Koeien zijn een boeiend maar nog gecompliceerder deel van het probleem om de wereld te voeden dan uit de discussie blijkt. Graag definieer ik een aantal cruciale elementen waar je eens over na moet denken als je meent dat koeien geen probleem zijn, maar ook als je denkt dat de veganistische bomen tot in de hemel groeien.

1. Rundvee kost tien keer zoveel land
Er is veel meer land nodig om je via veeteelt te voeden dan via akkerbouw. Dat geldt in geval van natuurlijke bodemvruchtbaarheid, maar ook wanneer de natuurlijke hulpbronnen in gelijke mate worden versterkt via van buiten aangevoerde voedingsstoffen (kunstmest). De voornaamste reden is het verlies van via voedsel opgenomen energie onder invloed van processen en beweging. Slechts een fractie wordt gebruikt als eetbare bouwstof. Grofweg kun je stellen dat je voor de menselijke voeding via vee op grasland 10 keer meer areaal nodig hebt dan wanneer je dat gras zou vervangen door graan of andere voedingsgewassen. Realiseer je hoe het in de natuur gesteld is: de dichtheid van roofdieren is slechts een fractie van die van hun prooidieren.

2. Ook fosfor is beperkend
Een ketting is zo sterk als de zwakste schakel. Bij natuurlijke bodemvruchtbaarheid is dat meestal stikstof, bijna direct gevolgd door fosfor. Stikstof is een cruciaal element voor eiwit. Hoe meer eiwit structureel in een plant of gewas nodig is, des te lager is dus de opbrengst van dat gewas. Daardoor neemt de opbrengst af van aardappels naar graan naar bonen en peulen, de zogenaamde vlinderbloemigen.
Er zullen mensen zijn die zeggen “maar vlinderbloemigen hebben toch geen stikstof uit de grond nodig; die halen het toch via de met hen in symbiose levende rhizobium-bacteriën uit de lucht?” Dat klopt, maar voor dat proces is fosfor cruciaal, en dat is bijna net zo beperkend als stikstof.

Doordat de vaste kosten van de boer niet of weinig stijgen, wordt zijn kosten/baten verhouding steeds gunstiger. Het is niet voor niets dat boeren bezwaren hebben tegen de suggestie uit de politiek om minder eiwitrijk te voeren
3. Koeienvoer komt van elders
Vee haalt eiwit uit plantaardige voeders zoals gras; mensen kunnen zowel plantaardig als dierlijk eiwit benutten. Hoe armer de bodem, hoe minder gewas en nog minder eiwit in dat gewas, dus hoe groter areaal nodig per dier. Er zijn drie opties om meer vee per hectare te kunnen houden: a) stikstofkunstmest om meer en beter plantaardig voer te produceren; b) fosfor kunstmest (fosfaat) om meer vlinderbloemigen te produceren; c) eiwitrijk voer (vlinderbloemigen!) van elders aanvoeren. In Nederland werd meer en meer voor c) gekozen.

4. Eiwit voeren vraagt altijd om meer
Mondiaal wordt ons dierlijk eiwit vooral door herkauwers (runderen, schapen en geiten) geproduceerd. Voor die diergroep geldt dat hun groei en productie meer dan evenredig toeneemt met de kwaliteitsverhoging van het voer! Betere kwaliteit betekent namelijk ook meer vreten, want de vertering van de dieren versnelt. Doordat de vaste kosten van de boer niet of weinig stijgen, wordt zijn kosten/baten verhouding steeds gunstiger. Het is niet voor niets dat boeren bezwaren hebben tegen de suggestie uit de politiek om minder eiwitrijk te voeren.

5. Het verslepen van veevoer is niet efficiënt
Wij zijn er in Nederland trots op dat onze landbouw efficiënter is dan van welk ander land dan ook. Dat is best mogelijk, maar we moeten ons niet rijk rekenen. We gebruiken daarvoor namelijk aanvoer van eiwitrijk voer van elders, dat via de mest ook onze akkerbouw versterkt. In een proefschrift uit 2018 concludeert Meino Smit dat we sinds de jaren vijftig van vorige eeuw 6 maal meer energie in de landbouw stoppen, terwijl de opbrengststijging daar maar een fractie van is. Die energie betreft dan ook dat wat boeren in Brazilië en elders in verbouw van vlinderbloemigen steken, en de verwerking en het transport daarvan, terwijl wat landbouwareaal betreft ook die akkers elders mee moeten worden geteld.

Dit verslepen van voeders over de wereld is ons vroegere essensysteem in het groot. Landen als Nederland putten de weiden en woeste gronden in arme landen uit om de vruchtbaarheid bij de rijken (de esgronden) op peil te houden.

6. Zoveel mogelijk bos instandhouden helpt tegen klimaatverandering
Bij de huidige middelen houdt de mensheid klimaatverandering het best en het goedkoopst onder controle via een zo groot mogelijk areaal van goed beschermde natuurlijke ecosystemen, en dan nog het liefst bos. Zo wordt de meeste CO2 gebonden.

