Het nieuwe Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) moet veel meer aansluiten bij keteninitiatieven die op verduurzaming zijn gericht. Op die manier betaalt de markt meer aan verduurzaming van de landbouw. Het realiseert onvoldoende klimaat- en biodiversiteitsdoelen. Dat concludeert oud-landbouwbeleidsambtenaar Joost de Jong uit de eind juni gepresenteerde publieksversie voor het Nationaal Strategisch plan (NSP) voor de Nederlandse invulling van het GLB. LNV, ons landbouwministerie, laat zich te veel leiden door de lobby van belangenorganisaties uit de primaire sector, in dit geval landbouworganisatie LTO Nederland.
Marktontwikkelingen
De Nederlandse beleidsmakers zien opvallende signalen uit de internationale markt over het hoofd. Grote voedselbedrijven gaan steeds meer eisen stellen aan hun toeleveranciers en de wijze waarop die hun producten verbouwen. Daar zijn inmiddels talloze voorbeelden van:
Marktontwikkelingen prikkelen bedrijven om in te haken op verschuivende maatschappelijke waarden. Het is gewenst bij de ecoregelingen van het GLB vergelijkbare KPI’s (indicatoren) te gebruiken als voor keteninitiatieven. Op deze manier ontstaat een stapeling van vergoedingen waardoor het voor boeren aantrekkelijker is om deel te nemen aan ecoregelingen.
Het advies van de Raad voor de Leefomgeving over de Nederlandse invulling van het GLB was daar helder over:
'Sluit de ecoregelingen aan op private duurzaamheidschema’s. Leg de toetsing hiervan bij een onafhankelijke instelling.' (vet gedrukt JdJ) Met de koppeling van ecoregelingen en bestaande duurzaamheidsschema’s krijgen boeren een sterkere en eenduidige prikkel om te verduurzamen, wordt de agribusiness aangemoedigd om mee te gaan in de omslag naar kringlooplandbouw en vergroot de overheid de effectiviteit van de besteding van haar middelen. Ook vermindert voor boeren de onzekerheid over de hoogte van de toeslagen op ecoregelingen - die volgens het voorstel van de EU per jaar worden toegekend en waaraan dus jaarlijks een verschillend aantal boeren kan deelnemen. Doordat het beheer en de controle hiervan bij de particuliere organisaties ligt (die daartoe door de overheid worden gecertificeerd en gecontroleerd), wordt de uitvoering slank gehouden, dubbele bureaucratie voorkomen en de kans op synergie vergroot’.
LNV schrijft in de publieksversie van het NSP:
‘De verduurzaming van de productie is noodzakelijk, maar de kosten om deze verduurzaming ook daadwerkelijk te realiseren zijn momenteel lastig uit de markt te halen’. LNV vindt dat dit soort zaken ‘met beleid buiten het GLB aangepakt moet worden’.
Daarmee houden ze te weinig rekening met de marktontwikkelingen:
Op deze manier mist LNV kansen om pijler 1 (inkomenstoeslagen) meer te gebruiken voor de ondersteuning van keteninitiatieven. Ze volgt daarmee de lijn van LTO. Net als veel boeren wijst LTO naar de consument:
“Grote onbekende in dit spel is de consument. Het GLB-budget is lang niet voldoende om te kosten van verduurzamen te vergoeden. Boeren en telers willen meestal stappen zetten, maar de rekensom moet kloppen. Een doorsnee bedrijf van60 hectare gaat in het nieuwe GLB al gauw een paar duizend euro terug in inkomsten, en moet dan (akkerbouw, vollegrondtuinbouw) mogelijk ook nog land opzij zetten. De markt gaat dat niet vergoeden," schrijft Klaas Johan Osinga van LTO in Nieuwe Oogst.
De essentie zou echter moeten zijn: hoe zorgen we er voor dat de markt steeds meer verduurzaming betaalt? Juist LTO zou zich daar hard voor moeten maken.
Ook het position paper van LTO voor het Ronde Tafel gesprek met de Tweede Kamer biedt weinig kansen voor een noodzakelijke transitie van de landbouw.
Doelen worden niet bereikt
“Dit nieuwe GLB betekent een groene sprong voorwaarts. Wie groen boert, maakt aanspraak op extra financiering. Het gaat er straks niet alleen meer om hoeveel hectares je hebt als boer, maar wat je met die hectares doet”, aldus minister Schouten na het bereiken van een akkoord in Europa. Ze vergeet daarbij dat nog steeds het aantal hectares bepalend is voor wat boeren krijgen. Over die groene sprong wordt verschillend gedacht. Niet voor niets zei Jeroen Candel bij het Ronde Tafel gesprek met de Tweede Kamer op 6 juli j.l. dat “met de ecoregelingen de doelen t.a.v. klimaat en biodiversiteit niet bereikt gaan worden”.
