Naast bepaalde erfelijke factoren, weten we dat voedselconsumptie een belangrijke rol speelt in het ontstaan van overgewicht en andere chronische ziekten. Lange tijd werd geloofd dat ongezond eten de schuld is van mensen zelf. Iedereen kan toch zelf bepalen wat hij in zijn mond stopt? Zeker als mensen kennis hebben over wat gezonde en ongezonde voeding is. Dit blijkt ook uit de landelijke nota gezondheidsbeleid die in 2011 tijdens het kabinet Rutte I werd opgesteld, waarin ‘zelf beslissen over leefstijl’ een belangrijk kernpunt was. Wel gaf het kabinet in deze nota aan publiek-private samenwerking als een kansrijke methode te zien om de gezonde keuze aantrekkelijk en toegankelijk maken.

Te kleine stappen
De publiek-private samenwerking werd in 2014 (kabinet Rutte II) vormgegeven door afspraken te maken met producenten om de hoeveelheid zout, suiker en verzadigd vet in sterk bewerkte producten te verlagen. Uit effectschattingen van het RIVM blijkt echter dat fabrikanten te kleine stappen hebben gezet om producten minder zout en suiker te laten bevatten, en dat consumenten er nog steeds (te) veel van binnenkrijgen. Er waren zo weinig afspraken over verzadigd vet gemaakt, dat deze niet zijn doorgerekend.

In de huidige voedselomgeving worden we de hele dag door verleid tot het maken van ongezonde keuzes
Tijdens de kabinetten Rutte I en Rutte II bleef het aantal mensen met overgewicht toenemen (van 47,3% in 2011 naar 48,8% in 2017). In deze tijd ontstond wel steeds meer het besef - ondersteund door wetenschappelijk onderzoek - dat we helemaal niet zo autonoom en bewust voedselkeuzes maken als we graag denken. Per dag maken we ongeveer 200 voedselkeuzes en we worden hierin sterk beïnvloedt door onze omgeving. In de huidige voedselomgeving worden we de hele dag door verleid tot het maken van ongezonde keuzes. Denk aan de veelheid van aanbiedingen en lage prijzen van voedingsmiddelen die niet passen in een gezond voedingspatroon. Maar ook aan het aantal fastfood restaurants als je door een winkelstraat loopt.

'Complex probleem'
Tijdens de laatste kabinetsperiode, Rutte III, heeft staatssecretaris Blokhuis erkend dat overgewicht een complex probleem is waarin de omgeving een belangrijke rol speelt. Zijn streven naar een samenleving waarin het voor mensen makkelijker wordt om voor gezond eten te kiezen resulteerde in een Nationaal Preventieakkoord overeengekomen met meer dan 70 maatschappelijke en private organisaties. In het Preventieakkoord is de ambitie opgenomen om het aantal volwassen met overgewicht in 2040 terug te dringen naar 38% of lager, met diverse vrijwillige, algemeen geformuleerde maatregelen om een gezonde voedselomgeving te creëren. Onderzoek van het RIVM laat echter zien dat ook deze maatregelen onvoldoende zijn om de doelstellingen uit het Preventieakkoord te behalen.

In een recent onderzoek dat wij uitvoerden naar overheidsbeleid met betrekking tot de voedselomgeving gaven voedings- en gezondheidsexperts aan dat de overheid ambitieuzere en minder vrijblijvende maatregelen moet invoeren om een gezondere voedselomgeving te creëren. Denk aan het invoeren van een belasting op suikerhoudende dranken, een verlaging van de prijzen van groenten en fruit, ambitieuze doelen voor een gezondere productsamenstelling, een verbod op reclame voor ongezonde voedingsmiddelen gericht op kinderen tot 18 jaar, en regels voor het verhogen van het aandeel gezonde voedingsmiddelen in supermarkten, winkels, quick service restaurants en catering. Andere aanbevelingen zijn bijvoorbeeld het stimuleren van supermarkten en voedingsmiddelenproducenten om gezonde voedingsmiddelen te promoten, het faciliteren van gezonde voedingsmiddelen en schoolmaaltijden op scholen, en het implementeren van regelgeving met betrekking tot de aanwezigheid van fast food outlets of quick service restaurants in gemeenten. Deze aanbevelingen sluiten aan bij de adviezen uit de ‘Inventarisatie aanvullende maatregelen Nationaal Preventieakkoord’ van het RIVM en het adviesrapport Een eerlijke kans voor een gezond leven van de Raad voor Volksgezondheid en Samenleving.

