van de lineariteit in de landbouw onvermijdelijkOok voedsel voor rijke markten, zoals vlees en zuivel, koffie, thee en cacao wordt wereldwijd verhandeld, maar in kleinere volumes. Vlees en zuivel hebben zoveel waarde dat het de moeite loont om de basisproducten van heel ver aan te voeren. Denk aan soja en bijproducten uit de palmolie- en katoenindustrie. De grote hoeveelheden basisvoer voor vee worden lokaal geproduceerd, maar het krachtvoer kan van andere continenten komen. Nederlandse boeren laten hun dieren er vlees en melk van maken en zetten die weer internationaal af.
In de zoektocht naar oplossingen voor het probleem van stikstof en broeikasgassen promoot het Nederlandse ministerie van Landbouw zogeheten grondgebonden kringlooplandbouw. Niettemin meldden de media dat de aanvoer van sojaschroot uit Brazilië in 2020 met 40% blijkt te zijn gestegen. Dat kan het gevolg zijn van minder inkopen vanuit de VS. Of dat zo is hebben we niet nader gecheckt omdat de statistieken een duidelijke historische trend laten zien die het omgekeerde van lokale kringlopen en grondgebondenheid laat zien: sinds 1960 is het aangevoerde volume aan veevoedergrondstoffen in Nederland meer dan verviervoudigd.
Al dat gesleep met voeders en voedsel kost een berg energie. Dat geldt ook voor de nog steeds toenemende landbouwmechanisatie om het aantal consumenten dat een boer kan voeden zo groot mogelijk te maken. Het fossiele energieverbruik van de logistiek en mechanisering van het voedselsysteem is groter dan het aandeel van 2,4% dat mondiaal voor rekening van de kunstmestproductie komt. Begin 2020 liet dr. Meino Smit in zijn proefschrift zien dat in 2015 de Nederlandse landbouw per eenheid afgeleverd product zes maal zoveel energie gebruikte als in 1952.
Terug naar de landbouw van 1952 zou echter betekenen dat er 470.000 meer boeren nodig zouden zijn dan nu, maar tevens dat ze niet meer voor hun producten kunnen vragen dan nu het geval is omdat ze dan te duur zijn voor de moderne consument. Die is gewend zijn inkomen aan heel andere zaken dan voedsel te besteden. Het is echter van tweeën een: of we worden armer, of - als andere landen niet meegaan in dezelfde landbouwpolitiek - onze boeren verdwijnen en Nederland moet elders voedsel inkopen.
Vanwege de beperking van de welvaartsval die mensen uiteindelijk zullen wensen, is een deel van de lineariteit in de landbouw onvermijdelijk. Maar het is het overwegen waard om langeafstandstransport duurder te maken door de subsidies op brandstof in die sector aan te pakken en tevens de negatieve milieueffecten in de prijs te verdisconteren. Op dit moment is de diesel voor de scheepvaart vrij van belasting en worden ook groenten en fruit - die van origine in schillen rond steden werden verbouwd - de wereld overgevlogen omdat de kerosineprijs het toestaat. Belastingen op het transport van voedsel zullen de lineariteit van het landbouwsysteem terugdringen ten gunste van een meer grondgebonden landbouw.
'Courgettes en appels uit Oeganda met bestemming Canada. Sperziebonen uit Tanzania.Kropjes sla voor een restaurant in Hongkong. Spa Blauw voor Montreal'
— Jos Verstraten (@jos_verstraten) November 5, 2021
'Ja soms denk je wel , het moet niet gekker worden' Cargoschaamte is bij ons iets minder het geval'.
Ook dit is export. pic.twitter.com/TNvSDegWnx
Meino Smits pleidooi voor een minder gemechaniseerde landbouw zou nog kunnen passen in de Doughnut-benadering maar zal ook het besteedbaar inkomen dat aan andere consumptie dan voedsel kan worden besteed flink doen afnemenBoeren voor de markt of voor de eigen kring?
Rijden we daarmee het oplossen van honger in de derde wereld niet in de wielen? Het voert hier te ver om een uitgebreid in te gaan op internationale landbouwpolitiek van landen. Kort willen we hier volstaan met de opmerking dat landen die voor hun thuismarkt veel kunnen produceren behoefte hebben aan exportmarkten om prijsbederf op hun thuismarkt tegen te gaan.
