Ken Giller stoort zich met enige regelmaat aan het aplomb waarmee bepaalde concepten worden gepresenteerd als de oplossing voor het wereldvoedselvraagstuk. Alweer een tijdje geleden schreef hij een kritisch artikel over conservation agriculture. Dat is een aanpak met een ruime vruchtwisseling, waarbij de bodem niet of nauwelijks wordt omgeploegd en bedekt blijft door de inzet van vanggewassen en strooisel van gewasresten. Van recenter datum is een eveneens kritisch artikel dat hij samen met collega’s schreef over regenerative agriculture, een vergelijkbare serie maatregelen, gericht op het verbeteren van de bodemvruchtbaarheid en de opslag van koolstof. Ook agro-ecologie belooft volgens hem meer dan het waar kan maken.

Joost van Kasteren: Wat irriteert je aan die concepten?
Ken Giller: “Begrijp me goed, ik wil er niet al te negatief doen over doen. De voorgestelde maatregelen zullen best werken voor sommige boeren in specifieke omstandigheden. Waar ik me aan stoor is ten eerste de bijna religieuze overtuiging waarmee dit soort concepten aan de man worden gebracht en ten tweede de suggestie dat ze een universele geldigheid hebben. Dat doet geen recht aan de diversiteit van boerenbedrijven en de complexiteit waar boeren overal in de wereld mee te maken hebben. Bovendien projecteren ze vaak een westerse kijk op de landbouw in ontwikkelingslanden zonder het perspectief van de lokale bevolking met hun zorgen en problemen erbij te betrekken.”

Bijna alles wat mensen zeggen over landbouw is ergens ooit waar geweest, maar daarmee is dat nog niet het algemene beeld van de landbouw
“Kleine boeren in Zimbabwe bijvoorbeeld konden helemaal niet uit de voeten met conservation agriculture, omdat ze geen geld hebben voor herbiciden en omdat gewasresten te belangrijk zijn als veevoer om te gebruiken voor mulching. In Malawi oefenden ontwikkelingsorganisaties, maar ook de FAO grote druk uit op kleine boeren om over te stappen op conservation agriculture. Daar was wel geld beschikbaar voor herbiciden, maar dat leverde weer een ander probleem op. In de hongerperiode, de periode waarin de gewassen nog op het veld staan, kunnen vooral de armste huishoudens geld verdienen met onkruid wieden, maar die inkomsten vielen weg door het gebruik van herbiciden.”

Bepaalde principes zouden toch wel breed toepasbaar moeten zijn? Waarom doen we anders onderzoek?
“Bijna alles wat mensen zeggen over landbouw is ergens ooit waar geweest, maar daarmee is dat nog niet het algemene beeld van de landbouw. In de aanloop naar de Food Systems Summit van de Verenigde Naties, die in september wordt gehouden, lees je regelmatig uitspraken dat ‘the food system is broken’. Maar wat betekent dat? En, niet onbelangrijk, waarom zeg je dat?” We werken allemaal aan een betere wereld waarin mensen de beschikking hebben over voldoende en veilig voedsel met een hoge voedingswaarde, maar de discussie over landbouw en voedselvoorziening wordt gedomineerd door frames, bepaalde, selectieve representaties van de werkelijkheid. Pleitbezorgers van het frame van regeneratieve landbouw of van agro-ecologie zetten zich af tegen het frame van de industriële landbouw, maar wat daarmee wordt bedoeld is niet duidelijk.”

“Bewegingen als regeneratieve landbouw of agro-ecologie, maar ook de pleitbezorgers van high-tech landbouw suggereren dat ze een universele aanpak hebben to fix a broken system. Dat verdraagt zich echter niet met de enorme variatie aan lokale omstandigheden waar boeren mee te maken hebben. Daarbij gaat het niet alleen om de fysische omstandigheden, zoals klimaat, bodem en waterhuishouding, maar ook ecologische, economische en sociale werkelijkheden. Met die gesimplificeerde frames ontken je de complexiteit van de werkelijkheid.”

