Er zijn twee hoofdredenen aan te wijzen waarom het collectief stuk is en ook niet meer te lijmen valt. De eerste reden is dat de belangen van de blijvers haaks staan op die van de wijkers. De tweede reden is dat het onderlinge vertrouwen tussen veel huidige bestuurders te ernstig beschadigd is. Om de eerste reden beter te begrijpen, moeten we terug naar het verleden. Het is inmiddels tientallen jaren geleden dat de agrarische belangenbehartiging gelijkenissen begon te vertonen met befaamde kerkscheuringen uit het verleden. LTO is de aloude ‘algemene’. Al voor de eeuwwisseling kwamen de vakbonden op. Om sectorale belangen te verdedigen, scheidden clubs als NMV, NAV, NVV en later de NAV zich allemaal af van moederkerk LTO. Anno 2021 zijn we in een fase beland dat, in de vorm van clubs als Netwerk Grondig, nieuwe afscheidingen wortel hebben geschoten. Met de laatste jaren daarbij de opkomst van enerzijds volledig afvalligen als Caring Farmers, die een volledig andere kerk willen, en anderzijds populistische organisaties als FDF en Agractie. Populistisch omdat zij inspelen op een diepliggend boerensentiment: ‘Wij Nederlandse boeren doen niets fout en laten ons daarom niet uit Nederland wegjagen.’

Er zijn twee hoofdredenen aan te wijzen waarom het collectief stuk is en ook niet meer te lijmen valt
Geen belang bij harde taal
De realiteit is dat Nederland een enorm duur land is om voedsel te produceren. Een land dat ook nog eens een liberale koers vaart, gebaseerd op allerhande vrijhandelsverdragen die maken dat de concurrentiepositie voor onze boeren steeds zwakker wordt. Nederland is daarmee een land geworden waar de productie van melk, vlees of groenten ontzettend veel vakmanschap én ondernemerschap vergt om een fatsoenlijk boterham mee te kunnen verdienen. Dit is al jaren zo, maar de lat komt in rap tempo hoger te liggen. Dat maakt dat er voor heel veel boeren geen toekomst is in Nederland. Waarschijnlijk vloeit circa de helft van alle melkveehouders al binnen tien jaar af.

Veel van de huidige ondernemers op de financieel gezonde bedrijven zien deze ontwikkeling als iets onontkoombaars. Sterker nog: in de liberale markt is het in hun belang dat dit gebeurt. Doordat andere wijken, krijgen zij ruimte om hun bedrijven door te ontwikkelen én met de overheid afspraken te maken over de vrijkomende ruimte. De niet-toekomstbestendige bedrijven die niet willen wijken, zitten hen nu in de weg. De blijvers hebben er dan ook geen belang bij dat clubs als FDF harde taal uitslaan en een bestuurscultuur hanteren die ambtenaren en politici tegen de sector in het harnas jaagt en kritische NGO’s de kans geeft boeren af te spiegelen als een groep die van alles niets wil. De belangen van de blijvers en de wijkers stroken derhalve niet met elkaar of staan soms zelfs haaks op elkaar. Dat is een pijnlijke conclusie, maar wel één waar vooral de gevestigde orde van LTO’ers en zuivelbestuurders mee worstelen. Zij vertegenwoordigen leden die tot beide kampen behoren, maar weten dat ze in politiek Den Haag onmogelijk de belangen van de twee groepen tegelijkertijd kunnen dienen. Uit angst voor woedende reacties en een (nog) grotere leegloop uit het eigen ledenbestand, spreken ze dit niet openlijk uit en belijden zij vaak niet openlijk één duidelijke lijn in hun lobbytrajecten. Daarmee worden ze ook voor de overheid een ingewikkelde gesprekspartner.

Identiteit niet op te geven
Natuurlijk weten de meeste FDF-bestuurders ook wel dat één landbouwcollectief de gevolgen van de vrije markt niet keert. FDF ontleent zijn bestaansrecht echter aan het beschermen van het bestaansrecht van álle boeren. Vooral onder FDF-leden leeft het aloude boerensentiment om koste wat het kost boer te willen blijven. Nog altijd koppelen veel boeren hun hele identiteit aan het beroep dat ze uitoefenen en aan de grond die ze bezitten. Je kunt niet van iemand vragen om zijn identiteit op te geven. Maar de realiteit is dat dat voor veel van deze boeren wel gaat gebeuren. Mark van den Oever en Sieta van Keimpema weten dat vast en zeker ook, maar laten hun volgers geloven dat door maar hard genoeg te vechten tegen het onrecht dat boze buitenwereld heet, er overlevingskansen zijn voor iedereen. Omdat veel van de bestuurders van LTO, zuivel en NAJK er van overtuigd zijn dat de houding van de achterban van FDF en Agractie in Den Haag geen gehoor krijgt, maakt dat er van één sterk landbouwgeluid, één landbouwcollectief, geen sprake meer kan zijn.