De Europese Rekenkamer is kritisch over de bijdrage van het GLB aan de klimaatdoelen omdat die werkt met aannames die ongefundeerd zijn. Zo worden inkomenstoeslagen voor 40% toegerekend aan klimaat, terwijl dat niet leidt tot vermindering van broeikasgassen. Maatregelen voor dierenwelzijn worden als een bijdrage van 100% aan klimaat toegerekend. Dat heeft echter weinig met elkaar te maken. Beheersovereenkomsten worden ook voor 100% toegerekend als bijdrage aan klimaat. Maar als een veehouder voor 20% van zijn land een beheersovereenkomst afsluit en daar extensiever boert, kan hij mogelijk op de resterende 80% een intensievere bedrijfsvoering hebben. Dat betekent dus niet minder emissies. Eerder heb ik in Foodlog daar al bij stilgestaan.
Conditionaliteit
Conform de wensen van LTO verzuimt LNV om de zogenaamde conditionaliteit te gebruiken om klimaat- en biodiversiteitsdoelen te realiseren. Immers, om in aanmerking te komen voor een inkomenstoeslag moeten boeren voldoen aan een aantal voorwaarden, ‘conditionaliteit’ genoemd. Volgens de Europese Commissie moet die conditionaliteit duurzame landbouw bevorderen en krijgen boeren alleen steun als ze voldoen aan basisnormen van klimaat, biodiversiteit en waterkwaliteit.
In de publieksversie van het NSP komt LNV met een afgezwakte vorm:
‘Met het stellen van conditionaliteiten willen we voorkomen dat activiteiten die een agrariër onderneemt een negatiever effect hebben op klimaat en leefomgeving’. (vetgedrukt JdJ)
Dit wijkt dus af van de definitie van de Europese Commissie.
Al eerder schreef minister Schouten op vragen van de Tweede Kamer: “Ik deel de zorg dat boeren af kunnen haken als de basiseisen te ambitieus zijn. Het moet voor boeren wel financieel aantrekkelijk blijven om deel te nemen aan het GLB”. De woorden ‘het moet aantrekkelijk zijn om deel te nemen’ betekenen dus eigenlijk dat boeren die weinig duurzaam produceren niet bang hoeven te zijn dat ze geen inkomenstoeslagen krijgen.
Er mag alleen een vergoeding gegeven worden voor maatregelen die verder gaan dan de conditionaliteit. Weinig eisen stellen aan de conditionaliteit (de basisnormen voor milieu en klimaat) betekent een hogere vergoeding. Maar het leidt ook tot een vergoeding voor ‘minder vervuilen’. Dit is in strijd met het principe ‘de vervuiler betaalt’. Net een onderwerp waar de Europese Rekenkamer de zere vinger op heeft gelegd deze maand.
De publieksversie van het NSP geeft voorbeelden van ecoregelingen. Daarbij noemt ze ook grasland en graanteelt. Dat zou betekenen dat gangbare vormen van bedrijfsvoering ook in aanmerking komen voor ecoregelingen, ongeacht of de boer op die graslanden herbiciden gebruikt of het grasland elke 6 jaar omploegt (waarbij opgeslagen CO2 weer in de lucht verdwijnt).
In een artikel in Trouw heb ik aangegeven waarom het nodig is om conditionaliteit te gebruiken om verduurzaming te bevorderen.
Gebrek aan anticiperend vermogen
Het besef dat er de komende jaren nog ingrijpende veranderingen in aantocht zijn lijkt volledig te ontbreken in de publieksversie van het NSP.
De opvattingen van LTO en LNV dat je zoveel mogelijk boeren ‘wilt meenemen’ met het GLB wordt niet ondersteund in het onlangs uitgebrachte advies van de SER. In dat rapport wordt voor een transitie van het systeem juist gepleit voor het gericht ondersteunen van bedrijven die de omslag willen maken.
Van een koepelorganisatie als LTO kun je niet verwachten dat ze dat uitspreken omdat ze dan gelijk een deel van hun leden kwijt zijn. Maar het feit dat LNV klakkeloos de standpunten van de boeren van LTO overneemt, geeft aan dat LNV zich – net als de visserijsector bij de pulsvisserij – laat leiden door de korte termijn belangen van belangenorganisaties uit de primaire sector.