Met gesimplificeerde frames ontken je de complexiteit van de werkelijkheid
Heeft die framing ook invloed op het onderzoek?
“Ja, ik denk dat onderzoek daardoor meer en meer gepolitiseerd raakt. Het High Level Panel of Experts, een wetenschappelijk adviesorgaan van de FAO heeft bijvoorbeeld onlangs een rapport uitgebracht over agro-ecologie. In dat rapport hebben ze gekeken naar zaken als agroforestry, strokenteelt en diversificatie van gewassen en het effect daarvan op de voedselzekerheid in een veranderend klimaat. Op zich nuttig, maar het vreemde was dat die maatregelen bij elkaar werden geveegd en onder de noemer agro-ecologie werden aanbevolen. Het High Level Panel of Experts pleitte dus voor een universele aanpak op basis van een beperkt aantal maatregelen, terwijl er heel weinig onderzoek is gedaan naar die maatregelen op systeemniveau. Dat beantwoordt wat mij betreft, niet aan de eisen die je aan wetenschappelijk adviezen mag stellen.”

“Een ander voorbeeld is het rapport van de Raad voor leefomgeving en infrastructuur (Rli) ‘De bodem bereikt’, waarin de kwaliteit van de Nederlandse bodems in nogal dramatische termen werd omschreven. Als bodemkundige kan ik dat volstrekt niet plaatsen. Bodems in Nederland kennen weinig problemen; er is weinig of geen erosie en van bodemdegradatie is evenmin sprake. Zeker niet als je het vergelijkt met Afrika. Er zijn zeker zaken die de aandacht vragen, maar dat rechtvaardigt nog niet de schrille bewoordingen die de adviesraad gebruikt over de bodemkwaliteit in Nederland.”

Wat vind je in dat verband van het plan van de Europese Commissie om in het kader van de boer-tot-bord strategie het gebruik van kunstmest terug te dringen en de biologische landbouw te stimuleren?
Het verbaast me dat de Europese Commissie een kwart van het landbouwareaal in de EU wil reserveren voor biologische landbouw. Daar is volgens mij niet goed over nagedacht. Gecombineerd met het streven om het gebruik van kunstmest fors te verminderen en het areaal aan natuur uit te breiden, betekent het dat de Europese Unie veel minder voedsel zal produceren. Ik weet niet of dat de bedoeling is. Als hier minder voedsel wordt geproduceerd, moet er elders in de wereld meer voedsel worden geproduceerd. Dat kan positieve effecten hebben - een nieuwe afzetmarkt voor boeren in Afrika en Zuid-Amerika. Maar het kan ook leiden tot verandering van landgebruik door ontbossing en ontginning van de savannes in Afrika en de cerrado in Zuid-Amerika. Nogmaals, biologische landbouw kan best goed werken voor sommige boeren en consumenten in Europa, maar je moet niet van bovenaf opleggen dat een kwart van het areaal daar voor gereserveerd moet worden.”

Het verbaast me dat de Europese Commissie een kwart van het landbouwareaal in de EU wil reserveren voor biologische landbouw. Daar is volgens mij niet goed over nagedacht
“Het probleem is dat de maatschappelijke discussie over landbouw steeds meer vertroebeld raakt door onduidelijke definities. Daardoor worden allerlei zaken op een hoop gegooid die niets met elkaar te maken hebben. Chemische middelen bijvoorbeeld worden gemakkelijk op een hoop geveegd en als giftig gekwalificeerd. De ‘chemische’ landbouw wordt geframed tegenover een natuurlijke, biologische landbouw. Maar er is natuurlijk een groot verschil tussen bestrijdingsmiddelen die per definitie giftig zijn voor bepaalde organismen en kunstmest, dat bestaat uit mengsel van voedingsstoffen voor de plant. Die plant ziet ook geen verschil tussen fosfor, stikstof en kalium uit kunstmest of uit dierlijke mest.”

