Wereldwijd worden natuurlijke ecosystemen massaal omgezet in landbouwgrond. Oliepalm wordt vaak genoemd als voorbeeld. In Indonesië is tussen 2000 en 2018 de palmolieproductie verzesvoudigd. Dit is gepaard gegaan met 10,2 miljoen hectare aan extra aanplant, waarvan een derde ten koste is gegaan van bossen of veengrond. De productie van palmolie per areaal is in deze periode echter niet gestegen.

Productiegroei hoeft niet ten koste te gaan van koolstofrijke bossen
Onderzoekers hebben nu aangetoond dat door te investeren in een duurzame productiestijging op bestaande gronden verdere uitbreiding van oliepalm op deze koolstofrijke gronden niet nodig is en hopelijk daadwerkelijk kan worden voorkomen. Daarmee zou verder verlies van biodiversiteit en grotere uitstoot van broeikasgassen voorkomen kunnen worden.

Huidige en mogelijke opbrengsten
Wageningen University & Research heeft met een gewasgroei simulatiemodel (PALMSIM) uitgerekend hoeveel regenafhankelijke productie er in Indonesië maximaal mogelijk is, gebaseerd op langjarige klimaatgegevens en op minerale bodems. Omdat zo’n maximale productie in de realiteit vaak niet economisch en logistiek haalbaar is, is een haalbare productie gedefinieerd als 70% van dit maximum. De opbrengsten van grote plantages en kleine boeren zijn hiermee vergeleken, en bleken gemiddeld respectievelijk 38% en 47% lager te liggen.

Dit betekent dat er voor Indonesië enorme opbrengstgaten zijn die gedicht kunnen worden met beter management. Maar is dit ook echt mogelijk? En hoe verhoudt zich dit tot de ambitie van de Indonesische overheid om van 41 miljoen ton in 2018 naar 60 miljoen ton palmolie productie in 2035 te gaan? Een groei die niet alleen dient om aan de toenemende vraag te voldoen maar ook om de economische ontwikkeling in Indonesië te financieren.

Scenariostudie
Om deze vragen te beantwoorden, hebben Wageningse onderzoekers met collega’s van de Nebraska Lincoln Universiteit en Indonesische oliepalm en landbouwkundige onderzoeksinstituten een aantal scenario’s doorgerekend voor 60 miljoen ton olieproductie in 2035. Hiervoor zijn allereerst de huidige arealen primair en secundair bos, veen, landbouw gewassen en andere vegetaties geïdentificeerd en gekwantificeerd. Vervolgens is berekend wat de netto uitstoot van broeikasgas per landgebruiksklasse is wanneer deze omgezet wordt in een oliepalm plantage. Er vindt netto koolstofopslag plaats wanneer olie palm meer koolstof opslaat dan de bestaande vegetatie. Ook de uitstoot van broeikasgassen gerelateerd aan productie en gebruik van bijvoorbeeld kunstmest nodig voor een hogere opbrengst per hectare zijn berekend.

Drie toekomstscenario’s
Als areaaluitbreiding doorgaat op de huidige voet, met een gelijkblijvende productie per hectare, dan zal er – om de doelstelling van 60MT te halen - 9,2 miljoen hectare extra nodig zijn waarvan 30% bos en veengebieden. Er gaat dan veel biodiversiteit verloren en er verdwijnt dan netto 767 Mt CO2-equivalent aan broeikasgassen in de lucht. Zo’n bijdrage aan klimaatverandering is zeer onwenselijk.

Als daarentegen in de huidige oliepalm plantages zoveel geïnvesteerd wordt dat de opbrengstgaten volledig gedicht worden dan zal een productiestijging van 3% per hectare per jaar nodig zijn. Er hoeft dan geen extra grond in gebruik te worden genomen en er wordt dan 60% broeikasgas-uitstoot bespaard, maar zo’n productiestijging is onrealistisch hoog.

Daarom is gekozen voor een meer gematigd scenario waarin 1,25% opbrengst toename per hectare per jaar verondersteld wordt. Daarnaast mag geen uitbreiding plaats vinden op veengrond of ten koste gaan van koolstofrijk bos of bestaande voedselverbouw. In dit scenario wordt ten opzichte van de historische trend 2,6 miljoen hectare koolstofrijk bos en veengrond bespaard. Ook worden vegetaties met lage koolstofopslag per hectare vervangen door oliepalm plantages met hogere koolstof opslag. Dit levert samen een relatieve besparing op van maar liefst 732 Mt CO2-equivalent aan broeikasgassen waardoor de netto uitstoot minder dan 5% van het eerste scenario is. Dit is dus veel klimaatvriendelijker dan voortgaan op de oude weg van areaaluitbreiding.

Waar te beginnen?
Allereerst moeten koolstofrijke bos- en veengebieden beschermd te worden. De recent door de overheid ingestelde moratoria maar ook internationale investeringen zoals bijvoorbeeld in REDD+ programma’s zijn in dit kader veelbelovende initiatieven. Gebaseerd op onze studie zouden dergelijke initiatieven samen moeten gaan met publieke en private investeringen in opbrengstverhoging per hectare. Zo’n aanpak kan ook een uitkomst zijn voor andere landen waar milieudoelen op gespannen voet staan met economische doelen.

De publicatie over het hierboven besproken onderzoek is verschenen in Nature Sustainability. Maja Slingeland is universitair hoofddocent aan de Universiteit van Wageningen.
Dit artikel afdrukken