Niet de sterkste of slimste soorten overleven, maar de soorten die zich het beste aan hun veranderende omgeving weten aan te passen. Dat bedoelde Charles Darwin (1809-1882), de grondlegger van de evolutietheorie, te zeggen met veel geciteerde woorden die hij eigenlijk nooit zo heeft geschreven, maar die ik hier zo accuraat mogelijk omschrijf.
Dat de diervoederindustrie te maken heeft met een sterk wijzigende en vooral kritische omgeving staat buiten kijf. Regelmatig worden we met grote verwijten geconfronteerd in de pers en vervolgens op sociale media. Darwin had in de 19e eeuw nog niet te maken met sociale media zoals wij die nu kennen, maar maakte de veranderingen in de landbouw mee als gevolg van de industriële revolutie. Je kunt rustig zeggen dat ook die revolutie een enorme impact had op de samenleving - met winnaars en verliezers in de politiek, bij de overheid en in het bedrijfsleven.
Aanpassen in de veehouderij is van alle tijd. Heel ver terug in het verleden, leerden mensen dat dieren houden voor voedselproductie in gesloten kringlopen een belangrijke innovatie was. Enerzijds voor de boerenbevolking die het nomadenbestaan kon eindigen en met verstand van zaken ging voorkomen dat de grond uitgeput raakte. Anderzijds voor burgers omdat die zich konden richten op ander dingen dan alleen ‘voedsel produceren’. Daarmee kon de beschaving een belangrijke stap voorwaarts.
Het boek Hamburgers in het Paradijs van Louise Fresco beschrijft dat proces heel overtuigend. Boeren hebben zich in de eeuwen daarop ontwikkeld met gebruik van steeds betere landbouwmethoden en specialisatie. Met de komst van de industriële revolutie kwamen nieuwe technische mogelijkheden (mechanisering van de zware arbeid) en vervoer over lange afstanden op. Dat legde de basis voor de aanvoer van grondstoffen van buiten Europa en trok in de tijd van Darwin een grote wissel op de bestaande voedselproductie en -voorziening. Er kwamen een grote stroom veel goedkoper graan uit Noord-Amerika naar Europa. Dat had grote economische gevolgen voor de Europese landbouw aan het eind van de 19e eeuw.
Aangemoedigd door de Eerste Wereldoorlog en de daaropvolgende crisisjaren ’30 werden begin 20e eeuw diverse coöperaties opgericht om de zwakke marktpositie en belabberde inkomens van de boer te verstevigen. De Tweede Wereldoorlog leverde naast een hoop menselijk leed en ellende ook inzichten op rond de voedselvoorziening van Europa. In de jaren '50 kwam de Europese economische samenwerking van de grond. Voor het eerst in de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS) die in 1951 werd opgericht. Op dat moment zagen vele jonge boeren een beter perspectief in het buitenland. Canada, VS, Brazilië maar ook Australië/Nieuw Zeeland waren bekende toevluchtsoorden voor jonge boeren uit diverse Europese landen. De EGKS werd later opgevolgd door de EEG en mondde uit in de EU zoals we de samenwerking nu kennen.
'Schaduwzijden'
Binnen de EU ontstond vanaf de jaren '60 landbouwbeleid dat kansen bood voor bedrijfsontwikkeling en voedselproductie. Nederlandse boeren en productieketens hebben daar samen met overheid, banken en kennisinstellingen goed op ingespeeld. Het aanpassingsvermogen van de Nederlandse boeren was groot. Echter, hetzelfde vermogen tot aanpassen was vereist toen helder werd dat de schaalvergroting en hoge efficiënte bij de productie van voedsel ook schaduwzijden kent.
