De Correspondent berekende onlangs dat het aandeel van de Nederlandse landbouw in de nationale economie slechts 1,4% bedraagt. Omzet die wordt verdiend door boeren onder meer zaad, voer, kunstmest en stallen te leveren en omzet uit de verwerking van varkens en erwten tot soep en appels tot sap, zou het aandeel kunnen oplopen tot 4% volgens het opinieblad, Het onderbouwt dat laatste cijfer niet.

Volgens De Correspondent moet de verwerking van buitenlands product, zoals bijvoorbeeld van tarwe tot brood of de import en wederexport van avocado’s en koffie, buiten de cijfers worden gehouden.

Wie die producten wel meeneemt, constateert een nog wat hoger belang. Zo gerekend bedroeg de toegevoegde waarde van het totale agrocomplex in 2019 - het meest recente jaar waarvoor de cijfers beschikbaar zijn - circa €56 miljard. Hiermee komt het agrocomplex €2 miljard hoger uit dan in 2018. Omdat de nationale economie harder groeide dan het agrocomplex is de bijdrage van het totale agrocomplex aan het bruto binnenlands product (bbp) licht gedaald tot net onder de 7%.

Een deel van de activiteiten van het totale agrocomplex hangt samen met de verwerking van geïmporteerde agrarische grondstoffen, zoals cacao, granen, soja en tabak. De toegevoegde waarde van het agrocomplex gebaseerd op buitenlandse grondstoffen is ongeveer 2,8% van het bbp. Circa 4,1% (€33 miljard) van de toegevoegde waarde hangt samen met de binnenlandse agrarische grondstoffen, zoals melk, vlees, groenten, planten etc. Toelevering van goederen en diensten, zoals veevoer en machines, en de primaire productie leverden met respectievelijk 36% en 33% de grootste bijdrage aan de toegevoegde waarde.

Binnen het agrocomplex gebaseerd op de productie en verwerking van binnenlandse agrarische grondstoffen heeft het grondgebonden veehouderijcomplex het grootste aandeel in de toegevoegde waarde (26%). Het aandeel in de toegevoegde waarde lag rond de 22% voor het intensieve veehouderijcomplex en het glastuinbouwcomplex, 17% voor het akkerbouwcomplex, 12% voor het opengrondstuinbouwcomplex en ruim 1% voor het visserijcomplex.

De werkgelegenheid in het totale agrocomplex is gegroeid tot ruim 656.000 arbeidsjaren in 2019, wat circa 8,3% is van de nationale werkgelegenheid. Hiervan hangen meer dan 435.000 arbeidsjaren samen met de binnenlandse agrarische grondstoffen.

Dat meldt Wageningen Economic Research (WeCR).

Hoort die buitenlandse verwerking erbij? Daar valt over te twisten. De vraag is waarom die verwerking ooit naar Nederland is gekomen. Het historisch correcte antwoord luidt: omdat er al boeren, een verwerkende en handelsinfrastructuur en een goede verbinding met het Europese achterland waren. Zo beschouwd beloopt het belang - volgens WEcR - wel degelijk 7%. Niet ondenkbaar is dat ook andere takken van sport bij dat aandeel moeten worden opgeteld. Gedacht kan worden aan conserveringstechnologie, machinebouw en de ontwikkeling van vleesvervangers op basis van buitenlandse soja en bonen in de voormalige vleesproductenomgeving rond Ochten in Gelderland.

Omdat er geen vraag is naar het maken van zulke cijfers, zijn ze niet beschikbaar. Foodlog schetste in scenario's voor Rijkswaterstaat de Nederlandse agrifoodeconomie in 2018 als een cluster van €100 miljard op een totaal bbp van €764 miljard. Ook dat was, bijvoorbeeld, exclusief nieuwe technologieën om ecologische verbeteringen te ontwikkelen en realiseren in een rijk dichtbevolkt en van oudsher intensief beboerd land die bijdragen aan de Nederlandse export.
  • Deel
Druk af