Dat de diervoederindustrie te maken heeft met een sterk wijzigende en vooral kritische omgeving staat buiten kijf. Regelmatig worden we met grote verwijten geconfronteerd in de pers en vervolgens op sociale media. Darwin had in de 19e eeuw nog niet te maken met sociale media zoals wij die nu kennen, maar maakte de veranderingen in de landbouw mee als gevolg van de industriële revolutie. Je kunt rustig zeggen dat ook die revolutie een enorme impact had op de samenleving - met winnaars en verliezers in de politiek, bij de overheid en in het bedrijfsleven.

Aangemoedigd door de Eerste Wereldoorlog en de daaropvolgende crisisjaren ’30 werden begin 20e eeuw diverse coöperaties opgericht om de zwakke marktpositie en belabberde inkomens van de boer te verstevigen
Europese samenwerking ontluikt
Aanpassen in de veehouderij is van alle tijd. Heel ver terug in het verleden, leerden mensen dat dieren houden voor voedselproductie in gesloten kringlopen een belangrijke innovatie was. Enerzijds voor de boerenbevolking die het nomadenbestaan kon eindigen en met verstand van zaken ging voorkomen dat de grond uitgeput raakte. Anderzijds voor burgers omdat die zich konden richten op ander dingen dan alleen ‘voedsel produceren’. Daarmee kon de beschaving een belangrijke stap voorwaarts.

Het boek Hamburgers in het Paradijs van Louise Fresco beschrijft dat proces heel overtuigend. Boeren hebben zich in de eeuwen daarop ontwikkeld met gebruik van steeds betere landbouwmethoden en specialisatie. Met de komst van de industriële revolutie kwamen nieuwe technische mogelijkheden (mechanisering van de zware arbeid) en vervoer over lange afstanden op. Dat legde de basis voor de aanvoer van grondstoffen van buiten Europa en trok in de tijd van Darwin een grote wissel op de bestaande voedselproductie en -voorziening. Er kwamen een grote stroom veel goedkoper graan uit Noord-Amerika naar Europa. Dat had grote economische gevolgen voor de Europese landbouw aan het eind van de 19e eeuw.

Aangemoedigd door de Eerste Wereldoorlog en de daaropvolgende crisisjaren ’30 werden begin 20e eeuw diverse coöperaties opgericht om de zwakke marktpositie en belabberde inkomens van de boer te verstevigen. De Tweede Wereldoorlog leverde naast een hoop menselijk leed en ellende ook inzichten op rond de voedselvoorziening van Europa. In de jaren '50 kwam de Europese economische samenwerking van de grond. Voor het eerst in de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS) die in 1951 werd opgericht. Op dat moment zagen vele jonge boeren een beter perspectief in het buitenland. Canada, VS, Brazilië maar ook Australië/Nieuw Zeeland waren bekende toevluchtsoorden voor jonge boeren uit diverse Europese landen. De EGKS werd later opgevolgd door de EEG en mondde uit in de EU zoals we de samenwerking nu kennen.

'Schaduwzijden'
Binnen de EU ontstond vanaf de jaren '60 landbouwbeleid dat kansen bood voor bedrijfsontwikkeling en voedselproductie. Nederlandse boeren en productieketens hebben daar samen met overheid, banken en kennisinstellingen goed op ingespeeld. Het aanpassingsvermogen van de Nederlandse boeren was groot. Echter, hetzelfde vermogen tot aanpassen was vereist toen helder werd dat de schaalvergroting en hoge efficiënte bij de productie van voedsel ook schaduwzijden kent.

Overschotten en hoge milieubelasting bleken eind vorige eeuw een behoorlijke wissel te trekken op het landbouwvak. Begin 21e eeuw is de digitalisering van de landbouw in een rap tempo ontwikkeld en is elke boer bekend met het gebruik van datasystemen die het management van het bedrijf ondersteunen. De Nederlandse landbouw en voedselproductie zijn uitgegroeid tot een toonbeeld voor agrarische productie in de wereld. Toch is er kritiek op de huidige landbouw in Nederland.

'Behaalde resultaten uit het verleden bieden géén garanties voor de toekomst'
Een wijze les van de banken en overheid nadat verkeerd gedrag en gebrekkig toezicht op financiële markten vele gedupeerden achterlieten. Een les die de Nederlandse landbouw ter harte moet nemen. Onze manier van voedsel produceren heeft zoveel succes dat vele mensen lijken te vergeten dat voedselproductie een specialistisch vak is én anderen in staat stelt om tijd te hebben voor het eigen werk wetende dat er voldoende veilig en gezond voedsel beschikbaar is. Voedsel dat voldoet aan de hoogste standaarden.

Als Darwin nu leefde, weet ik niet of hij ook een brief aan de formateur zou hebben gestuurd
Het is verleidelijk om te denken dat we het goed doen en dat de rest het uiteindelijk wel begrijpt. Beter is het om goed te letten op de omgeving, te kijken wat die van ons vraagt en daarop te anticiperen.

Als Darwin nu leefde, weet ik niet of hij ook een brief aan de formateur zou hebben gestuurd. Zou hij aandringen op een gesprek met Beau óf veel YouTube filmpjes online zetten? Zou hij in gesprek gaan met NGO’s? Zou hij vaak in Brussel komen? Zou hij zich laten vaccineren? Op wie zou hij stemmen?

Ik weet het antwoord niet op die vragen. Ik vermoed dat hij met zijn tijd was meegegaan. Doen boeren van nu dat ook weer?

Henk Flipsen is directeur van Nevedi, de koepel van Nederlandse veevoerbedrijven. Zijn sector ligt onder vuur. Nederlandse veevoerbedrijven zouden bossen in Zuid-Amerika kappen en hel en verdoemenis over de wereld afroepen. Het Wereld Natuurfonds (WWF) liet zich onlangs zeer kritisch uit in een rapport over de leden van Nevedi. Flipsen ziet vele van zijn leden perspectief bieden aan de veehouderij met aanpakken die passen binnen de duurzaamheidsdoelen die de samenleving en politiek stellen, niet met de hakken in het zand, maar juist progressief. Door zowel boeren als NGO's worden die nieuwe perspectieven nog onvoldoende herkend.
Bovenstaande column verscheen op de website van Nevedi. Voor het algemenere publiek van Foodlog paste hij de tekst licht aan om zijn boodschap voor een breder publiek toegankelijk te maken.
Dit artikel afdrukken