Kinderen worden dikker van ongezond eten dan van te weinig bewegen. Dat is een van de conclusies uit een onderzoek met Shuar-kinderen uit het Ecuadoraans Amazonegebied. In de strijd tegen jeugdobesitas wordt altijd gewezen op het belang van gezonde voeding en voldoende beweging voor een goede energiebalans, alsof die een samenhangend duo vormen. Dit onderzoek geeft volgens de auteurs voor het eerst goed onderbouwd bewijs dat vooral de veranderende eetgewoonten van kinderen de jeugdobesitasepidemie aanjagen, en niet de afnemende lichamelijk activiteit. Hun bevindingen verschenen in The Journal of Nutrition van januari.

Gedegen
Dit inzicht is niet helemaal nieuw, want hier en daar is twijfel te horen over de algemeen geaccepteerde opvatting dat vooral te weinig beweging door spel, sport en transport en teveel schermtijd kinderen dik maakt. Bovendien begint het besef steeds meer door te dringen dat er geen één op één relatie is tussen ingenomen calorieën en verbrande calorieën in de menselijke energiehuishouding.

Nieuw is wel dat het onderzoek niet uitgaat van de bekende aannames en theorieën over de energiebalans, maar van uniek en gedegen klinisch onderzoek met een bijzondere groep proefpersonen. Dat maakt de bevindingen belangrijk voor het formuleren van maatregelen ter preventie van jeugdobesitas.

Koppensnellers
Voor zijn project kreeg Samuel Urlacher, assistent-hoogleraar in de antropologie aan de Baylor universiteit in Waco, Texas, toestemming om 77 kinderen tussen 4 en 12 jaar oud van de Shuar-bevolking in Ecuador te volgen en grondig te onderzoeken. De Shuar is een ongeveer 50.000 personen tellende oorspronkelijk volk uit het Amazonegebied, ook wel Jivaro-indianen genoemd. Striplezers kunnen ze kennen van één van de avonturen van Kuifje, waarin ze voorkomen als koppensnellers. De verkleinde hoofden die ze als trofeeën bewaren spreken zeer tot de verbeelding. Urlacher verbleef sinds 2011 meer dan twee jaar bij de Shuar (en maakt geen melding van deze lugubere praktijk.)

De Shuar-kinderen zijn zo’n goede groep om onderzoek aan te doen, omdat een deel nog geheel leeft als jager-verzamelaars, die een beetje aan landbouw doen voor eigen gebruik, en een ander deel even verderop de rivier in dorpen en stadjes woont, hun eten koopt en niet de hele dag druk zijn met het bij elkaar zoeken van het dagelijkse voedsel.

Verwesterlijking
Drieënveertig van de onderzochte kinderen leefden nog geheel ouderwets ruraal, de andere 34 ‘peri-urbaan’, waar stad en platteland in elkaar overgaan. De stedelingen waren beduidend dikker dan de plattelanders. Van de stadse kinderen was een derde te zwaar, van de anderen niemand. Dat is niet verwonderlijk, dit wordt wereldwijd geobserveerd bij verstedelijking en verwesterlijking van traditionele (eet)gewoonten.

Wat wel opmerkelijk was, is dat de kinderen in beide groepen evenveel energie verbruikten, ondanks dat de traditioneel levende kinderen uren langer per dag actief zijn. Ook verbruiken ze zelfs evenveel energie als Amerikaanse kinderen, van wie de onderzoekers vergelijkbare gegevens hadden.

Al eerder was bij jager-verzamelaars (onder meer bij de Afrikaanse Hadza) vastgesteld dat ze ondanks hun voortdurende gejaag en verzamel niet meer energie verbruiken dan de zittende westerse medemens
Urlacher en collega’s maten de energie-inname en het energieverbruik van de kinderen met de beste technieken, met isotoop-tracking (de dubbel gelabeld water-methode) en adem- en bloedanalyses. Dat was voor het eerst in het vakgebied dat geheel oorspronkelijk levende proefpersonen op die manier getest werden. Ook werd van de kinderen bijgehouden hoe actief ze waren, wat ze aten, hoeveel ze groeiden en hoe hun immuunsysteem functioneerde.