Structurele maatregelen
In de aanloop naar de Tweede Kamerverkiezingen in het voorjaar van 2021 zien we dat diverse politieke partijen dergelijke structurele maatregelen in hun verkiezingsprogramma’s benoemen. Zo wordt het verhogen van de prijzen van ongezonde voedingsmiddelen (bijvoorbeeld door een belasting op suikerhoudende dranken) genoemd in de programma’s van de Partij voor de Dieren, ChristenUnie, GroenLinks, PvdA, SP, D66 en Volt. Het verlagen van de prijzen op groenten en fruit (bijvoorbeeld door een btw-verlaging) wordt genoemd in de programma’s van PvdA, GroenLinks, ChristenUnie, SP, Partij voor de Dieren, CDA, DENK en BIJ1. Ook wil een aantal partijen (ChristenUnie, Partij voor de Dieren, PvdA, CDA en SP) een verbod op reclame van ongezonde voedingsmiddelen gericht op kinderen of een beperking van op jongeren gerichte fastfood marketing (GroenLinks).

Met betrekking tot voedselsamenstelling, benoemen verschillende partijen dat voedselproducten gezonder moeten worden door het stellen van maxima aan de hoeveelheid toegevoegd suiker, zout en/of vet (VVD, D66, CDA, PvdA, GroenLinks, Partij voor de Dieren, BIJ1). Partijen verschillen echter in hoe ze dit willen bereiken. Zo willen sommige partijen (VVD, D66) afspraken met producenten maken terwijl andere partijen wettelijke normen willen vastleggen (Partij voor de Dieren, BIJ1).

Daarnaast stellen sommige partijen voor om de voedselomgeving op en rondom scholen gezonder te maken. Een gezond schoolontbijt en gezonde schoollunches (of schoolmaaltijden) worden genoemd in de programma’s van Partij voor de Dieren, GroenLinks, D66, Volt, en BoerBurgerBeweging. Verder worden maatregelen genoemd zoals een gezonde schoolkantine inclusief gezond aanbod in automaten (GroenLinks), stimulering van schoolfruit (D66, Partij voor de Dieren), geen suikerrijke dranken en geen opening van fastfoodketens en snackbars in de nabijheid van scholen (Partij voor de Dieren).

Beleidsondersteunende maatregelen nodig
Ten slotte zijn er enkele partijen die iets zeggen over het voedselaanbod en de promotie van gezonde voedingsmiddelen in supermarkten, zoals de Partij voor de Dieren die vindt dat gezonde producten een prominente plek moeten krijgen in het supermarktschap en de VVD die afspraken wil met supermarkten en levensmiddelenproducenten over het meer promoten van gezonde producten. D66 zegt in het algemeen een voedselomgeving te willen stimuleren die het makkelijk en aantrekkelijk maakt om gezonde en duurzame voeding te kopen.

De vraag wat er uiteindelijk van deze maatregelen terecht komt met de grootste partij die de verantwoordelijkheid voor een gezonde leefstijl vooral bij het individu legt, hangt af van de te vormen coalitie
Volgens het onderzoek van de Universiteit Utrecht en Wageningen Universiteit zijn er naast beleidsmaatregelen ook belangrijke beleidsondersteunende maatregelen nodig voor het gemakkelijker maken van de gezonde voedselkeuzes. Zo zou er een overheidsbreed, nationaal preventiebeleid moeten worden opgesteld vanuit de overheid zelf, en zou het budget voor preventie in de zorgbegroting omhoog moeten. De Partij voor de Dieren wil ook een nationaal preventieakkoord waar de voedingsindustrie niet aan mee schrijft. Daarnaast wil deze partij een minister van Voedsel en Landbouw. DENK wil de maatregelen in het nationaal preventieakkoord een structureel karakter geven in een nationaal preventiefonds.

