De cijfers worden gemeld door het CBS. In 2017 ging het nog om 5.700 bedrijven, 10,5% van het totaal. Van de korteketenomzetten ging 21% direct van de boerderij naar de consument; 71% werd verkocht via één tussenstap (zoals de horeca, tuincentrum of detailhandel).

Bij elkaar haalden de korteketenbedrijven tussen het tweede kwartaal van 2019 en het eerste kwartaal van 2020 ongeveer €1,5 miljard aan omzet. Ter vergelijking: supermarkten zetten in 2020 circa €45 miljard om.

Kampioen korteketenverkopen is de sierteelt die €583 miljoen omzet uit de korte keten haalde (36,7% van de totaalomzet), gevolgd door de voedingstuinbouw met een korteketenomzet van €398 miljoen (34,1% van de totale omzet). Melkveebedrijven haalden €182 miljoen uit de korte keten (35%), akkerbouwbedrijven €108 miljoen (27%) en leghenbedrijven €56 miljoen (20%).

Het effect van de coronacrisis is uit deze cijfers nog niet volledig af te leiden, want die begon pas vanaf het tweede kwartaal van 2020 op te spelen. Het is te verwachten dat het aandeel van de korteketenverkoop in 2020 verder is gestegen; voor veel boerenondernemers bleek een kraampje langs de weg of een bezorg- dan wel afhaaldienst een reddingsboei in de door lockdowns ontregelde economie.



Opvallend zijn de regionale verschillen, signaleert het CBS. "Gemeenten met veel bedrijven in de sierteelt en voedingstuinbouw zoals het Westland (130 bedrijven), West Betuwe (89 bedrijven), Horst aan de Maas (87 bedrijven), Alphen aan den Rijn (68 bedrijven) en Zundert (67 bedrijven) springen direct in het oog." In de provincies Friesland, Groningen en Drenthe zijn er verhoudingsgewijs minder bedrijven die aan korteketenverkoop doen.

Dat sierteelt het nog beter doet dan voeding is niet verwonderlijk: bloemen en planten zijn direct het eindproduct. Bij voeding is dat minder vaak het geval, c.q. is het kopen van een product dat na de boer geen bewerking heeft ondergaan minder populair. Zo bekeken valt met name de omzet van eieren wat tegen; slecht 20% van de totale omzet wordt direct verkocht tegen een gemiddelde van een derde van de omzet in alle sectoren. Net als potplanten zijn eieren immers direct af erf immers niet anders dan de eieren die je in de winkel koopt of bestelt bij Picnic.

De cijfers laten vooral zien dat directe verkoop veel logistieke en andere verkoopkosten scheelt en de boer met weinig kilo's veel geld oplevert. In termen van volume is de verkoop van korteketenproducten slechts een beperkt deel van het geproduceerde aantal kilo's. Helaas geeft het CBS naast de omzetten in geld niet ook die in volume (kilo's).

Omdat Nederlandse boeren tussen de 70-90% buiten Nederland verkopen, moet geconstateerd worden dat 13,2% van de bedrijven ruim een derde van de totale omzet binnenhalen op een slechts beperkt deel van het volume. Bijna 87% laat de kans liggen om van die grote marge te profiteren.

Wie zich realiseert dat bijvoorbeeld Albert Heijn twee servicebedrijven exclusief in dienst heeft om uitsluitend voor zijn supermarkten groente en fruit en vlees in te kopen en verwerken, zou kunnen zeggen dat ook die supermarkt bij de omzet van de korteketen met 1 extra stap opgeteld zou mogen worden. Dat betekent bovendien dat het maar de vraag is of de 71% van de omzet die via 1 tussenstap is verkocht wel de ruime marge heeft opgeleverd die het begrip korteketen suggereert.
Dit artikel afdrukken