Verhoudingen flink geschaad
De tweede reden dat de terugkeer van het Landbouwcollectief een illusie is, zijn de onherstelbaar geschade verhoudingen tussen bestuurders. Vooral rond het klappen van dit collectief, in mei 2020, zijn de verhoudingen ernstig verstoord. Volgens Sieta van Keimpema, die de DDB en FDF vertegenwoordigt, viel het in die periode, op wat pittige discussies na, best mee met die heftigheid.

Bestuurders uit verschillende geledingen spreken van bewust opgezette lastercampagnes om personen openlijk zwart te maken op social media. Dit heeft veel kwaad bloed gezet. Ook wordt de, in de ogen van menig betrokken bestuurder, onbeschofte opstelling van enkele FDF-bestuurders richting Haagse ambtenaren en politici deze jonge club zwaar aangerekend. Bestuurders uit andere clubs vrezen dat er daardoor in Den Haag te veel goodwill is verspeeld. Dit zeggen ze andermaal niet luidop. Bang als ze zijn om de broze verhouding opnieuw te verstoren én te worden beschimpt door de fanatieke aanhang van met name FDF. Of minstens zo erg: uit angst een rechtszaak voor smaad aan de broek te krijgen.

Wie goed luistert naar andere betrokken boerenbestuurders, hoort echter heel andere geluiden
Met elkaar in therapie
Natuurlijk, op lokaal niveau wordt binnen de belangbehartiging hier en daar best goed samengewerkt. Dat is ook waardevol, maar de belangrijkste lobbytrajecten vinden op landelijk niveau plaats. Om daar weer tot een werkbare eenheid te komen, zouden alle spelers van alle clubs eigenlijk met elkaar in therapie moeten. Therapie kan echter alleen werken als alle spelers ook echt mee willen werken en openstaan voor verandering. En dat zit er met de huidige bestuurders en belangenbehartigers niet in.

En als we alle huidige bestuurders zouden kunnen vervangen, met behoud van kennis, maar zonder al het oud zeer en emoties? Dan, ja dan is er misschien kans op één landbouwcollectief. Droom maar verder. Dat gaat niet lukken. Het collectief is stuk en blijft stuk.

Dit artikel verscheen eerder in printmagazine Agrarische Schouw dat in heel Noord-Nederland vanaf 23-09-21 werd verspreid.

Onlangs verloor de boerencoöperatie FrieslandCampina zijn voorzitter Erwin Wunnekink nadat hij slechts drie maanden in functie was. Hij gaf zijn functie op omdat hij de vorming van een boerenconsensus niet in de weg wilde staan maar zelf niet kon bereiken. Boeren creëren een verdeeldheid die tegen hun belang ingaat, zei hij met zoveel woorden. Boeren willen dat ze door samenwerking de markt keren. Maar dat kan niet. De groep die het toch probeert, maakt daarmee het spel stuk voor de boeren die wel door hebben hoe de markt werkt. Die twee groepen staan dan ook lijnrecht tegenover elkaar.

Wunnekink legde zijn besluit om af te treden uit aan Esther de Snoo op Nieuwe Oogst: "We moeten stoppen te praten over of het wel of niet eerlijk is of bepaalde doelen die we als sector moeten halen goed zijn, eerlijk of juist. Die doelen zijn gesteld door de overheid of de markt en kunnen we niet veranderen. We moeten het met elkaar gaan hebben over hoe we aan deze doelstellingen kunnen voldoen op zo'n manier dat die recht doet aan alle type bedrijven in de sector. Dan kunnen we elkaar weer zien te vinden in de inhoud."

Hofstee's analyse voor de boerenorganisaties gaat dus mogelijk ook op voor de megacoöperatie FrieslandCampina, die goed is voor drie kwart van de Nederlandse melkproductie.


Dit artikel afdrukken