Dat beginsel heeft ertoe kunnen leiden dat landen die hun eigen voedselproductie niet op peil hadden voor de export uit de gemechaniseerde lineaire landbouwlanden op gang kwam op achterstand kwamen. Rijke landen brachten er graag hun overschotten heen. Voedselhulp is dan ook juist ongewenst. Een zelfvoorzienende landbouw in de qua intensivering achtergebleven regio’s is nodig. De gewenste mate van voedselzekerheid is te bereiken dankzij het externe productiemiddel kunstmest dat productie voor de markt mogelijk maakt. Daardoor komt arbeid vrij voor sociaaleconomische ontwikkeling en ontstaat welvaart. Dat zal veelal de bevolkingsgroei remmen, waardoor de voedselzekerheid en de welvaart nog verder kunnen toenemen. Uiteraard brengt welvaart de uitdaging met zich mee om het consumentisme waarin de rijke wereld is beland - consumeren om het consumeren - tegen te gaan omdat het uiterst schadelijk is voor onze natuurlijke omgeving. Hiermee zeggen we niet dat welvaart iets vies is en zeker niet dat het grote publiek in Azië, Zuid-Amerika en Afrika er maar van af moet zien maar dat welvaart net als voedselproductie gelijker verdeeld zou moeten zijn. Mensen staan voor de uitdaging een betere balans te ontwikkelen tussen een notie van materiële welvaart als ‘genoeg’ en de voldoening van een nieuwe moraal van het goede leven. In dat licht ontwikkelde bijvoorbeeld de Britse econoom Kate Raworth haar idee van de Doughnut Economy, waarin ze de door het Stockholm Resilience Center gedefinieerde planetary boundaries betrekt.
De facto sluit De Schutter mensen in dergelijke landen uit van participatie aan de moderne rijke samenleving die gecreëerd is door landen met een lineaire landbouwRaworth lijkt een minder radicale afslag te nemen dan de Waalse mensenrechtenadvocaat en agroecologie-activist Olivier de Schutter. De Schutter bepleit een radicaal circulaire landbouw voor landen die nog geen zelfvoorzienende landbouw hebben (en inmiddels ook voor de EU). Omdat die niet tot nauwelijks kan produceren voor de markt en gericht is op de eigen cirkel of gemeenschap, leidt dergelijk beleid - dat in VN-kringen weerklank vindt - tot een beperkte of zelfs lage graad van welvaart met bovendien voedselzekerheidsrisico’s omdat de esgronden aan uitputtingsgevaren bloot zullen staan. De facto sluit het pleidooi mensen in dergelijke landen uit van participatie aan de moderne rijke samenleving die gecreëerd is door landen met een lineaire landbouw. Meino Smits pleidooi voor een minder gemechaniseerde landbouw zou nog kunnen passen in de Doughnut-benadering maar zal ook het besteedbaar inkomen dat aan andere consumptie dan voedsel kan worden besteed flink doen afnemen. Ook in zijn model neemt de marktwerking af; die wordt vervangen door een schaarste-economie die weer veel meer om voedsel dan andere zaken zal draaien. Met deze opmerkingen willen we aangeven dat de wens om meer circulariteit in de landbouw te bereiken grote effecten heeft op de rest van onze manier van leven en daarom alle politieke aandacht verdient.
Maandag 1 november verscheen deel 1: Groene Circulaire Meststoffen: wat zijn het, waarom willen ze en gaan het we ermee redden. Woensdag 3 november verscheen deel 2: Van stedelijke beerput naar kunstmest en weer terug. Zaterdag 6 november verscheen deel 3: Te duur?. Woensdag 10 november verscheen deel 4: De voor- en nadelen van Groene Circulaire Meststoffen. Zaterdag 20 november verschijnt deel 6: Landbouw en ongelijkheid.
Het Planbureau voor de Leefomgeving adviseert de overheid te komen met dwingende normen voor circulariteit, met name op het gebied van landbouw. Eén van de belangrijkste circulaire schakels in de landbouw is die van mest. Dieren (mensen incluis) eten planten of elkaar en produceren mest die voedsel is voor nieuw leven. Werkt die natuurlijke circulariteit ook in het landbouwsysteem, dat wil zeggen in de natuur die we hebben ingericht om de wensen van naar welvaart strevende mensen optimaal te bedienen? We willen genoeg te eten hebben en daar niet al te veel voor betalen. Tevens willen we de biodiversiteit versterken. Met kunstmest kan dat, een strategie waar de VS op in lijken te zetten. Europese overheden willen er vanaf omdat het maken van kunstmest veel fossiele energie kost en bij te royale toepassing de bodem uitboert. Op dit moment ligt de kunstmestfabriek van Yara in Sluiskil stil omdat de aardgasprijzen te hoog zijn om tegen acceptabele prijzen kunstmest te produceren. Met de Green Deal en de Farm2Fork-strategie heeft de EU heeft besloten voor 25% fossielvrije landbouw te gaan.
Een nieuw tijdperk kondigt zich aan. Den Haag en Brussel stellen de voedselketen voor een nieuwe uitdaging, met nieuwe normen waaraan de landbouw moet voldoen.
Op 5 mei krijg je nieuwe kado-artikelen.
Als betalend lid lees je zoveel artikelen als je wilt, én je steunt Foodlog
Ter info; In Noord Korea hebben ze landbouw met groene (eigen mest) gaat niet zo goed. Mensen allemaal ondervoed. En veel last van parasieten doordat mensenpoep zo over de akkers gaat.
willem van aaken , in Noord Korea is per hoofd van de bevolking 900 m2 landbouwgrond (arable land) beschikbaar. En de handel floreert minder dan in Nederland.