7. Voedsel dat zo intensief mogelijk op de beste gronden is verbouwd, doet de natuur de minste schade
Het betreffende natuurlijke areaal blijft het grootst wanneer voedsel voor de mens op de beste gronden bij “zo hoog mogelijke opbrengst” per hectare wordt geproduceerd. Daarbij is het goed je een aantal aspecten te realiseren:
a. voor plantaardig voedsel is maar een fractie ( > 0,1) van het productieoppervlak nodig dan voor dierlijk voedsel.
b. eiwit uit bonen en peulvruchten kan dierlijk eiwit prima vervangen, wanneer er maar rekening gehouden wordt met de voedingsstoffen en vitaminen die meer via vlees beschikbaar komen dan via plantaardig voedsel. Waarom zou je “kunstvlees” maken ten koste van energie en dus CO2-emissies, als je ook een mineralen-vitamine pilletje zou kunnen gebruiken? Er zijn echt heel gezonde vegetariërs. Het afval uit keuken en voedingsindustrie kan via varkens en kippen nog worden omgezet in dierlijk eiwit.
c. de uitstoot van CO2 voor het gebruik van fossiele energiebronnen voor de productie van kunstmest is maar een fractie van de daardoor door gewassen extra vast te leggen CO2.
d. het plantaardige voedsel moet “zo duurzaam mogelijk” geproduceerd worden; dat vraagt aandacht voor:
- gewasbeschermingsmiddelen met zo weinig mogelijk negatieve neveneffecten;
- maximale doses kunstmest, maar onder niveau van verminderde meeropbrengst;
- verliezen door af- en uitspoelen en door vervluchtiging zo klein mogelijk houden via geïntegreerd beheer van de bodemvruchtbaarheid; voed niet alleen gewassen met kunstmest maar voed en verzorg de bodem tevens met organische stof en andere bodemverbeteraars (kalk, steenmeel….);
- zo veel mogelijk terugwinnen van voedingsstoffen.

Plantaardig eten biedt ruimte voor meer mensen, maar de grenzen van de groei zullen snel bereikt zijn. Daarom moet er alles aan gedaan worden om de wereldbevolkingsgroei af te stoppen
8. De van oudsher ideale plekken voor veehouderij kunnen we beter aan de natuur laten om er CO2 vast te leggen
Het lijkt zeker theoretisch mogelijk op deze manier nog enkele miljarden mensen meer te voeden en de klimaatverandering toch nog redelijk onder controle te houden. Dat geldt met name wanneer het enige vee dat gehouden wordt, gekoppeld is aan keukenafval en bijproducten van de voedingsindustrie. Het gaat dan voornamelijk om varkens en kippen.

Natuurlijk kun je gebieden waar akkerbouw onmogelijk is voor vee te gebruiken. De van nature ideale gebieden voor vee, zelfs zonder gebruik van kunstmest en aanvoer van krachtvoer uit vlinderbloemigen, zijn de randen van woestijnen (waar groei belemmerd wordt door beperkte regenval en hoge temperaturen), de polen en berghellingen boven de bos-zone (waar groei beperkt wordt door lage temperaturen). Zelfs op arme bodems is de vegetatie er van hoge kwaliteit door het (heel) korte groeiseizoen; de planten krijgen er geen tijd de opgenomen voedingsstoffen al groeiend uit te verdunnen. De ecosystemen in kwestie zijn echter ook de meest fragiele. Om de klimaatverandering te beteugelen, is het dan ook beter ze te voegen bij de te beschermen ecosystemen voor CO2 vastlegging. Met name in de koude gebieden kan zonder vee op termijn veel CO2 worden vastgelegd.

9. De maximale productie van voedsel is begrensd
Dat wat nodig is om zo veel mogelijk mensen te voeden door maximale productie op de beste gronden bepaalt tegelijkertijd de grenswaarde. De jaarlijks geproduceerde hoeveelheid voedsel (en dus vastgelegde CO2) ligt per hectare landbouw 5 tot 10 maal hoger dan die van natuurlijke productiesystemen. Daarvoor moeten a) bomen, struiken en meerjarige wilde soorten worden vervangen door eenjarige gewassen, die voor een heel groot deel eetbaar zijn; ook zonder bemesting is de hoeveelheid voedsel van een graanakker veel groter dan de vruchten van een boomgaard; b) die eenjarige voedselgewassen moeten bemest en eventueel geïrrigeerd worden; c) de niet direct voor de mens bruikbare onderdelen van voedselgewassen wordt via vee alsnog in voedsel omgezet . De vervanging van bovengenoemde wilde soorten door eenjarige voedselgewassen is nodig, omdat in die wilde soorten heel veel van de vastgelegde CO2 wordt gebruikt voor steunweefsel in de vorm van hout en andere vezels die onbruikbaar zijn als voedsel.

10. Ook plantaardige landbouw stuit op die grenzen door gebrek aan bodemorganische stof
De jaarlijkse CO2 vastlegging van eenjarige voedselgewassen is dankzij de eerste twee mechanismen genoemd onder 9. veel hoger dan die van natuurlijke ecosystemen. Dat kan door de heel beperkte fractie aan onverteerbaar steunweefsel en door de grote beschikbaarheid aan voedingsstoffen dankzij bemesting. In afwijking van natuurlijke ecosystemen is de vertering door mens en bodem echter snel. Daarom is het moeilijk om de voor de vruchtbaarheid essentiële bodemorganische stof op peil te houden, laat staan te verhogen. Dat geldt zeer zeker als de aanvoer van eiwitrijk krachtvoer van elders ophoudt en vee slechts op basis van restproducten wordt gevoerd. Plantaardig eten biedt ruimte voor meer mensen, maar de grenzen van de groei zullen snel bereikt zijn. Daarom moet er alles aan gedaan worden om de wereldbevolkingsgroei af te stoppen. Wouter van der Weijden en Niek Koning gaven elders op Foodlog een mooie voorzet over wat daaraan te doen valt.
Dit artikel afdrukken