LNV sluit de ogen voor komende beleidsontwikkelingen. Het terugdringen van de externe effecten en de daarmee samenhangende milieukosten blijven de komende jaren op de politieke agenda staan, ondanks de brede roep uit de agrarische sector om duidelijkheid. Meer duidelijkheid over heffingen op emissies of inputs zoals de Europese Rekenkamer bepleit zijn voor een politicus niet populair. Toch heeft de Europese Commissaris van Landbouw, Janusz Wojciechowski zich duidelijk daarvoor uitgesproken. Dit staat haaks op het voornemen van LNV om een vergoeding te geven voor bestaande onduurzame praktijken.
Het Europees Parlement heeft onlangs al bepleit dat ook de broeikasgassen uit de landbouwsector en met name het methaan uit de veehouderij, meer aandacht moet krijgen. Vroeg of laat zal dit tot regelgeving of heffingen leiden.
De Europese Commissie bereidt wetgeving voor over de onderwerpen van de Farm to Fork Strategie. Anticiperen op die ontwikkelingen in het NSP is noodzakelijk, maar voorlopig voelt LNV daar niet voor. Alleen als het gaat om vigerende regelgeving mag de Commissie het NSP toetsen, vindt LNV. Maar LNV moet beseffen dat de derogatie op basis van de Nitraatrichtlijn geen vanzelfsprekendheid is en dat NL de kans op derogatie verspeelt als in het NSP geen poging wordt ondernomen om de uitspoeling van nutriënten terug te dringen via de conditionaliteit. Ook de Kaderrichtlijn Water en de Habitatrichtlijn zijn vigerende regels die maatgevend zouden moeten zijn voor LNV.
Drie droge zomers hebben de verdroging van het landelijk gebied op de agenda gezet. Zowel voor natuur als boeren wordt dat een groter probleem. Je zou verwachten dat dit onderwerp in de publieksversie terug zou komen. Maar niets daarvan.
Nog afgezien van wat de landbouw met stikstof te wachten staat en afgezien van het recente klimaatpakket van de Europese Commissie van 14 juli j.l. (‘By 2035, the EU should aim to reach climate neutrality in the land use, forestry and agriculture sectors, including also agricultural non-CO2 emissions, such as those from fertiliser use and livestock’).
Net als bij eerdere problemen zoals de fosfaatproblematiek en het Programma Aanpak Stikstof (PAS) is LNV onvoldoende in staat om te anticiperen op toekomstige ontwikkelingen.
Het NSP zal op deze wijze niet de vergroening brengen die Schouten belooft. Een gemiste kans.
Dit artikel afdrukken
De Nederlandse beleidsmakers zien opvallende signalen uit de internationale markt over het hoofd. Grote voedselbedrijven gaan steeds meer eisen stellen aan hun toeleveranciers en de wijze waarop die hun producten verbouwen. Daar zijn inmiddels talloze voorbeelden van:
- McCain, een grote aardappelverwerker, vindt dat leveranciers op termijn moeten overschakelen op zogenaamde regeneratieve landbouw;
- Danone verwacht van haar leveranciers inspanningen op het gebied van regeneratieve landbouw;
- Mars wil dat haar leveranciers aantoonbaar prestaties leveren op het gebied van klimaat;
- in Nederland komen eveneens meer keteninitiatieven waarbij leveranciers extra beloond worden voor duurzaamheidsinspanningen. Friesland Campina zet met ‘On the way to planet proof’ stappen om verdere verduurzaming van de veehouderij te bevorderen;
- met het programma ‘Beter voor’ heeft Albert Heijn dit voorjaar nieuwe stappen gezet naar een verdere verduurzaming. Volgens Constantijn Ninck Blok van Albert Heijn wordt 100% van de gevraagde inspanningen vergoed. Voor hun inspanningen (klimaat, dierenwelzijn, biodiversiteit) krijgen melkveehouders 5 cent extra voor hun melk bij A-ware;
- de markt is in beweging. Dat bleek ook duidelijk toen PLUS deze maand aankondigde om biologische melk voor dezelfde prijs te gaan verkopen als de gangbare melk. En zelf het verschil zal bijleggen;
- in de Duitse retail, toch een van onze belangrijkste afzetgebieden, vinden vergelijkbare bewegingen plaats. Duitse boeren waren afgelopen maand not amused over de stappen die ALDI wil zetten om tot hogere dierenwelzijnsnormen te komen. Inmiddels hebben ook andere Duitse supermarkten laten weten hogere eisen te gaan stellen aan dierenwelzijn.
Marktontwikkelingen prikkelen bedrijven om in te haken op verschuivende maatschappelijke waarden. Het is gewenst bij de ecoregelingen van het GLB vergelijkbare KPI’s (indicatoren) te gebruiken als voor keteninitiatieven. Op deze manier ontstaat een stapeling van vergoedingen waardoor het voor boeren aantrekkelijker is om deel te nemen aan ecoregelingen.
