Net voor de coronacirisis van 2020 interviewde ik Tjeerd de Groot. Ik had hem kort tevoren iets te scherp op zijn kop gezeten over kringlooplandbouw en het feit dat de biologische landbouw gangbare mest noodzakelijk moet toestaan om geen kunstmest te hoeven gebruiken. Kringlopen in de landbouw bestaan niet, omdat ze altijd verliezen kennen. Zelfs bij het terugvoeren van de mest gaan altijd nutriënten verloren en zelfs flink. De verliezen kunnen oplopen tot tientallen procenten.

Ik wilde weten wat De Groot onder kringlooplandbouw verstaat en hoe hij het begrip waar velen hun eigen, heel uiteenlopende interpretaties aan geven, implementeert als hij minister zou worden. Hij bleek flinke kritiek te hebben op het beleid van de afgelopen jaren. Hij vond het te weinig doel- en te veel regelgericht en het had geen oog voor de complexe marktaspecten. Hij legde uit hoe kringlooplandbouw wat hem betreft boertechnisch in elkaar steekt en hoe het economisch zou moeten werken binnen een nieuw kader van overheidssturing. Op zowel agrarisch als economisch-bestuurlijk gebied hanteert De Groot een vierslag.

Voer, bodem, mest, diervriendelijkheid
Kringlooplandbouw blijkt voor De Groot vooral een nieuwe benadering van landbouw. Het doel van landbouw moet zijn beter omgaan met de schaarse biomassa die op aarde beschikbaar is voor voedsel. Dat betekent geen diervoeders telen op plekken waar je ook mensenvoer kunt laten groeien. Dieren moeten we alleen nog voeden met de resten daarvan; die visie ligt dicht bij de 10 principes die agrobioloog Henk Breman hier onlangs beschreef.
De Groots landbouwkundige vierslag is gebaseerd op die voer- en voedselvisie, rijpe mest in plaats van de drijfmest die nu uit de intensieve dierhouderij komt, een betere bodemverzorging die leidt tot een bodem waarin een rijk netwerk van micro-organismen hun werk doen, rijpe dierlijke mest die zulke bodems beter bedient en een hoog dierenwelzijn.



Experimenteerruimte, subsidie-hervorming, onafhankelijk advies, nieuwe marktmechanismen
Ook aan de bestuurlijke en economische kant hanteert De Groot een programma in vier onderdelen. Hij wil af van allerlei detailwetgeving waarmee de boer in een keurslijf wordt gedwongen. In plaats daarvan moeten boeren mogen experimenten met de nieuwe landbouwbenadering omdat die nog grotendeels moet worden uitgevonden. De €700 miljoen jaarlijkse steun aan de Nederlandse landbouw moet gebruikt worden als investering in die nieuwe praktijken. Gelden die bijdragen aan het instandhouden van een landbouw die de samenleving juist moet willen afbouwen, moeten worden teruggetrokken en herverdeeld. Onafhankelijke adviseurs moeten de verkopers van producten die die 'foute' landbouw verder promoten van het boerenerf jagen. Naast die drie elementen noemt De Groot de vierde 'het moeilijkste'. Er moeten nieuwe marktmechanismen komen die verwerkers en retailers motiveren om de producten van die nieuwe landbouw te willen verkopen. De Groot zoekt die enerzijds in een nieuw verhaal en anderzijds in (fiscale) stimuleringsmaatregelen door de overheid. De Groot bevestigt in het gesprek mijn suggestie dat de EU muren van eisen kan opwerpen om de eigen landbouw te beschermen tegen importen die niet aan EU-eisen voldoen. Kringlooplandbouw zou vanuit die gedachte door andere Europese staten moeten worden omarmt en als een EU-norm moeten gaan gelden.

Een jaar geleden zei De Groot dat hij nog bezig was na te denken over maatregelen om verwerkers en retailers meer kringloopproducten te laten verkopen. Zijn meest recente gedachten daarover zijn inmiddels wellicht verder gevorderd; ik heb hem daar recent helaas niet over gesproken. Tijdens het interview hoorde ik de commerciële kant vorig jaar nog met scepsis aan. Wie een nieuwe agrarische praktijk in Nederland afdwingt, zonder dat het buitenland dat ook doet, moet consumenten in andere landen - waarvan onze land- en tuinbouw voor tussen de 70 en 95% afhankelijk is - met wel heel erg goede argumenten overtuigen waarom ze hun lokale product maar beter kunnen laten staan. Volgens De Groot kan dat met Kipster-achtige concepten op allerlei terrein. Mij lijkt dat een uitdaging. De Groot is wel zo reëel toe te geven dat de invoering van het beleid veel tijd zal en mag kosten.

Toen we het interview deden leek een rechts blok nog een reële kans. Hoewel populistisch rechts een vijfde van de Kamerzetels bezet, staat het wat regeringsdeelname betreft buiten de deur. Inmiddels is een middenlinkskabinet de meest waarschijnlijke keuze geworden. Het zal bestaan uit VVD en D66, aangevuld met CDA en wellicht PvdA. CU, de partij van de zittende minister van Landbouw, kan bij de formatie van Rutte IV uit de boot vallen omdat de partij niet aan de euthanasie-aanpak wil waar D66 aan hecht, zeker nu de partij zo sterk is gegroeid. Een ministerschap van De Groot is dan ook goed denkbaar. Uiteraard: het beleid dat De Groot als hij minister wordt, zal uitvoeren is mede afhankelijk van de afspraken tussen de coalitie-partners.

UPDATE, 19 maart | 11u30
Naar aanleiding van de reactie van Chris van Bruggen (#5) hieronder een recent interview (9 maart) met Tjeerd de Groot waarin hij in andere woorden zijn 2 vierslagen nog eens uitlegt. Hij verwijst daarin nadrukkelijk naar WUR-professor Imke de Boer als inspiratiebron voor zijn concept van kringlooplandbouw. Bij het ministerie is vooral het alternatieve kringloopidee van oud-WUR directeur Martin Scholten de basis geweest voor kringlooplandbouw. Scholten wil bijvoorbeeld nog altijd bietenblad in een koe stoppen, terwijl akkerbouwers hem inmiddels al jaren vertellen dat je het direct in de akker moet ploegen omdat het gewenst de bodem daarmee direct te voeden in plaats van via mest.
Dit artikel afdrukken