Door een groeiende vraag naar dierlijke producten is er steeds meer landbouwgrond nodig, met name voor de productie van veevoer. Naast kippen en varkens krijgen ook grazers zoals melkkoeien een deel van hun nutriënten uit deze krachtvoeding in plaats van uit gras. Handelaar in biologische gewasbeschermingsmiddelen Theo Grent, die eerder boeken publiceerde over biologische en regeneratieve landbouw, pleit voor het afschaffen van de intensieve veehouderij. Door de plantaardige eiwitten die nu bestemd zijn voor veevoer direct door mensen te laten eten kunnen er meer mensen gevoed worden, en komt er land vrij voor andere toepassingen. Hij schreef er een nieuw boek over.
Zelfs zonder bemoeienis met grazend vee resulteert de afschaffing van de vee-industrie in een enorme verlaging van de vraag naar land en een ermee samenhangende reductie in de altijd maar toenemende druk op de biodiversiteit.
Jagen en verzamelen vormde een geschikte strategie om een kleine populatie te voeden, maar faalde snel toen de bevolking zich uitbreidde. Insgelijks faalde het westerse voedingspatroon gecentreerd rond dierlijke voedingsmiddelen, zodra de productie ervan opgeschaald werd. De weidegang van koeien, geiten, schapen en andere herkauwers, en de vrije uitloop van varkens en kippen, doet echter weinig tot niets om aan de groeiende vraag naar vlees, melk en eieren te voldoen. De wereld heeft daarom tot nu toe de vee-industrie nodig. Dit intensieve systeem van het houden van dieren voor voedsel is echter niet alleen niet duurzaam, maar om meerdere redenen is het ook destructief.
Herkauwers zijn interessant voor het omzetten van gras in hoogwaardige eiwitten; dat is het veel gehoorde argument om de veestapel in stand te houden. Echter 23 van de 27 EU-lidstaten hebben veel meer runderen dan het aantal beschikbare hectares grasland. De kritiek van de dierenwelzijnsbeweging is dan ook niet dat de herkauwers grazen in weilanden, maar het feit dat tropische regenwouden worden kaalgeslagen om voer te telen voor landbouwhuisdieren die in industriële systemen worden gehouden, terwijl dit veel grondstoffen vereist en bergen mest moeten worden afgevoerd.
Aangezien de productie blijft stijgen om aan de groeiende vraag naar dierlijke voeding te kunnen voldoen, worden eens-dominante, extensieve graslandsystemen vervangen door intensieve, geïndustrialiseerde veeteeltbedrijven. Behalve bij herkauwers (turbokoeien), gaat het vooral bij niet-herkauwers (plofkippen en kooivarkens) mis. Drie kwart van het wereldwijde aanbod pluimveevlees en meer dan de helft van het varkensvlees komt voort uit de intensieve veehouderij. Geïndustrialiseerde dieren hebben echter een externe bron van veevoer nodig met een hogere voedingswaarde dan gras. Koeien, kippen en varkens in stallen krijgen daarom ‘concentraat’ gevoerd, zoals sojameel, snijmaïs en graan. Weliswaar zet de veehouderij in Nederland tevens veel restproducten uit de voedselindustrie om in ‘waardevol’ voedsel, maar evenals concentraat voeren betekent het een nodeloze omweg.
Complete vervanging van alle dierlijke voedingsmiddelen als gevolg van een hypothetische verandering in eetpatronen en aannemende dat die vervangen worden door peulvruchten, heeft belangrijke consequenties voor het globale landgebruik. Dit scenario komt neer op het nagenoeg overbodig worden van grasland en een kleine toename in bouwland (minder veevoer en iets meer voedsel verbouwd). Het agrarische land dat overbodig wordt (savanne, semi-woestijn, steppe, toendra), wordt dan gebruikt voor andere agrarische doeleinden (biobrandstof, herbebossing, voedselbos), of keert terug naar de oorspronkelijke vegetatie (gunstig voor de koolstofvastlegging).
