Er ligt een gouden kans om de Wet Dieren en het overheidsbeleid op het gebied van de dierhouderij te realiseren in combinatie met de vele honderden miljoenen die zijn uitgetrokken om de stikstof- en broeikasgasemissies terug te dringen. In plaats daarvan dreigt de politiek oude discussies te herhalen over wat natuurlijk gedrag en beperking van dierenwelzijn is en of het verwijderen van lichaamsdelen van dieren toch maar moet worden toegestaan. Er zijn drie goede redenen om die discussies niet te herhalen en serieus werk te maken van dierenwelzijn.

In de Wet dieren (artikel 2.1.) staat dat het verboden is zonder redelijk doel bij een dier pijn of letsel te veroorzaken of de gezondheid of het welzijn te benadelen. De Tweede Kamer heeft 11 mei jl. op voorstel van de Partij voor de Dieren per amendement hieraan toegevoegd: “Onder een redelijk doel wordt in elk geval niet begrepen het kunnen houden van dieren in een bepaald systeem of huisvesting.”

Beroering in Tweede en Eerste Kamer over wetswijziging waar ze zelf mee instemden
Nadat ook de Eerste Kamer op 25 mei jl. hiermee instemde ontstond hierover de nodige beroering in de Tweede Kamer en in de samenleving. De Minister van Landbouw besloot daarop in kaart te brengen wat de wetswijziging juridisch betekent en wat de gevolgen zijn voor de praktijk. In de Kamerbrief van 15 juli jl. heeft ze de stand van zaken en het vervolg geschetst van haar analyse. In een eerste reactie hierop wil ik een paar schoten voor de boeg geven voor de na de zomer te verwachten politieke en maatschappelijke discussie.

1. Nu niet zeggen dat niet duidelijk is wat natuurlijk gedrag is want bevordering is al jaren beleid
Al vele jaren geven opeenvolgende bewindslieden van landbouw aan dat zij met hun dierenwelzijnsbeleid nastreven de dieren de nodigde ruimte te geven voor natuurlijk gedrag en dat het niet de bedoeling is landbouwhuisdieren aan te passen aan het veehouderijsysteem. In de toelichting op het amendement wordt als voorbeeld genoemd dat Minister Brinkhorst in 2002 en Minister Verburg in 2007 als doel stelden dit uiterlijk in 2022 te realiseren.

Ook Minister Schouten schrijft in haar Beleidsbrief dierenwelzijn van 4 oktober 2018:
“Uitgangspunt is dat houderijsystemen aan de behoeften van het dier worden aangepast, en niet andersom. Dat betekent dat (vee)houders de dieren de ruimte geven om natuurlijk gedrag te vertonen en dat zij daarbij rekening houden met specifieke behoeften van de verschillende diersoorten.”

Het is dus al sinds jaar en dag overheidsbeleid om te werken aan meer ruimte voor natuurlijk gedrag, onder meer door het uitfaseren van permanente individuele huisvesting van kalveren en zeugen en het stimuleren van weidegang van koeien. En waar het dier aangepast wordt aan het veehouderijsysteem door middel van lichamelijke ingrepen, wordt al vele jaren gewerkt aan het technisch en economisch mogelijk maken de dieren te houden zonder deze ingrepen. Denk aan het recente verbod op het snavelkappen van legkippen.

2. Welzijnsaantastingen in belang van het dier zijn symptoombestrijding
De wet verbiedt het toebrengen van pijn of letsel aan een dier tenzij daarvoor een redelijk doel is. Het amendement heeft hieraan nu toegevoegd dat aanpassing aan het veehouderijsysteem niet gezien kan worden als een redelijk doel. De discussie over het gewijzigd wetsartikel zal zich waarschijnlijk gaan toespitsen op de vraag of er andere redelijke doelen zijn die het toebrengen van pijn of letsel kunnen rechtvaardigen.

Zo wordt in de veehouderij vaak geredeneerd dat bijvoorbeeld het couperen van de varkensstaart in het belang van het dier is omdat daarmee staartbijtwonden en ontstekingen worden voorkomen. Maar dit is symptoombestrijding die voorbij gaat aan de achterliggende oorzaken van staartbijten. Het klimaat in de stal kan niet in orde zijn. Er kan te weinig ruimte zijn voor de varkens om elkaar te ontwijken. Er kan competitie om voer ontstaan en er kan geen materiaal zijn om in te exploreren en te wroeten. In zulke gevallen moet je die achterliggende tekortkomingen verhelpen.

3. Wie de wetswijziging serieus neemt maakt nu grote sprong in wijziging veehouderij
Tijdelijk inperken van natuurlijk gedrag en lichamelijke ingrepen bij landbouwhuisdieren toestaan blijkt in de praktijk al tientallen jaren te duren. De indiener van het amendement constateert in de toelichting hierop dat er al 20 jaar beleid is om uiterlijk in 2022 het perspectief van het dier en het soorteigengedrag van het dier leidend te laten zijn voor het dierenwelzijn in de veehouderij en stelt daarom voor dat het verbod per 2023 van kracht wordt. Dat zal juridisch op bezwaren stuiten. Je kunt van een veehouder niet verwachten dat hij of zij in anderhalf jaar tijd zijn bedrijf zo wijzigt dat voortaan het soorteigengedrag van het dier leidend is. Een rechter zal oordelen dat hiervoor voldoende tijd moet worden gegeven, of dat de overheid de veehouder de kosten moet vergoeden om zijn stal sneller aan te passen.

Het is tijd voor grote sprongen
Maar wie dit amendement serieus neemt, kan niet nog eens de in het verleden al gevoerde discussies over ruimte voor natuurlijk gedrag dunnetjes over gaan doen en nog eens jaren gaan soebatten over kleine stapjes in de richting die volgens eerder ingezet beleid al gerealiseerd hadden moeten zijn. Het is tijd voor grote sprongen.

Onrealistisch? Wageningen Universiteit schetst in het rapport Landbouw in Nederland in 2050 in 2 van de 4 scenario’s meer ruimte per dier met strooisel en uitloop naar buiten, zodat het dier zijn soorteigengedrag kan vertonen. Dit, onder het gelijktijdig behalen van de milieudoelen voor de veehouderij. Waar een wil is, is een weg. Er worden momenteel miljoenen uitgetrokken voor het terugdringen van stikstof- en broeikasgasemissies. Combineer dit met de andere duurzaamheidsdoelen waaronder het drastisch verbeteren van het dierenwelzijn.
Dit artikel afdrukken