Overschotten en hoge milieubelasting bleken eind vorige eeuw een behoorlijke wissel te trekken op het landbouwvak. Begin 21e eeuw is de digitalisering van de landbouw in een rap tempo ontwikkeld en is elke boer bekend met het gebruik van datasystemen die het management van het bedrijf ondersteunen. De Nederlandse landbouw en voedselproductie zijn uitgegroeid tot een toonbeeld voor agrarische productie in de wereld. Toch is er kritiek op de huidige landbouw in Nederland.
'Behaalde resultaten uit het verleden bieden géén garanties voor de toekomst'
Een wijze les van de banken en overheid nadat verkeerd gedrag en gebrekkig toezicht op financiële markten vele gedupeerden achterlieten. Een les die de Nederlandse landbouw ter harte moet nemen. Onze manier van voedsel produceren heeft zoveel succes dat vele mensen lijken te vergeten dat voedselproductie een specialistisch vak is én anderen in staat stelt om tijd te hebben voor het eigen werk wetende dat er voldoende veilig en gezond voedsel beschikbaar is. Voedsel dat voldoet aan de hoogste standaarden.
Als Darwin nu leefde, weet ik niet of hij ook een brief aan de formateur zou hebben gestuurd. Zou hij aandringen op een gesprek met Beau óf veel YouTube filmpjes online zetten? Zou hij in gesprek gaan met NGO’s? Zou hij vaak in Brussel komen? Zou hij zich laten vaccineren? Op wie zou hij stemmen?
Ik weet het antwoord niet op die vragen. Ik vermoed dat hij met zijn tijd was meegegaan. Doen boeren van nu dat ook weer?
Henk Flipsen is directeur van Nevedi, de koepel van Nederlandse veevoerbedrijven. Zijn sector ligt onder vuur. Nederlandse veevoerbedrijven zouden bossen in Zuid-Amerika kappen en hel en verdoemenis over de wereld afroepen. Het Wereld Natuurfonds (WWF) liet zich onlangs zeer kritisch uit in een rapport over de leden van Nevedi. Flipsen ziet vele van zijn leden perspectief bieden aan de veehouderij met aanpakken die passen binnen de duurzaamheidsdoelen die de samenleving en politiek stellen, niet met de hakken in het zand, maar juist progressief. Door zowel boeren als NGO's worden die nieuwe perspectieven nog onvoldoende herkend.
Bovenstaande column verscheen op de website van Nevedi. Voor het algemenere publiek van Foodlog paste hij de tekst licht aan om zijn boodschap voor een breder publiek toegankelijk te maken.
Dit artikel afdrukken
Aangemoedigd door de Eerste Wereldoorlog en de daaropvolgende crisisjaren ’30 werden begin 20e eeuw diverse coöperaties opgericht om de zwakke marktpositie en belabberde inkomens van de boer te verstevigenEuropese samenwerking ontluikt
Aanpassen in de veehouderij is van alle tijd. Heel ver terug in het verleden, leerden mensen dat dieren houden voor voedselproductie in gesloten kringlopen een belangrijke innovatie was. Enerzijds voor de boerenbevolking die het nomadenbestaan kon eindigen en met verstand van zaken ging voorkomen dat de grond uitgeput raakte. Anderzijds voor burgers omdat die zich konden richten op ander dingen dan alleen ‘voedsel produceren’. Daarmee kon de beschaving een belangrijke stap voorwaarts.
Het boek Hamburgers in het Paradijs van Louise Fresco beschrijft dat proces heel overtuigend. Boeren hebben zich in de eeuwen daarop ontwikkeld met gebruik van steeds betere landbouwmethoden en specialisatie. Met de komst van de industriële revolutie kwamen nieuwe technische mogelijkheden (mechanisering van de zware arbeid) en vervoer over lange afstanden op. Dat legde de basis voor de aanvoer van grondstoffen van buiten Europa en trok in de tijd van Darwin een grote wissel op de bestaande voedselproductie en -voorziening. Er kwamen een grote stroom veel goedkoper graan uit Noord-Amerika naar Europa. Dat had grote economische gevolgen voor de Europese landbouw aan het eind van de 19e eeuw.
