Een nieuw onderzoek naar hoeveel energie we in elke fase van ons leven verbruiken, wekt opzien. Vooral omdat we een aantal ingebakken ideeën moeten laten varen, volgens Amerikaanse researchers (met tachtig co-auteurs) in Science. En die ideeën dus ook niet meer als smoesjes voor de uitdijende taille kunnen gebruiken. Iets praktisch in de strijd tegen obesitas – de heilige graal in voedingskundig onderzoek – levert de studie echter niet direct op.

Basale kennis
Dit is wat iedereen weet over leeftijd en stofwisseling: naarmate een mens ouder wordt, neemt zijn energieverbruik af. Daarom kom je als je niet oplet – vrouwen meer nog dan mannen – in gewicht aan naarmate de middelbare jaren klimmen: een pond per jaar is de vuistregel. Kinderen daarentegen kunnen alles eten zonder aan te komen, ze verstoken veel meer calorieën dan hun ouders. Als ouderen fit blijven, blijft hun stofwisseling op een jeugdig niveau.

Allemaal niet waar. Je zou veronderstellen dat er na een eeuw serieus medisch, biologisch, chemisch, mechanistisch en rekenkundig onderzoek wel duidelijk is geworden hoe het lichaam van de mens, jong of oud, omspringt met de energie uit voeding. Het is nogal basale kennis voor wie iets zinnigs over gezondheid en dan in het bijzonder over het lichaamsgewicht wil zeggen.

Er was al veel bekend over waar de energie in een lichaam voor gebruikt wordt en hoe het varieert, maar nog niet over de langere termijn, per levensfase.

Je zou veronderstellen dat er na een eeuw serieus medisch, biologisch, chemisch, mechanistisch en rekenkundig onderzoek wel duidelijk is geworden hoe het lichaam van de mens, jong of oud, omspringt met de energie uit voeding
Overhoop
Als de onderzoeksresultaten kloppen, en de media die erover berichten het nieuws goed interpreteren, is die kennis door dit onderzoek radicaal overhoop gegooid.

Het menselijk verbruik van energie wordt (grofweg) bepaald door twee factoren, de lichamelijke (spier)activiteit en het basaal metabolisme, de energie die de organen verbruiken, met het hart, de nieren en de hersenen als energieslurpers. Aan dat laatste kan je zelf niets doen. Het wordt bepaald door de omvang van het lichaam en de genetische aanleg.

De standaardmethode om het basale energieverbruik, het rustmetabolisme of basal metabolic rate (BMR), te bepalen (gerekend in energie per tijd), is de 'dubbelgemerktewatermethode'. De proefpersoon krijgt zwaar water te drinken, dat is samengesteld uit ongebruikelijke isotopen van zuurstof en/of waterstof. Via een indirecte rekenmethode kan aan de hand van die isotopen in de urine bepaald worden hoeveel energie er verbruikt is. Er zijn meerdere technieken om het energieverbruik te meten, deze is betrekkelijk eenvoudig en precies.

Hoogbejaarden
Onder leiding van hoofdonderzoeker Herman Pontzer van Duke University bestudeerden collega’s in 29 landen de gegevens van duizenden personen, tussen 8 maanden en 95 jaar oud, die aan de dubbelgemerktewatermethode onderworpen waren. Dat leverde opmerkelijke nieuwe inzichten op, die alle tegen de algemene ideeën over energieverbruik (en dik worden) ingaan.

Om achteraan te beginnen: vanaf het zestigste levensjaar neemt het energieverbruik jaarlijks met 0,7 procent af. Als je 95 wordt, kan dat dus oplopen tot een kwart van het totale verbruik. Tussen twintig en zestig jaar blijft het verbruik, anders dan algemeen wordt gedacht, vrijwel constant. Mannen en vrouwen verbruiken gemiddeld bijna evenveel, ook zwangere vrouwen en vrouwen na de overgang. Vanaf één jaar tot twintig jaar neemt het verbruik jaarlijks met drie procent af, tot het volwassen niveau. Vanaf de geboorte tot de eerste verjaardag neemt het verbruik enorm sterk toe, tot een niveau dat wel tot de helft boven dat van een volwassenen kan liggen.

Vanaf het zestigste levensjaar neemt het energieverbruik jaarlijks met 0,7 procent af. Als je 95 wordt, kan dat dus oplopen tot een kwart van het totale verbruik. Tussen twintig en zestig jaar blijft het verbruik, anders dan algemeen wordt gedacht, vrijwel constant
Groei
Het grote verbruik van baby’s en het snel afdalen naar het normale verbruik van kinderen is misschien wel de grootste verrassing. Bij baby’s liggen alle lichaamsprocessen, naast de groei, op een hoger niveau, denken de onderzoekers. De organen werken harder en alle cellen verstoken meer. Oudere kinderen hebben bijna niet meer energie nodig dan volwassenen en hoeven dus niet zo veel meer te eten omdat ze ‘in de groei zijn’, ofschoon het groeien wel meer voeding vergt.

Uiteraard zijn er grote individuele afwijkingen te zien. Het energieverbruik, dat zich onder meer manifesteert in het lichaamsgewicht, kan 25 procent naar beide kanten van het gemiddelde fluctueren. Wat daarvan de oorzaken zijn, behalve de algemene constatering dat het ‘de genen’ zijn, daar spreekt de studie niet over.

Intuïtie
"De intuïtie die mensen hebben over hun metabolisme heeft geen echt verband met hun werkelijke energieverbruik. Ik vermoed dat wat mensen ervaren en metabolisme noemen in werkelijkheid hun energieniveau is - hun gevoel van vitaliteit - of hoeveel gewicht ze aankomen," zegt Pontzer.

De uitkomst dat er tussen twintig en zestig jaar weinig verandert, verbaasde hem zeer. Een belangrijk gegeven noemt hij verder het grote verschil tussen de enorme verbranding van heel jonge kinderen en de afname daarvan als ze ouder worden. Dat is een nuttige, doch op dit moment nog algemene indicatie voor voedingsadvies aan kinderen. Het nieuwe gegeven van de vier duidelijk te onderscheiden fasen in het leven wat metabolisme betreft vraagt om meer onderzoek, zeggen de auteurs.
Dit artikel afdrukken