De conclusie is dat tegemoetkomen aan de toenemende vraag naar dierlijke voeding door het bouwen van meer megastallen voor koeien, geiten, kippen en varkens een heilloze weg is en we voorbereid moeten zijn op de dingen die nog meer boven water komen. Het ogenschijnlijk beste advies luidt daarom om zo snel als mogelijk de intensieve veehouderij af te schaffen en in het vervolg de plantaardige eiwitten direct door mensen te laten eten. De toekomst is dan aan een plantaardige samenleving.
Dit artikel afdrukken
Jagen en verzamelen vormde een geschikte strategie om een kleine populatie te voeden, maar faalde snel toen de bevolking zich uitbreidde. Insgelijks faalde het westerse voedingspatroon gecentreerd rond dierlijke voedingsmiddelen, zodra de productie ervan opgeschaald werd. De weidegang van koeien, geiten, schapen en andere herkauwers, en de vrije uitloop van varkens en kippen, doet echter weinig tot niets om aan de groeiende vraag naar vlees, melk en eieren te voldoen. De wereld heeft daarom tot nu toe de vee-industrie nodig. Dit intensieve systeem van het houden van dieren voor voedsel is echter niet alleen niet duurzaam, maar om meerdere redenen is het ook destructief.
Koeien kunnen hun melkproductie niet overeind houden zonder krachtvoer in hun rantsoenNederland heeft circa 1 miljoen hectare grasland. Het aandeel grasland vormt met 53% het grootste deel van het areaal landbouwgrond van om en de nabij 1,8 miljoen hectare. Gras maakt in het voedingsaanbod van bijvoorbeeld melkkoeien echter maar een kwart uit. Koeien kunnen hun melkproductie niet overeind houden zonder krachtvoer in hun rantsoen. Voor varkens en kippen geldt dit argument sowieso niet, want die krijgen geen gras te vreten.
Herkauwers zijn interessant voor het omzetten van gras in hoogwaardige eiwitten; dat is het veel gehoorde argument om de veestapel in stand te houden. Echter 23 van de 27 EU-lidstaten hebben veel meer runderen dan het aantal beschikbare hectares grasland. De kritiek van de dierenwelzijnsbeweging is dan ook niet dat de herkauwers grazen in weilanden, maar het feit dat tropische regenwouden worden kaalgeslagen om voer te telen voor landbouwhuisdieren die in industriële systemen worden gehouden, terwijl dit veel grondstoffen vereist en bergen mest moeten worden afgevoerd.
Aangezien de productie blijft stijgen om aan de groeiende vraag naar dierlijke voeding te kunnen voldoen, worden eens-dominante, extensieve graslandsystemen vervangen door intensieve, geïndustrialiseerde veeteeltbedrijven. Behalve bij herkauwers (turbokoeien), gaat het vooral bij niet-herkauwers (plofkippen en kooivarkens) mis. Drie kwart van het wereldwijde aanbod pluimveevlees en meer dan de helft van het varkensvlees komt voort uit de intensieve veehouderij. Geïndustrialiseerde dieren hebben echter een externe bron van veevoer nodig met een hogere voedingswaarde dan gras. Koeien, kippen en varkens in stallen krijgen daarom ‘concentraat’ gevoerd, zoals sojameel, snijmaïs en graan. Weliswaar zet de veehouderij in Nederland tevens veel restproducten uit de voedselindustrie om in ‘waardevol’ voedsel, maar evenals concentraat voeren betekent het een nodeloze omweg.
Wanneer we stoppen met het verwerken van plantaardige eiwitten tot veevoer, zouden we met het huidige areaal bouwland al 10 miljard mensen kunnen voedenGrote stukken grasland zijn weliswaar niet geschikt voor het telen van andere gewassen dan gras, maar in de meeste delen van de aarde is het wel mogelijk om gebieden waar nu veevoer geteeld wordt te gebruiken voor het telen van gewassen die ook voor mensen eetbaar zijn. Wanneer we stoppen met het verwerken van plantaardige eiwitten tot veevoer, zouden we met het huidige areaal bouwland al 10 miljard mensen kunnen voeden. Dit betekent dat graslanden in principe zouden kunnen blijven.