De vraag wat er uiteindelijk van deze maatregelen terecht komt met de grootste partij die de verantwoordelijkheid voor een gezonde leefstijl vooral bij het individu legt, hangt af van de te vormen coalitie. Het ligt voor de hand dat de VVD samen gaat regeren met D66 en CDA, twee partijen die meerdere maatregelen in hun programma’s hebben opgenomen om de gezonde keuze de gemakkelijke keuze te maken. De grote vraag is welke linkse of rechtse partijen zich aansluiten. De kans op een gezonde voedselomgeving wordt, zoals uit de hierboven besproken verkiezingsprogramma’s blijkt, groter als linkse partijen (Partij voor de Dieren, SP, GroenLinks, PvdA) of een middenpartij (ChristenUnie) zich aansluiten. Rechtse partijen (JA21, PVV, FVD) lijken niet zo happig op maatregelen om de gezonde keuze gemakkelijker te maken.

Deze stemmingen laten zien dat ook CDA en D66 in de voorgaande regeerperiode niet altijd voor alle maatregelen waren om een gezondere voedselomgeving te creëren
Welke partijen uiteindelijk ook zullen gaan regeren, er ligt sowieso een politieke verantwoordelijkheid. Tijdens het afgelopen Preventiedebat (februari 2021) heeft de Tweede Kamer een aantal moties aangenomen die de voedselomgeving gezonder kunnen maken (zie deze en deze link). Zoals onderzoek naar hoe wettelijk verankerd kan worden dat gemeenten meer instrumenten krijgen voor het creëren van een gezonde voedselomgeving, en de motie dat 80% van de reclames van supermarkten voor producten uit de Schijf van Vijf moet zijn. Alleen VVD, PVV en FVD stemden tegen. Tijdens dit debat zijn echter ook moties verworpen, zoals over instrumenten voor gemeenten om fastfoodketens te weren, het niet betrekken van de industrie bij de verdere uitwerking van het Preventieakkoord, het oprichten van een preventiefonds en wettelijke normering op het gebied van productsamenstelling. Het waren de VVD, PVV, FVD, en D66 die tegen stemden. ChristenUnie en CDA stemden ook tegen, behalve de motie over instrumenten voor gemeenten om fastfoodketens te weren.

Deze stemmingen laten zien dat ook CDA en D66 in de voorgaande regeerperiode niet altijd voor alle maatregelen waren om een gezondere voedselomgeving te creëren. Er is nu een nieuwe kans voor deze partijen om ervoor te zorgen dat de maatregelen uit hun verkiezingsprogramma’s ook het regeerakkoord gaan halen. Om echt een verschil te maken, moet dat met een breed pakket aan structurele, preventieve maatregelen gericht op de gehele bevolking, waarin aandacht is voor de voedselomgeving van mensen en achterliggende sociale determinanten van een ongezond voedingspatroon, zoals armoede en stress. Ook de Raad voor Volksgezondheid en Samenleving adviseert de onderliggende maatschappelijke oorzaken aan te pakken voor het terugdringen van gezondheidsachterstanden. Wij hopen dat de nieuwe coalitie nu echt invulling gaat geven aan haar grondwettelijke taak om de volksgezondheid te bevorderen.

Aan dit artikel droegen ook bij Maartje Poelman (WUR, Departement Maatschappijwetenschappen, Consumptie en Gezonde Levensstijl) en Carlijn Kamphuis (Universiteit Utrecht, Interdisciplinaire Sociale Wetenschap, Faculty of Social and Behavioural Sciences).
Dit artikel afdrukken