Het advies van de Raad voor de Leefomgeving over de Nederlandse invulling van het GLB was daar helder over:
'Sluit de ecoregelingen aan op private duurzaamheidschema’s. Leg de toetsing hiervan bij een onafhankelijke instelling.' (vet gedrukt JdJ) Met de koppeling van ecoregelingen en bestaande duurzaamheidsschema’s krijgen boeren een sterkere en eenduidige prikkel om te verduurzamen, wordt de agribusiness aangemoedigd om mee te gaan in de omslag naar kringlooplandbouw en vergroot de overheid de effectiviteit van de besteding van haar middelen. Ook vermindert voor boeren de onzekerheid over de hoogte van de toeslagen op ecoregelingen - die volgens het voorstel van de EU per jaar worden toegekend en waaraan dus jaarlijks een verschillend aantal boeren kan deelnemen. Doordat het beheer en de controle hiervan bij de particuliere organisaties ligt (die daartoe door de overheid worden gecertificeerd en gecontroleerd), wordt de uitvoering slank gehouden, dubbele bureaucratie voorkomen en de kans op synergie vergroot’.
LNV schrijft in de publieksversie van het NSP:
‘De verduurzaming van de productie is noodzakelijk, maar de kosten om deze verduurzaming ook daadwerkelijk te realiseren zijn momenteel lastig uit de markt te halen’. LNV vindt dat dit soort zaken ‘met beleid buiten het GLB aangepakt moet worden’.
Daarmee houden ze te weinig rekening met de marktontwikkelingen:
Net als veel boeren wijst LTO naar de consument'Bij veel uitdagingen rondom duurzaam en gezond voedsel speelt de markt een belangrijke rol. Het gaat om diepgaande veranderingen in het voedselsysteem, waarin investeringen van de landbouw in de productie van duurzamer voedsel en voor een gezond eetpatroon, waarschijnlijk pas op termijn worden terugverdiend in de markt en de samenleving. De verantwoordelijkheid voor dit doel ligt natuurlijk niet alleen bij de landbouw, maar bij alle spelers in het voedselsysteem. De landbouwsector kan alleen inspelen op maatschappelijke verwachtingen als de andere spelers in de voedselketen, zoals leveranciers, voedselverwerkende partijen, supermarktketens, consumenten, financieel dienstverleners, waterwinbedrijven, grondeigenaren en NGO’s met boeren samenwerken. De inzet op dit doel kan overigens op onderdelen beter met beleid buiten het GLB aangepakt worden.’ (vet gedrukt JdJ)
Op deze manier mist LNV kansen om pijler 1 (inkomenstoeslagen) meer te gebruiken voor de ondersteuning van keteninitiatieven. Ze volgt daarmee de lijn van LTO. Net als veel boeren wijst LTO naar de consument:
“Grote onbekende in dit spel is de consument. Het GLB-budget is lang niet voldoende om te kosten van verduurzamen te vergoeden. Boeren en telers willen meestal stappen zetten, maar de rekensom moet kloppen. Een doorsnee bedrijf van60 hectare gaat in het nieuwe GLB al gauw een paar duizend euro terug in inkomsten, en moet dan (akkerbouw, vollegrondtuinbouw) mogelijk ook nog land opzij zetten. De markt gaat dat niet vergoeden," schrijft Klaas Johan Osinga van LTO in Nieuwe Oogst.
De essentie zou echter moeten zijn: hoe zorgen we er voor dat de markt steeds meer verduurzaming betaalt? Juist LTO zou zich daar hard voor moeten maken.
Ook het position paper van LTO voor het Ronde Tafel gesprek met de Tweede Kamer biedt weinig kansen voor een noodzakelijke transitie van de landbouw.
Doelen worden niet bereikt
“Dit nieuwe GLB betekent een groene sprong voorwaarts. Wie groen boert, maakt aanspraak op extra financiering. Het gaat er straks niet alleen meer om hoeveel hectares je hebt als boer, maar wat je met die hectares doet”, aldus minister Schouten na het bereiken van een akkoord in Europa. Ze vergeet daarbij dat nog steeds het aantal hectares bepalend is voor wat boeren krijgen. Over die groene sprong wordt verschillend gedacht. Niet voor niets zei Jeroen Candel bij het Ronde Tafel gesprek met de Tweede Kamer op 6 juli j.l. dat “met de ecoregelingen de doelen t.a.v. klimaat en biodiversiteit niet bereikt gaan worden”.