Giller heeft veel onderzoek gedaan onder kleine boeren in Afrika bezuiden de Sahara, onder meer naar het gebruik van stikstofbindende gewassen. Ondanks de potentie van biologische stikstofbinding is hij overtuigd van de noodzaak van kunstmest.
“In Nederland zou misschien wel wat minder kunnen, maar als je in Afrika een duurzaam voedselsysteem op wil bouwen, kun je niet om kunstmest heen. Met bonen, pinda’s, kikkererwten en soja kun je voor een deel in de stikstofbehoefte voorzien, maar om stikstof te binden, hebben die gewassen ook fosfor en kalium nodig en een reeks micronutriënten. Dat red je niet alleen met dierlijke mest en compost. Daarvoor zijn de landbouwgronden in Afrika te schraal.”

“In het N2Africa programma hebben we laten zien dat de teelt van vlinderbloemigen een eiwitrijke aanvulling op het menu is. Een bijkomend voordeel is dat de vastgelegde stikstof ook een hogere opbrengst geeft als je daarna maïs teelt op hetzelfde perceel. Bovendien onderdrukken vlinderbloemigen in de vruchtwisseling de groei van bepaalde hardnekkige onkruiden, zoals Striga (heksenkruid). Bij elkaar stijgt de opbrengst van mais daardoor van 1,5 ton naar 2 tot 2,5 ton per hectare. Dat is al heel wat natuurlijk, maar het is lang niet genoeg voor de groeiende bevolking. Demografen verwachten binnen de komende dertig jaar een verdubbeling van het aantal mensen in Afrika en tegen het einde van deze eeuw zelfs een verviervoudiging. We ontkomen dus niet aan het gebruik van kunstmest als we al die mensen een volwaardig menu voor willen zetten.”

Tot slot: Hoe kunnen we een gouden eeuw voor de agronomie bewerkstelligen. Geen universele aanpak dus, maar wat dan wel?
“Zoals gezegd schiet een universele aanpak, zoals regenerative farming of agro-ecologie tekort, omdat ze geen rekening houden met de enorme diversiteit en complexiteit waar boeren wereldwijd mee te maken hebben. Terwijl er sprake is van een inherente dynamiek, zowel ecologisch - de introductie van nieuwe gewassen, maar ook nieuwe ziekten en plagen - als economisch en sociaal. Daarom zou ik willen pleiten voor een systeemaanpak, een systems agronomy.”

Zo’n systeemaanpak ligt eigenlijk best voor de hand, als je ten minste af wil stappen van het idee dat er een universele aanpak is
“Bij zo’n systeemaanpak ga je er van uit dat agronomische kennis plaatsgebonden is. Je hebt natuurlijk de beproefde, theoretische inzichten uit de plant productie-ecologie over de invloed van licht, water en nutriënten op de gewasproductie. In het verleden werden die inzichten op bedrijfs- of perceelniveau met de ambitie om de kloof tussen theoretische en feitelijke productie - de yield gap - zoveel mogelijk te dichten.”

“In een systeemaanpak kijk je breder. Niet alleen naar de economische mogelijkheden en beperkingen en de ambities van een bedrijf, maar ook naar de omgeving. Boeren zijn afhankelijk van elkaar bijvoorbeeld voor het gebruik van machines, uitwisseling van arbeid en sociale ondersteuning. Daarom werken we ook intensief samen met sociologen en economen voor het verkennen van de sociale en economische omgeving. Zo’n systeemaanpak ligt eigenlijk best voor de hand, als je ten minste af wil stappen van het idee dat er een universele aanpak is. Als we daarin slagen, dan breekt weer een Gouden Eeuw aan voor de agronomie.”

Dit artikel verscheen in de zomereditie van het blad Vork. Geïnteresseerd in meer? Via Foodlog kun je 25% korting krijgen op een partnerabonnement bij Vork.
Dit artikel afdrukken