De lage gasvoorraden aan de vooravond van de winter zorgen voor hogere gas- en elektriciteitsprijzen. Zodra de winter achter de rug is, verwacht ABN AMRO dat de prijzen dalen, maar normalisering van de prijzen zal naar verwachting pas na 2023 plaatsvinden. Voor de elektriciteitsprijzen verwacht ABN AMRO een vergelijkbaar patroon. Een daling zodra de winter achter de rug is, maar nog wel een blijvend hoog niveau dankzij de hoge kolen- en gasprijs.

De hogere energieprijzen hebben grote gevolgen voor de foodsector. Zo is voor de verwerking van aardappelen, zuivel of brood flink wat energie nodig. Energie is nodig om bijvoorbeeld de machines en apparatuur aan te drijven en voor het koelen en vriezen van de producten. Ook worden producten gestoomd en verhit waar gas voor nodig is. Volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) verbruikte de voedingsmiddelenindustrie 77,8 petajoule aan energie in 2020. Zo’n drie procent van de totale Nederlandse energieconsumptie gaat hiermee naar de voedingsmiddelenindustrie. Het grootste deel van deze energieconsumptie bestaat uit aardgas. In 2020 verbruikte de voedingsmiddelenindustrie 55,4 petajoule aan gas.

Figuur 1


Stevig verbruik van energie is inherent aan de voedingsmiddelenindustrie. Hoewel de afgelopen jaren wel is geïnvesteerd in duurzame alternatieven en energiezuinige oplossingen is het energieverbruik nog relatief hoog ten opzichte van veel andere sectoren. Dit zorgt er dan ook voor dat de sector relatief hard geraakt wordt door de hogere energieprijzen.

De hogere energieprijzen kunnen het bedrijfsresultaat van ondernemers onder druk zetten. Ondernemers die al dunne marges hebben kunnen serieus in de problemen komen. In tabel 1 staan de subsectoren van de sector food in volgorde van hoe kwetsbaar ze zijn. Bovenaan staan de subsectoren waar de energiekosten ten opzichte van het bedrijfsresultaat het hoogst zijn. Dit laat de gevoeligheid van de subsectoren zien voor de hogere energieprijzen. Immers; hoe dunner de marges, hoe harder bedrijven geraakt kunnen worden door een stijging van de energiekosten.

Tabel 1


De kwetsbaarheid van sectoren zegt nog niets over individuele bedrijven. Zo kunnen bedrijven hebben geïnvesteerd in duurzame en/of energiezuinige oplossingen, zoals warmtepompen, geothermie of innovaties die het energieverbruik verminderen, zoals de Pulsed Electric Field (PEF)-technologie. Deze laatste oplossing kan de houdbaarheid van voedsel verhogen op een energiezuinige manier.

Daarnaast is het van belang welke energieleverancier en welk type energiecontract een bedrijf heeft. Bedrijven die hun energietarief voor langere tijd hebben vastgelegd, hebben op korte termijn relatief weinig last van de prijsstijgingen. Toch krijgen ook de meeste van deze ondernemingen direct al te maken met hogere kosten, omdat het gebruikelijk is om slechts een deel van de tarieven vast te zetten om zo enige flexibiliteit in de bedrijfsvoering te behouden. Om diezelfde reden is de duur van vaste contracten meestal niet langer dan enkele maanden. Dat betekent dat de meeste grootverbruikers uit de sector de prijsstijgingen toch zeker volgend voorjaar voor de kiezen krijgen. Zoals hierboven al genoemd verwacht ABN AMRO namelijk dat de energieprijzen niet voor 2023 normaliseren.

Grondstofprijzen
Naast een hogere energierekening krijgen de bedrijven in de foodsector te maken met hogere inkoopkosten. Diverse agrarische producten zijn de afgelopen maanden namelijk in prijs gestegen. In oktober steeg de voedselprijsindex met 31 procent ten opzichte van oktober vorig jaar en staat nu op het hoogste punt sinds juli 2011.

Figuur 2
Figuur 3


De FAO-voedselprijsindex bestaat uit vijf categorieën: vlees, granen, plantaardige oliën, zuivel en suiker. In oktober namen de onderliggende indices van al deze categorieën jaar op jaar toe, maar de oorzaken zijn divers. Plantaardige oliën zijn het sterkst in prijs gestegen vanwege een lager aanbod van soja- en palmolie bij een gestegen vraag. Ook zonnebloemolie steeg in prijs. Prijzen van vlees namen jaar op jaar toe, maar zijn maand op maand al een poos aan het dalen. Belangrijkste oorzaak is de lagere importvraag naar varkensvlees vanuit China. De prijs van suiker is hoog omdat voedingsmiddelenproducenten moeten concurreren met brandstofproducenten. Beide industrieën hebben namelijk suiker nodig. Met de hoge brandstofprijzen van dit moment is het voor de suikerboeren aantrekkelijker om hun producten te verkopen aan bedrijven die suiker verwerken als brandstof.

