In de NRC laat (voornaam: Gerrit-Jan) Spek zien waar het slechte mastjaar de hongerige zwijnen toe brengt. "De grond tussen de bomen lijkt wel omgebulldozerd. Hele boomwortels zijn uitgewroet en liggen bloot."
Spek neemt de verslaggever mee naar een afrastering. Het verschil springt meteen in het oog. De andere kant is groen. Er staan bramenstruiken tot borsthoogte, met vruchten. „En daar, framboos. En paardebloemen, zevenblad, weegbree. Maar wat zie je aan onze kant?”, vraagt Spek. Het bruin van de bodem overweegt. Er groeit weinig. Hier en daar staat een bramenscheut, maar die zijn niet hoger dan een paar centimeter. „De wilde zwijnen eten alles weg, tot strak aan het hek.”.