Knollen
Al eerder was bij jager-verzamelaars (onder meer bij de Afrikaanse Hadza) vastgesteld dat ze ondanks hun voortdurende gejaag en verzamel niet meer energie verbruiken dan de zittende westerse medemens. Dan moet het verschil in lichaamsgewicht wel te verklaren zijn door de verschillende voeding. De rurale Shuaren eten wat ze aan dieren vangen, de vruchten die ze vinden en de knollen die ze verbouwen. De peri-urbane volksgenoten aten meer vlees, zuivel, rijst en snoep, aanzienlijk calorierijkere en meer bewerkte voeding.

Het verschil in de hoeveelheid en de kwaliteit van het eten mag dan het verschil in lichaamsgewicht verklaren, daarmee is de belangrijkste vraag nog niet beantwoord. Hoe komt het dat de actievere rurale kinderen, die mogelijk minder energie innemen maar zelden ondervoed zijn, toch evenveel energie verbruiken als de minder actieve stadse kinderen, die meer te eten krijgen?

Infecties
Daar heeft co-auteur en senior onderzoeker Herman Pontzer een theorie over, The Exercise Paradox. De mens heeft gedurende de evolutie een mechanisme ontwikkeld om energie toe te wijzen aan lichaamsprocessen die het het hardst nodig hebben. Als er veel energie naar lichaamsbeweging gaat, kan er minder naar bijvoorbeeld groei of het immuunsysteem gaan.

De rurale kinderen hadden vaker last van infecties, gemeten aan ontstekingsfactoren in hun bloed, wat ook veel energie voor het afweersysteem vergt. Kinderen die opgroeien onder hygiënische omstandigheden hebben die energievraag niet, die energie is dan beschikbaar voor andere processen, of wordt opgeslagen als vet in reserve. Velen van de rurale kinderen waren ook te klein voor hun leeftijd, er was te weinig energie voor hun groei beschikbaar.

Gereguleerd
Deze theorie impliceert ook dat het energieverbruik per individu zich beweegt binnen vrij strikte grenzen. Er vindt gereguleerde uitruil van energie plaats tussen de verschillende processen die energie vragen. Het immuunsysteem van de rurale kinderen vroeg veel meer energie dan dat van de peri-urbane kinderen. Maar de energie voor de hoge lichamelijk activiteit bleef gelijk, wat betekent dat een ander proces te kort komt, namelijk de groei. Maar andersom heeft de geringere lichaamslengte die hiervan het gevolg zal zijn als voordeel dat het kleine lichaam minder energie voor van alles nodig heeft.

De onderzoekers denken dat wat zich aan de Shuar-kinderen voltrekt die in de stad gaan wonen - in een andere ‘markt’ zoals ze het noemen - algemeen voorkomt bij urbanisatie en industrialisatie
De onderzoekers noemen een aantal beperkingen van hun werk. Zo kan vanwege de cross-sectionele opzet, waarin gelijktijdig verkregen data van twee groepen vergeleken worden, geen causale verbanden leggen die zich mogelijk naar verloop van tijd zouden voordoen.

Verder is er in de wetenschap onduidelijkheid over of kinderen die dik worden daardoor meer energie gebruiken. Dat zou het geobserveerde ontbreken van een verschil in energieverbruik tussen dikke en dunne Shuar-kinderen in een ander licht plaatsen.

Voedselverandering
Maar de onderzoekers zijn er uitgesproken over: niet lichamelijke activiteit maar een veranderend dieet stuurt het dik worden van kinderen. Ze denken dat wat zich aan de Shuar-kinderen voltrekt die in de stad gaan wonen, in een andere ‘markt’ zoals ze het noemen, algemeen voorkomt bij urbanisatie en industrialisatie: “De hier gepresenteerde bevindingen leveren bewijs voor een mogelijke primaire rol van voedingsverandering in de overgang naar een andere voeding en de toename van OW/OB (overgewicht, obesitas) bij kinderen in LMIC's (laag- en middeninkomen landen)”.

Lichaamsbeweging is wel om andere redenen heel belangrijk voor opgroeiende kinderen, willen de onderzoekers wel benadrukken. Meer en preciezer onderzoek moet hun bevindingen over het energieverbruik en de toewijzing van energie in het lichaam verduidelijken.

Dit artikel afdrukken