Maatregelen voor dierenwelzijn worden als een bijdrage van 100% aan klimaat toegerekend. Dat heeft echter weinig met elkaar te makenHet is nog maar de vraag of boeren deel zullen gaan nemen aan de ecoregelingen omdat het vrijwillige afspraken zijn. Niet voor niets hebben de landbouwministers bij het akkoord over het GLB bedongen dat er eerst een paar ‘leerjaren’ zijn, zodat de gelden die niet gebruikt worden voor ecoregelingen terug naar Brussel zouden gaan. Als er vanaf 2025 nog te weinig ecoregelingen worden afgesloten moet het geld naar plattelandsbeleid. Het in het nieuwsbericht genoemde percentage dat minimaal 25% besteed zal worden aan ecoregelingen is daarmee een sterke overschatting van de feitelijk te verwachten ontwikkeling.
De Europese Rekenkamer is kritisch over de bijdrage van het GLB aan de klimaatdoelen omdat die werkt met aannames die ongefundeerd zijn. Zo worden inkomenstoeslagen voor 40% toegerekend aan klimaat, terwijl dat niet leidt tot vermindering van broeikasgassen. Maatregelen voor dierenwelzijn worden als een bijdrage van 100% aan klimaat toegerekend. Dat heeft echter weinig met elkaar te maken. Beheersovereenkomsten worden ook voor 100% toegerekend als bijdrage aan klimaat. Maar als een veehouder voor 20% van zijn land een beheersovereenkomst afsluit en daar extensiever boert, kan hij mogelijk op de resterende 80% een intensievere bedrijfsvoering hebben. Dat betekent dus niet minder emissies. Eerder heb ik in Foodlog daar al bij stilgestaan.
Conditionaliteit
Conform de wensen van LTO verzuimt LNV om de zogenaamde conditionaliteit te gebruiken om klimaat- en biodiversiteitsdoelen te realiseren. Immers, om in aanmerking te komen voor een inkomenstoeslag moeten boeren voldoen aan een aantal voorwaarden, ‘conditionaliteit’ genoemd. Volgens de Europese Commissie moet die conditionaliteit duurzame landbouw bevorderen en krijgen boeren alleen steun als ze voldoen aan basisnormen van klimaat, biodiversiteit en waterkwaliteit.
In de publieksversie van het NSP komt LNV met een afgezwakte vorm:
‘Met het stellen van conditionaliteiten willen we voorkomen dat activiteiten die een agrariër onderneemt een negatiever effect hebben op klimaat en leefomgeving’. (vetgedrukt JdJ)
Dit wijkt dus af van de definitie van de Europese Commissie.
Al eerder schreef minister Schouten op vragen van de Tweede Kamer: “Ik deel de zorg dat boeren af kunnen haken als de basiseisen te ambitieus zijn. Het moet voor boeren wel financieel aantrekkelijk blijven om deel te nemen aan het GLB”. De woorden ‘het moet aantrekkelijk zijn om deel te nemen’ betekenen dus eigenlijk dat boeren die weinig duurzaam produceren niet bang hoeven te zijn dat ze geen inkomenstoeslagen krijgen.
Er mag alleen een vergoeding gegeven worden voor maatregelen die verder gaan dan de conditionaliteit. Weinig eisen stellen aan de conditionaliteit (de basisnormen voor milieu en klimaat) betekent een hogere vergoeding. Maar het leidt ook tot een vergoeding voor ‘minder vervuilen’. Dit is in strijd met het principe ‘de vervuiler betaalt’. Net een onderwerp waar de Europese Rekenkamer de zere vinger op heeft gelegd deze maand.
De publieksversie van het NSP geeft voorbeelden van ecoregelingen. Daarbij noemt ze ook grasland en graanteelt. Dat zou betekenen dat gangbare vormen van bedrijfsvoering ook in aanmerking komen voor ecoregelingen, ongeacht of de boer op die graslanden herbiciden gebruikt of het grasland elke 6 jaar omploegt (waarbij opgeslagen CO2 weer in de lucht verdwijnt).
In een artikel in Trouw heb ik aangegeven waarom het nodig is om conditionaliteit te gebruiken om verduurzaming te bevorderen.
Gebrek aan anticiperend vermogen
Het besef dat er de komende jaren nog ingrijpende veranderingen in aantocht zijn lijkt volledig te ontbreken in de publieksversie van het NSP.
De opvattingen van LTO en LNV dat je zoveel mogelijk boeren ‘wilt meenemen’ met het GLB wordt niet ondersteund in het onlangs uitgebrachte advies van de SER. In dat rapport wordt voor een transitie van het systeem juist gepleit voor het gericht ondersteunen van bedrijven die de omslag willen maken.