Complete vervanging van alle dierlijke voedingsmiddelen als gevolg van een hypothetische verandering in eetpatronen en aannemende dat die vervangen worden door peulvruchten, heeft belangrijke consequenties voor het globale landgebruik. Dit scenario komt neer op het nagenoeg overbodig worden van grasland en een kleine toename in bouwland (minder veevoer en iets meer voedsel verbouwd). Het agrarische land dat overbodig wordt (savanne, semi-woestijn, steppe, toendra), wordt dan gebruikt voor andere agrarische doeleinden (biobrandstof, herbebossing, voedselbos), of keert terug naar de oorspronkelijke vegetatie (gunstig voor de koolstofvastlegging).
De conclusie is dat tegemoetkomen aan de toenemende vraag naar dierlijke voeding door het bouwen van meer megastallen voor koeien, geiten, kippen en varkens een heilloze weg is en we voorbereid moeten zijn op de dingen die nog meer boven water komen. Het ogenschijnlijk beste advies luidt daarom om zo snel als mogelijk de intensieve veehouderij af te schaffen en in het vervolg de plantaardige eiwitten direct door mensen te laten eten. De toekomst is dan aan een plantaardige samenleving.
Samenvatting 'Meer dan biologisch'
In zijn nieuwe boek Meer dan biologisch – Naar een veevrij-biologisch landbouw- en voedselsysteem (2021) richt Theo Grent zich op het biologisch telen van gezonde gewassen, zonder landbouwhuisdieren of producten van dierlijke herkomst in te zetten. De sleutel voor veranderingen ligt in handen van de mensen. Grent wil met zijn boek praktische handvatten geven. ‘Hoe te doen?’: lokaal, met de natuur en de kringloop mee.
‘Meer dan biologisch’ wil laten zien dat een landbouw zonder gefokte dieren mogelijk is en zelfs de voorkeur geniet. Het boek focust zich op de vraag hoe het laten groeien van gezonde gewassen zonder de inzet van landbouwhuisdieren werkt.
Omdat de bemestingswaarde van dierlijke producten voortkomt uit de planten die de dieren aten, zijn dieren niet nodig voor bodemvruchtbaarheid of biodiversiteit. Organisch materiaal wordt gevangen in boven- en ondergrondse delen van de plant die later aan de bodem teruggeleverd worden. Hierdoor heeft de bodem volgens Grent net zoveel vermogen om leven te produceren van planten, als planten dit hebben van de bodem.
Het boek ‘Meer dan biologisch’ komt in de tweede week van januari op de markt. Ga naar de website www.kelbo.nl om alvast een exemplaar (ISBN-nummer: 97890 8759 975 1) te reserveren.
In zijn nieuwe boek Meer dan biologisch – Naar een veevrij-biologisch landbouw- en voedselsysteem (2021) richt Theo Grent zich op het biologisch telen van gezonde gewassen, zonder landbouwhuisdieren of producten van dierlijke herkomst in te zetten. De sleutel voor veranderingen ligt in handen van de mensen. Grent wil met zijn boek praktische handvatten geven. ‘Hoe te doen?’: lokaal, met de natuur en de kringloop mee.
‘Meer dan biologisch’ wil laten zien dat een landbouw zonder gefokte dieren mogelijk is en zelfs de voorkeur geniet. Het boek focust zich op de vraag hoe het laten groeien van gezonde gewassen zonder de inzet van landbouwhuisdieren werkt.
Omdat de bemestingswaarde van dierlijke producten voortkomt uit de planten die de dieren aten, zijn dieren niet nodig voor bodemvruchtbaarheid of biodiversiteit. Organisch materiaal wordt gevangen in boven- en ondergrondse delen van de plant die later aan de bodem teruggeleverd worden. Hierdoor heeft de bodem volgens Grent net zoveel vermogen om leven te produceren van planten, als planten dit hebben van de bodem.