Aangemoedigd door de Eerste Wereldoorlog en de daaropvolgende crisisjaren ’30 werden begin 20e eeuw diverse coöperaties opgericht om de zwakke marktpositie en belabberde inkomens van de boer te verstevigen. De Tweede Wereldoorlog leverde naast een hoop menselijk leed en ellende ook inzichten op rond de voedselvoorziening van Europa. In de jaren '50 kwam de Europese economische samenwerking van de grond. Voor het eerst in de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS) die in 1951 werd opgericht. Op dat moment zagen vele jonge boeren een beter perspectief in het buitenland. Canada, VS, Brazilië maar ook Australië/Nieuw Zeeland waren bekende toevluchtsoorden voor jonge boeren uit diverse Europese landen. De EGKS werd later opgevolgd door de EEG en mondde uit in de EU zoals we de samenwerking nu kennen.
'Schaduwzijden'
Binnen de EU ontstond vanaf de jaren '60 landbouwbeleid dat kansen bood voor bedrijfsontwikkeling en voedselproductie. Nederlandse boeren en productieketens hebben daar samen met overheid, banken en kennisinstellingen goed op ingespeeld. Het aanpassingsvermogen van de Nederlandse boeren was groot. Echter, hetzelfde vermogen tot aanpassen was vereist toen helder werd dat de schaalvergroting en hoge efficiënte bij de productie van voedsel ook schaduwzijden kent.
Overschotten en hoge milieubelasting bleken eind vorige eeuw een behoorlijke wissel te trekken op het landbouwvak. Begin 21e eeuw is de digitalisering van de landbouw in een rap tempo ontwikkeld en is elke boer bekend met het gebruik van datasystemen die het management van het bedrijf ondersteunen. De Nederlandse landbouw en voedselproductie zijn uitgegroeid tot een toonbeeld voor agrarische productie in de wereld. Toch is er kritiek op de huidige landbouw in Nederland.
'Behaalde resultaten uit het verleden bieden géén garanties voor de toekomst'
Een wijze les van de banken en overheid nadat verkeerd gedrag en gebrekkig toezicht op financiële markten vele gedupeerden achterlieten. Een les die de Nederlandse landbouw ter harte moet nemen. Onze manier van voedsel produceren heeft zoveel succes dat vele mensen lijken te vergeten dat voedselproductie een specialistisch vak is én anderen in staat stelt om tijd te hebben voor het eigen werk wetende dat er voldoende veilig en gezond voedsel beschikbaar is. Voedsel dat voldoet aan de hoogste standaarden.
Als Darwin nu leefde, weet ik niet of hij ook een brief aan de formateur zou hebben gestuurdHet is verleidelijk om te denken dat we het goed doen en dat de rest het uiteindelijk wel begrijpt. Beter is het om goed te letten op de omgeving, te kijken wat die van ons vraagt en daarop te anticiperen.
Als Darwin nu leefde, weet ik niet of hij ook een brief aan de formateur zou hebben gestuurd. Zou hij aandringen op een gesprek met Beau óf veel YouTube filmpjes online zetten? Zou hij in gesprek gaan met NGO’s? Zou hij vaak in Brussel komen? Zou hij zich laten vaccineren? Op wie zou hij stemmen?
Ik weet het antwoord niet op die vragen. Ik vermoed dat hij met zijn tijd was meegegaan. Doen boeren van nu dat ook weer?
Henk Flipsen is directeur van Nevedi, de koepel van Nederlandse veevoerbedrijven. Zijn sector ligt onder vuur. Nederlandse veevoerbedrijven zouden bossen in Zuid-Amerika kappen en hel en verdoemenis over de wereld afroepen. Het Wereld Natuurfonds (WWF) liet zich onlangs zeer kritisch uit in een rapport over de leden van Nevedi. Flipsen ziet vele van zijn leden perspectief bieden aan de veehouderij met aanpakken die passen binnen de duurzaamheidsdoelen die de samenleving en politiek stellen, niet met de hakken in het zand, maar juist progressief. Door zowel boeren als NGO's worden die nieuwe perspectieven nog onvoldoende herkend.