Van een koepelorganisatie als LTO kun je niet verwachten dat ze dat uitspreken omdat ze dan gelijk een deel van hun leden kwijt zijn. Maar het feit dat LNV klakkeloos de standpunten van de boeren van LTO overneemt, geeft aan dat LNV zich – net als de visserijsector bij de pulsvisserij – laat leiden door de korte termijn belangen van belangenorganisaties uit de primaire sector.
LNV sluit de ogen voor komende beleidsontwikkelingenIn de publieksversie van het NSP wordt niet geanticipeerd op de voorstellen uit de ‘Green Deal’ of de ‘Farm to Fork strategy’. Er wordt in het NSP op geen enkele manier aangegeven op welke wijze nu de verbetering van de waterkwaliteit, reductie van bestrijdingsmiddelen of kunstmestgebruik gerealiseerd gaan worden. In december heeft de Europese Commissie Nederland aanbevelingen gestuurd voor het opstellen van het NSP. In het Ronde Tafelgesprek van 6 juli jl. maakte de Europese Commissie duidelijk dat die aanbevelingen voor Nederland relevant zijn voor de goedkeuring van het NSP.
LNV sluit de ogen voor komende beleidsontwikkelingen. Het terugdringen van de externe effecten en de daarmee samenhangende milieukosten blijven de komende jaren op de politieke agenda staan, ondanks de brede roep uit de agrarische sector om duidelijkheid. Meer duidelijkheid over heffingen op emissies of inputs zoals de Europese Rekenkamer bepleit zijn voor een politicus niet populair. Toch heeft de Europese Commissaris van Landbouw, Janusz Wojciechowski zich duidelijk daarvoor uitgesproken. Dit staat haaks op het voornemen van LNV om een vergoeding te geven voor bestaande onduurzame praktijken.
Het Europees Parlement heeft onlangs al bepleit dat ook de broeikasgassen uit de landbouwsector en met name het methaan uit de veehouderij, meer aandacht moet krijgen. Vroeg of laat zal dit tot regelgeving of heffingen leiden.
De Europese Commissie bereidt wetgeving voor over de onderwerpen van de Farm to Fork Strategie. Anticiperen op die ontwikkelingen in het NSP is noodzakelijk, maar voorlopig voelt LNV daar niet voor. Alleen als het gaat om vigerende regelgeving mag de Commissie het NSP toetsen, vindt LNV. Maar LNV moet beseffen dat de derogatie op basis van de Nitraatrichtlijn geen vanzelfsprekendheid is en dat NL de kans op derogatie verspeelt als in het NSP geen poging wordt ondernomen om de uitspoeling van nutriënten terug te dringen via de conditionaliteit. Ook de Kaderrichtlijn Water en de Habitatrichtlijn zijn vigerende regels die maatgevend zouden moeten zijn voor LNV.
Drie droge zomers hebben de verdroging van het landelijk gebied op de agenda gezet. Zowel voor natuur als boeren wordt dat een groter probleem. Je zou verwachten dat dit onderwerp in de publieksversie terug zou komen. Maar niets daarvan.
Nog afgezien van wat de landbouw met stikstof te wachten staat en afgezien van het recente klimaatpakket van de Europese Commissie van 14 juli j.l. (‘By 2035, the EU should aim to reach climate neutrality in the land use, forestry and agriculture sectors, including also agricultural non-CO2 emissions, such as those from fertiliser use and livestock’).
Net als bij eerdere problemen zoals de fosfaatproblematiek en het Programma Aanpak Stikstof (PAS) is LNV onvoldoende in staat om te anticiperen op toekomstige ontwikkelingen.
Het NSP zal op deze wijze niet de vergroening brengen die Schouten belooft. Een gemiste kans.
Nieuwe Oogst, het nieuwsmedium van LTO Nederland, brengt dit weekend een interview met directeur vers Constantijn Ninck-Blok van Albert Heijn. Hij zegt daarin graag samen te werken met boeren en maakt duidelijk hoe ver die samenwerking al is. Het interview bevestigt het beeld dat Joost de Jong hierboven schetst: de markt is verder dan de politiek.
Het gesprek sluit af op een slotbeschouwing van de redactie:
'Hoop op minder polarisatie tussen overheid en boeren'
Verdeeldheid belemmert een sterke vuist van de agrarische sector tegen de overheid, vindt Constantijn Ninck Blok. De versdirecteur van Albert Heijn (AH) constateert dat er veel organisaties actief zijn in de agrarische sector. 'En allemaal zijn ze mondig. In een minder verdeelde boerengemeenschap staan ze sterker tegen de overheid.' Vanuit zijn functie heeft Ninck Blok regelmatig contact met partijen als LTO Nederland en NAJK. De recent door LTO gepresenteerde toekomstvisie voor de landbouw bevalt hem. 'Je lost er niet alles mee op, maar ik geloof in dat model.' Een minder verdeelde agrarische sector zorgt volgens de AH-versdirecteur ook voor een betere relatie tussen overheid en boeren. 'Ik hoop oprecht dat de polarisatie tussen boeren en overheid minder wordt en dat zij samen kunnen werken aan de toekomst voor een mooi agrarisch Nederland. De rol die AH daarin speelt zit in ons doel: de lekkerste producten van zo dichtbij mogelijk. Daar zetten we op in.'