Het boek ‘Meer dan biologisch’ komt in de tweede week van januari op de markt. Ga naar de website www.kelbo.nl om alvast een exemplaar (ISBN-nummer: 97890 8759 975 1) te reserveren.
Nog 3
Je hebt 0 van de 3 kado-artikelen gelezen.
Op 5 april krijg je nieuwe kado-artikelen.
Op 5 april krijg je nieuwe kado-artikelen.
Als betalend lid lees je zoveel artikelen als je wilt, én je steunt Foodlog
Lees ook
En dan met z'n allen vitamine B12- junkies worden zeker? Afhankelijk van een of andere Chinese producent? Nee, dank u.
"Omdat de bemestingswaarde van dierlijke producten voortkomt uit de planten die de dieren aten, zijn dieren niet nodig voor bodemvruchtbaarheid of biodiversiteit."
Waarom zijn er evolutionair dan überhaupt dieren ontstaan?
#1, Willem, we zijn toch allang junk van wat dan ook: consumptie, auto, vakanties, media, algoritmes? Je argument 'vitamine B-12 junkie' geldt m.i. niet. En waarom haal je er China bij? Daar komt nl héél véél import vandaan; als we dat afschaffen omdat we er zo afhankelijk van zijn, staan we in slechts onze onderbroek.
#2, Jos, "Waarom zijn er evolutionair dan überhaupt dieren ontstaan?"
Waarom is de mens, die toch een product van evolutie is, bezig om de wereld naar de ****** te helpen?
Ik hanteer altijd de stelregel kijk naar het gebruik van bijvoeglijke naamwoorden en je weet hoe serieus je een verhaal moet nemen, dit is er weer een in de categorie fotosynthese mijn lust en mijn leven, of ach was ik maar een kropje sla.
Geen geweldig stuk naar mijn idee, maar er wordt wel een hele goede vraag gesteld.
Vooropgesteld: ik ben gek op vlees, het is lekker en zit boordevol met voedingsstoffen. Maar je kunt vraagtekens zetten bij hóe we vandaag de dag aan vlees komen. De invloed van de voerproductie (o.a. soja), het dierenwelzijn, impact stallen op de omgeving, verdienmodel van de boer en de mest. Er is ruimte genoeg voor verbetering zullen we maar zeggen.
Teleurstellend is de modieuze kort-door-de-bocht oplossing: vervang vlees door plantaardig.
Hier hebben we recent wat opwarmoefeningen gedaan over dit onderwerp. Het is allemaal niet zo simpel.
Voedselbossen: leuk voor de recreatie, maar geen agrarisch model?
Terecht wordt aandacht gevraagd voor gras: een geweldige manier om CO2 op te slaan. Ook een geweldige manier om vlees en melk te produceren. Daar hoeft dan niet of nauwelijks krachtvoer bij toch? Ja, dan heb je andere koeien nodig en ja, die geven ook minder melk. Niet alle grasland is geschikt voor andere teelten? Doe eens gek: misschien al die stomme suikerbieten weg en gras inzaaien? Herkauwers in jagen? Of: voederbieten, lupines? Ik bedoel maar: er zijn wellicht meer mogelijkheden?
Voor de liefhebbers: voor informatie over de veehouderij in perspectief van o.a. het klimaat ga ik te rade bij Frédéric Leroy en Frank Mitloehner. Beide wetenschappers bloggen en verwijzen naar studies.
Boeren en burgers die tegen elkaar tekeer gaan: dat is toch geweldig? Zo blijven werkelijke oplossingen buiten beeld? Door de focus op de agrarische sector kan de fossiele industrie rustig zijn gang blijven gaan? Oplossingen die goed zijn voor de dieren, de boeren, de consumenten en het klimaat zijn "te duur". Hoe komt dat?