Meer lokale productie, een meer grondgebonden landbouw, minder gesleep met voedsel en nutriënten, meer regionale zelfvoorziening, slimme inzet van kunstmest. Allemaal heldere aanbevelingen voor optimalisering van onze voedselproductie die jullie nog eens onweerlegbaar onder de aandacht brengen. Ik heb daar grote waardering voor en verheug me op wat er nog komen gaat.
Hoe moeilijk deze verbeteringen al praktisch (politiek, economisch) uitvoerbaar zijn, ze houden onze groeiverslaving evenwel niet tegen. We laten ons graag in slaap sussen door de duurzaamheidshype in de media die voorbijgaat aan het feit dat groene groei niet meer is dan een nieuw verdienmodel dat ons ecologisch verder in het slop helpt.
De grootste winst is buiten onze voedselproductie te behalen. We zullen moeten leren hoe we over de gehele linie onze leefwijze kunnen matigen. Nog geen politieke leider daarover horen reppen. Dat stemt mij zacht gezegd niet optimistisch.
Boeiend aan deze serie is - vind ik - de link tussen mest & energie en economie & samenleving. Die komt aan het slot duidelijk tot uitdrukking.
Om de serie tot op heden even samen te vatten op een 'hoog over' manier (zo noemen de FL-project -en redactieteams dat):
- als boeren niet meer voor hun zichzelf of hun kleine gemeenschap telen, ontstaat lineariteit en de verzameling van externe meststoffen en bodemverbeteraars op esgronden
- die ontwikkeling is de start van het ontstaan van steden die het begin van welvaart zijn
- een teruggang naar circulariteit beweegt noodzakelijk weg van de welvaart die lineariteit brengt
- omdat beprijzing van natural assets (de planetary boundaries die Jeroen en Henk hierboven noemen in het kader van Raworth) een rol gaat spelen in de economie zullen we daarop ons leven moeten leren aanpassen
(een witregel, vanwege alvast een voorschot op de discussie hier vanuit de laatste paragrafen in het bovenstaande:)
- dat betekent dat de discussie over circulaire mest diep ingrijpt op de manier waarop mensen nu hun leven vormgeven; een en ander vanuit een historische ontwikkeling van 10.000 jaar (van de neolithische mens tot de klassieke oudheid in het oostelijke deel van het Middellandse Zeegebied) via de Europese middeleeuwen en de daarop volgende industriële en nu digitale revolutie. Die laatst twee ontwikkelingen hebben van de wereld één groot nauw verweven netwerk van productiecapaciteit en wereldwijde container- en luchtvaartlogistiek hebben gemaakt op basis van comparatieve voordelen op basis van betaalbare energie.
- pas als die energie wegvalt ('op' en laten zitten in de fossiele voorraden) of duur op de rand van onbetaalbaar (door belastingmaatregelen maar wel toestaan) zal die 10.000 jaar menselijke samenlevingsontwikkeling worden gekeerd.
Kortom: we leren hier dat de moderne samenleving een resultaat is van de omgang met mest, de beschikbaarheid van transport en beschik- en betaalbare energie. De discussie over mest is dan ook een diep politieke: als de huidige samenleving vanuit landbouwperspectief niet meer kan, hoe willen we die dan?
Die vraag is geen kattenpis. Onze samenleving bereidde zich in een dikke 10.000 jaar voor om zich uiteindelijk na de uitvinding van de stoommachine (massaal in gebruik vanaf circa 1800) versneld te ontwikkelen tot de huidige. Nu willen we die verandering in enkele decennia realiseren. Er zijn mensen die denken dat de 'wetenschap' (ik zou het gewoon progressief bestuurlijk denken noemen) van de transformative change dit proces zonder spanningen die tot revoluties en oorlogen leiden kan sturen. Dat denken zit ook achter de Green Deal en het is een taboe om het op te merken, weten we van recente ervaringen op Foodlog over kritische stukken over de haalbaarheid daarvan.
Achteruitgang in welvaart? Nee hoor. Ja misschien voor boeren, maar die blijven groeien om inkomen op pijl te houden.
We geven 12% van ons inkomen uit aan eten. Grofweg 300 euro per persoon. Ook dat daalt of stijgt niet. Gemiddeld zit er minder dan 1/3 vd kostprijs boer verstopt in verwerkt eten. Soms zelfs 10% of minder.
Stel dat we een importheffing doen op veevoer en kunstmest binnen de EU en boeren agrocommodities worden daardoor 25% duurder, dan telt dat niet door in “kosten voedsel” van gemiddelde Nederlander.
We worden rijker, eten wordt duurder, maar % inkomen dat we aan eten uitgeven zal blijven dalen. Wedden?