Bovenstaande column verscheen op de website van Nevedi. Voor het algemenere publiek van Foodlog paste hij de tekst licht aan om zijn boodschap voor een breder publiek toegankelijk te maken.
Nog 3
Je hebt 0 van de 3 kado-artikelen gelezen.
Op 5 mei krijg je nieuwe kado-artikelen.
Op 5 mei krijg je nieuwe kado-artikelen.
Als betalend lid lees je zoveel artikelen als je wilt, én je steunt Foodlog
Lees ook
Mooi stuk, Henk, geeft vast stof voor discussie hier!
Om meteen in te gaan op je laatste vraag: Ik verwacht dat de meeste boeren (zeker de jongeren, die toekomst zien in hun bedrijf) mee (willen) gaan met de tijd en rekening willen houden met maatschappelijke ontwikkelingen en consumentenwensen. Daarvoor hebben ze wel handelingsperspectief nodig, oftewel: consistente wet- en regelgeving op de langere termijn, tijd en ruimte voor aanpassingen in de bedrijfsvoering en de financiële middelen om te investeren in bijvoorbeeld verduurzaming.
Actueel vraagstuk daarbij (met name in Nederland): hoe gaan we om met beperkte ruimte? Hoeveel ruimte gunnen we aan landbouw, aan woningbouw, aan infrastructuur, aan voedselproductie, aan energieopwekking, aan natuur, aan recreatie? En welke 'landschapsfuncties' kunnen we slim en effectief combineren?
Europa: hoe vertalen we Green Deal / Farm2Fork naar concrete acties in de EU-lidstaten? Het lijkt mij onwaarschijnlijk dat 'one size fits all' een logische insteek is. Elke regio heeft andere uitdagingen aan te gaan, het in Nederland relevante ruimtelijke ordening vraagstuk is in andere landen minder urgent, denk ik.
En dan de rest van de wereld: Nederland is geen eiland, de EU ook niet. Hoe zorgen 'we' ervoor dat overal in de wereld voedselzekerheid, voedselveiligheid en duurzame voedselproductiesystemen gerealiseerd worden? En: wie is 'we' in mijn vorige zin? Ik denk dat Nederland daarin een rol van betekenis heeft, gezien onze kennis en expertise op het gebied van efficiënte EN duurzame productiesystemen.
Een van de leden van Nevedi denkt daar toch anders over.
Of ik lees zijn column verkeerd, dat kan natuurlijk ook.
Grappig om Darwin erbij te halen. Misschien ook leuk om Peter Kropotkin te lezen. Hij zegt dat aanpassen natuurlijk wel voorkomt maar dat de beste manier om te overleven in co-operation and altruïsme ligt.
Dat is waar we in de maatschappij tegenaan lopen en de vee-industrie is er niet in het minste een uitzondering op.
Maar ik heb niet het idee dat de heer Flipsen van de veevoederindustrie dit bedoelt met 'dat boeren met hun tijd mee moeten gaan'. Want dat zou het einde van de veevoederindustrie zijn.
Jos, #2, in je link lees ik iets over een fietsenmaker die ouderwetse gazelles wil maken, terwijl de wereld elektrische auto's wil.
Er is inmiddels een enorme markt voor elektrische fietsen ontstaan.
Of zou het precies daarover gaan?
Dick Veerman , wat jij wil.
Ik pas me wel aan.
verder: "Er is inmiddels een enorme markt voor elektrische fietsen ontstaan."
Ik zou als fietsenmaker niet zomaar in die markt stappen.
Waarom?
Is niet mijn doelgroep, sterker nog die zou ik nog niet met geld toe willen bedienen.