Het ontbreekt vrijwel geheel aan analyses over hoe de uitdagingen waar we in Nederland voor staan zich verhouden tot die van de buren, of aan visies over de toekomst van het Europese voedselsysteem. Het is tekenend voor het afbrokkelende Nederlandse internationalisme; waar we tot in de jaren ’90 aan de knoppen van het Europese landbouw- en milieubeleid zaten, komen we sinds die tijd niet verder dan het delen van exportcijfers en kosten-batenanalyses. En dat terwijl zowel onze markt als ons landbouw-, handels- en milieubeleid allen Europees zijn. Welk landbouw- of voedselsysteem u ook voorstaat, het kan alleen op internationaal niveau gerealiseerd worden.

Zo kan het ook komen dat we ons amper bewust zijn van de invloed van ons landbouw- en handelsbeleid op landen buiten Europa. Hoewel het argument dat we als Nederland een morele verplichting hebben de wereld te voeden om de zoveel tijd weer opduikt, is de tragiek dat we die mondiale voedselzekerheid juist ernstige schade toedoen. Door Afrikaanse markten te overspoelen met goedkope bulkproducten, heeft de Afrikaanse landbouw – buiten voor export geproduceerde cash crops – amper een kans zich te ontwikkelen (lees bijvoorbeeld deze ontluisterende reportage van Politico Europe). Het argument dat de Europese landbouw nu eenmaal inherent efficiënter is gaat daarbij niet op: die efficiëntie is het gevolg van decennia aan marktbescherming, overheidssteun en kennisuitwisseling, precies die zaken waar Afrikaanse landbouwers nu behoefte aan hebben. Het is alsof een Amerikaan in de jaren ’50 zou hebben gezegd dat het de moeite niet loont in de Europese landbouw te investeren, omdat die kleine, inefficiënte boeren toch nooit met de Amerikaanse landbouw zouden kunnen concurreren.

Wat moet er gebeuren om deze situatie te veranderen? Allereerst moeten we Afrikaanse landen toestaan hun markten op regionale schaal te organiseren en te beschermen, zoals Europa dat vanaf de jaren ’60 ook heeft gedaan. Ten tweede dienen we sterker in te zetten op de export van kennis en hoogwaardige technologie in plaats van bulkproducten. Dat is niet alleen goed voor onze agro-food sector, maar draagt ook sterker bij aan mondiale duurzame ontwikkeling. En ten derde dienen we meer druk te zetten op Afrikaanse regeringen om in hun landbouw te investeren. Hoewel de lidstaten van de Afrikaanse Unie zich in 2003 middels de Maputo Declaration committeerden aan een allocatie van 10% van publieke middelen aan landbouwinnovatie, is slechts een klein aantal lidstaten die belofte tot dusverre nagekomen.

Zolang we wél over migratie en ineffectieve ontwikkelingshulp klagen, maar niet bereid zijn de incoherenties van Nederlandse en Europese beleidskeuzes te bediscussiëren, hebben we boter op het hoofd. Het wordt daarom tijd om de invloeden van ons voedselsysteem op de rest van de wereld, en andersom, een prominentere plek in het publieke debat te geven. Laten we het Nederlandse internationalisme doen herleven.
Dit artikel afdrukken