Het gesprek sluit af op een slotbeschouwing van de redactie:
'Hoop op minder polarisatie tussen overheid en boeren'
Verdeeldheid belemmert een sterke vuist van de agrarische sector tegen de overheid, vindt Constantijn Ninck Blok. De versdirecteur van Albert Heijn (AH) constateert dat er veel organisaties actief zijn in de agrarische sector. 'En allemaal zijn ze mondig. In een minder verdeelde boerengemeenschap staan ze sterker tegen de overheid.' Vanuit zijn functie heeft Ninck Blok regelmatig contact met partijen als LTO Nederland en NAJK. De recent door LTO gepresenteerde toekomstvisie voor de landbouw bevalt hem. 'Je lost er niet alles mee op, maar ik geloof in dat model.' Een minder verdeelde agrarische sector zorgt volgens de AH-versdirecteur ook voor een betere relatie tussen overheid en boeren. 'Ik hoop oprecht dat de polarisatie tussen boeren en overheid minder wordt en dat zij samen kunnen werken aan de toekomst voor een mooi agrarisch Nederland. De rol die AH daarin speelt zit in ons doel: de lekkerste producten van zo dichtbij mogelijk. Daar zetten we op in.'
Nog 3
Je hebt 0 van de 3 kado-artikelen gelezen.
Op 5 april krijg je nieuwe kado-artikelen.
Op 5 april krijg je nieuwe kado-artikelen.
Als betalend lid lees je zoveel artikelen als je wilt, én je steunt Foodlog
Lees ook
NouNou wat een lange lullepot. Je kunt ook al morgenochtend 9 uur vast beginnen. Via het strafrecht. De uitspraak tegen Shell biedt voldoende houvast daarvoor. Aanklagen, confisqeren, in beslag nemen, plukze wetgeving, in de gevangenis........ Er zijn genoeg mensen die dan op een goede manier deze werkzaamheden over willen nemen, met een rustig bestaan. Want als we het op een goede manier gaan doen zijn er evenveel mensen, zoniet meer nodig. Dus............
Erik, je doet je typering eer aan. Je lijkt me meer een type voor GeenStijl.
Is het glas halfvol of halfleeg. De vraag kwam even bij me op na het lezen van Joost zijn verhaal. Vooral omdat - en mogelijk vergis ik me door mijn eigen bias - ik de indruk krijg dat Joost nogal wat op het bordje van de boer legt dat m.i. op het bordje van de consument zou moeten komen.
Ik hik dan met name aan tegen het vervuiler betaalt principe. Kern van dat principe is inderdaad dat de vervuiler betaalt, en die rekent dat keurig door naar de uiteindelijke gebruiker. Zo geef je de consument de prikkel om te kiezen voor het goedkopere, duurzamere, product. Ik heb hier eerder aangegeven dat ik sterk betwijfel - eigenlijk niet overtuigd ben - of dat principe in de landbouwmarkten goed werkt. Prijzen worden grotendeels bepaald op internationale markten, de melkprijs van FC hangt echt van meer af dan het planet proof programma. Primaire producenten zijn meestal prijsnemer. En ja, er zijn mooie initiatieven (met de nodige hikken) waar er voor een bescheiden deel van de productie een meerprijs is. Vraag is dan, is die meerprijs van een paar cent inderdaad voldoende voor de boer om alle kosten die hij maakt te vergoeden? Of is het toch weer een kwestie van de lat langzaam hoger leggen zonder daar een meerprijs tegenover te zetten? Zodat het toch weer draait om het verhogen van de efficiëntie van de bedrijfsvoering? Waar grotere bedrijven veelal meer mogelijkheden voor hebben dan kleinere?
Wil je echt alle kosten en baten van voedselproductie meenemen, dan zou de voedselprijs veel hoger moeten zijn. Wat dat betreft vind ik het initiatief van de Plus een volstrekt verkeerd signaal geven. Logischer was geweest de gangbare producten dan duurder te maken. Even los van de vraag of je biologisch nu zo op het schild moet hijsen.