De hogere inkoopprijzen van agrarische producten werken door in de afzetprijzen van voedselfabrikanten. Zo blijkt uit de jongste cijfers van het CBS dat dat de afzetprijzen van Nederlandse voedselfabrikanten in augustus met gemiddeld 8 procent stegen, in lijn met de stijging van de 10 procent die zij meer betaalden voor de inkoop van hun producten.

Alle signalen wijzen erop dat de inkoopprijzen voor voedselfabrikanten op een hoog niveau blijven. Zo zijn hogere kunstmestprijzen, arbeidstekorten in verschillende westerse landen, veranderlijke weersomstandigheden en hoge transportkosten allemaal factoren die de prijzen verder op kunnen drijven. Boeren zullen bovendien terughoudend zijn om hun producten voor lagere prijzen te verkopen als er zoveel onzekerheden in de toekomst zijn.

Hogere prijzen geven druk op marge foodbedrijven
De verwachte prijsstijgingen leiden voor een relatief lange periode tot druk op de marges van voedselfabrikanten en -handelaren. Of bedrijven uit de sector hun hogere kosten door moeten en kunnen berekenen aan hun afnemers is onder meer afhankelijk van de contracten die de bedrijven met hun toeleveranciers en met hun afnemers hebben afgesloten.

De vraag is dan of supermarkten deze hogere inkoopkosten bij de consument in rekening zullen brengen. Marktleider Albert Heijn heeft al aangegeven de prijzen zo lang mogelijk stabiel te willen houden. Volgens marktonderzoeker GFK is al wel een aantal voedingsmiddelen als brood en bier in prijs gestegen, maar vooralsnog merken consumenten nog niet veel van de prijsstijgingen die het productieproces van voedsel duurder maken. De prijzen die Nederlanders voor voedsel betalen zijn volgens het CBS niet gestegen.

Figuur 4


Over het algemeen zijn hogere grondstofprijzen niet direct terug te zien in de prijzen die consumenten betalen in de supermarkt. De prijsvolatiliteit op de wereldmarkt wordt grotendeels door de keten geabsorbeerd. Maar toch lijkt het onhoudbaar dat de hogere energie-, transport- en grondstofprijzen op termijn niet ook deels hun weg zullen vinden in de prijzen die consumenten in de supermarkt moeten betalen voor hun voedsel.

Arbeidstekort
Niet alleen hebben de hogere prijzen effect op de bedrijfsvoering van voedselproducenten, ook het tekort aan arbeid houdt de bedrijven bezig. In het derde kwartaal van dit jaar gaf circa een kwart van de Nederlandse ondernemers aan met een arbeidstekort te kampen. Dit tekort is vooral hoog bij de horeca, transportbedrijven en technologie-ondernemers. Bij voedselproducenten gaf bijna een vijfde van de ondernemers aan het arbeidstekort als een belemmering in de bedrijfsvoering te ervaren. Dit aantal ligt op het niveau van voor de coronacrisis, zoals hieronder in figuur 4 te zien is, en daarmee op het hoogste niveau sinds het CBS de meting in 2012 startte.

Figuur 5


Voor de voedingsmiddelenindustrie geldt dat er met name een tekort is aan technisch opgeleid personeel. Volgens uitkeringsinstantie UWV is er relatief veel vraag naar mechanisch operators binnen de voedingsmiddelenindustrie en naar procestechnologen. Maar ook de vraag naar kwaliteitscontroleurs, productieleiders en paneloperators is toegenomen. Volgens data van Werk.nl van het UWV is het aantal openstaande vacatures die specifiek toegewezen kunnen worden aan de voedingsmiddelenindustrie in de afgelopen twaalf maanden ongeveer verdubbeld.

De vacatures binnen de voedingsmiddelenindustrie kunnen moeilijk ingevuld worden, zoals ook blijkt uit de cijfers van het UWV en de arbeidsmarktindicator van ABN AMRO. Zo ligt het percentage onvervulbare vacatures voor beroepen gerelateerd aan de Food-sector zelfs hoger dan bij Healthcare en een stuk hoger dan in andere industriële branches. Een onvervulbare vacature houdt in dat er geen werkzoekende voor te vinden is, rekening houdend met de reisafstand die werknemers bereid zijn af te leggen voor hun ‘wensberoep’.
Dit artikel afdrukken