Dat brengt me bij het andere bezwaar. De opmerkingen over 'boeren die weinig duurzaam produceren'. Waar is dat op gebaseerd? Als je boert binnen de vigerende wet- en regelgeving, waar zit je dan fout? En wanneer doe je het wel duurzaam? Biologisch, regeneratief, natuurinclusief? Iedereen die een beetje is ingevoerd in de discussie weet toch wel dat aan al die systemen voor- en nadelen zitten en geen enkel systeem als duurzaam is te betitelen?
Ik ben het volkomen eens met Petra.
Als iemand uit de marketing en reclame (die consumenten probeert blij te maken met mooie, verrassende, emotionele, bijzondere producten voor zo laag mogelijke prijzen, value for money genaamd) wordt het tijd de olifant in de kamer te benoemen. En dat is dat we na de 'license to produce' ook maar eens de
'license to consume'
moeten benoemen, al heb ik nog geen idee hoe. De duurzaamheid van produceren begint op een aantal terreinen (voedsel?) voor te lopen op de duurzaamheid van consumeren.
Volgens Petra leg ik teveel op het bordje van de boer en dat zou eigenlijk op het bordje van de consument moeten komen. Ze vraagt zich af of het principe van de vervuiler betaalt goed werkt in landbouwmarkten. Ik ben het met haar eens dat primaire producenten meestal prijsnemer zijn. Maar daarom verwijs ik ook naar het recente rapport van de Europese Rekenkamer en de reactie van de Europese Landbouwcommissaris die vindt dat in het Europese landbouwsysteem 'het principe van de vervuiler betaalt' ingevoerd moet worden. Ook in "From farm to fork strategy" wordt het beginsel van 'True cost, true price' benoemd. Het is voor mij ook duidelijk dat alleen een Europese heffing op gewasbeschermingsmiddelen of kunstmest effectief kan zijn. Net zoals het EP ook vindt dat er een Europese heffing op de emissies van broeikasgassen in de landbouw zou moeten komen. Niet voor niets komt de Europese Commissie nu met voorstellen om aan de grens heffingen in te voeren voor producten uit landen waar men het met duurzaamheid minder serieus neemt. Heffingen op inputs kunnen remmend werken op het gebruik.
Maar ook heffingen op emissies kunnen een corrigerend effect hebben op emissies naar de omgeving. Maar het is voor overheden altijd lastig geweest om heffingen op emissies te introduceren. Een voorbeeld is b.v. de uitspoeling van nutriënten naar het oppervlaktewater. Conform jurisprudentie (waterschap Tholen- Bevelander) van de WVO (wet verontreiniging oppervlaktewater) zou ook landbouwgrond belast moeten worden (tenzij de boer aannemelijk maakt dat er geen uitspoeling plaatsvindt). Hetzelfde geldt voor emissies naar het grondwater.
Er zijn dus de afgelopen 40 jaar geen 'effectieve remmen' ingevoerd om emissies naar de omgeving te verminderen.
Ik ben het met Petra eens dat de voedselprijs hoger wordt als meer kosten en baten van voedselproductie meegenomen worden. Ook zou bij PLUS het gangbare product duurder moeten worden. Ongezond en niet duurzaam geproduceerd voedsel zou duurder moeten worden.
Wat ik adhv. voorbeelden duidelijk wilde maken is dat de internationale markten in beweging zijn, dat grote voedingsbedrijven, die in internationale markten opereren, stappen willen zetten naar verduurzaming. en dat beleid moet anticiperen op die ontwikkelingen. De lat zal hoger komen te liggen, waarbij het gewenst is dat daar voor boeren een meerprijs uitkomt. Volgens een recent artikel in Foodlog hebben de leveranciers van AH geen klagen.
De stelling van Petra dat geen enkel systeem als duurzaam is te betitelen is wel erg kort door de bocht. Ze heeft bezwaar tegen mijn opmerkingen over boeren die weinig duurzaam produceren. "Als ze zich houden aan vigerende wet- en regelgeving, waar zit je dan fout?" vraagt ze zich af. Het gaat er niet om met de vinger naar de individuele boer te wijzen, maar op de effecten van het huidige systeem, waarbij de 'planetary boudaries' overschreden worden. Wet en regelgeving blijken onvoldoende in staat om dat te voorkomen. Het gaat dan om verlies van biodiversiteit, achteruitgang van bodemkwaliteit, verontreiniging oppervlaktewater, verdroging, emissies van broeikasgassen, stikstof, fijn stof, emissies van gewasbeschermingsmiddelen e.d.
Niet voor niets is een Europese aanpak voorgesteld die nu om invulling vraagt via het GLB. Je ogen sluiten voor die ontwikkelingen is korte-termijn denken en niet anticiperen op toekomstig beleid. Dat was de essentie van mijn opinie.