Kevin Hall citeert in zijn webinar de ondertitel van het boek Dr.Atkins Diet Revolution: ‘The high calorie way to stay thin forever’. Dat boek uit 1972 is de moeder aller low carb dieetboeken die daarna zouden volgen en er wezenlijk niet van verschillen. Tot nu toe zijn de populairste diëten gebaseerd op hetzelfde principe: minderen met het eten van koolhydraten leidt tot gewichtsverlies.

Hall volgt de low carb-redenering: het zou dus mogelijk zijn veel calorieën te eten maar altijd dun te blijven. Als je de samenstelling van je dieet verandert door het aandeel van de koolhydraten sterk te verminderen, zou je dus misschien die feedback loops kunnen misleiden en wel blijvend gewicht verliezen.

Hypothese
Dit idee ligt niet zomaar ten grondslag aan alle mogelijke low carb-diëten. De wetenschappelijk hypothese waarop het gebaseerd is heet het ‘Carbohydrate-Insuline Model of Obesity’. Voor vaste lezers van Foodlog is dat geen nieuw verschijnsel. De theorie komt erop neer dat koolhydraten in de voeding het insulinepeil in het bloed omhoog stuwen, waardoor de glucose uit de koolhydraten opgeslagen worden als vet en de circulerende brandstof in het bloed (glucose en vetten) niet volledig verbrand wordt. Bovendien verhoogt dat proces het hongergevoel en vertraagt het de stofwisseling.

In dit model wordt de causaliteit van het dik worden omgekeerd. De overbodige calorieën worden niet zomaar omgezet in reservevet, maar de verhoogde insuline (door de hoge koolhydraatbelasting) zuigt als het ware de extra calorieën in het vetweefsel en houdt het daar gevangen. Daardoor gaat ook een signaal naar de hersenen: meer energie nodig, dus meer honger.

Hoewel er voor Hall geen twijfel over bestaat dat UPF een belangrijke oorzaak van de gewichttoename in de bevolking is, laat hij zich niet uit over wat het is in UPF wat dat dan veroorzaakt
Afgepaste maaltijden
In essentie zegt de hypothese dat het niet eens mogelijk is af te vallen zolang je koolhydraten eet. Dat beweert onder anderen de journalist Gary Taubes in zijn boek Why We Get Fat, die Hall aanhaalt. De theorie gaat zelfs zo ver, zegt Hall, dat als mensen afvallen op een dieet met laag vet, ze waarschijnlijk ook weinig koolhydraten eten (met een zeer eiwitrijk dieet zoals het Atkins-dieet kan je nog genoeg calorieën binnenkrijgen).

Om dit te testen, wat volgens Hall nog niet eerder gedaan was, zette hij in 2015 bij zijn NIH-instituut een onderzoek op met 19 obese personen die zes dagen in een ‘metabolic ward’ verbleven, een afdeling met speciale apparatuur en geprepareerde kamers. Daar kon precies gemeten worden hoeveel de proefpersonen aten en dronken van afgepaste maaltijden en ook wat ze uitscheiden aan stoffen en gassen en hoeveel energie ze verbruikten.

Insulineafgifte
De proefpersonen werden om beurten op een laag vet en een laagkoolhydraat dieet gezet. Beide diëten bevatten precies evenveel calorieën. Volgens de koolhydraat-insuline hypothese zouden de deelnemers meer moeten afvallen op het laagkoolhydraat dieet. Dat zou hun insulineafgifte sterk verminderen en daarmee de vetverbranding stimuleren.

Inderdaad was de insulineafgifte op het hoogvet dieet veel lager dan op het hoogkoolhydraat dieet. Ook bleek uit urinetests dat er meer vet verbrand werd op een laagkoolhydraat dieet. Maar wat bleek: het dieet met minder vet (en niet met minder koolhydraten) leidde tot een hogere verbranding van lichaamsvet en dus tot meer gewichtsverlies. Wie op een hoogvet dieet stond, verbrandde vooral meer vet uit de voeding en minder uit de eigen opslag.

Het is niet nodig om koolhydraten in je dieet te beperken om lichaamsvet te verbranden, concludeert Hall. Zijn conclusie is ook dat de verschillen tussen het afvallen op het laagvet dieet en het laagkoolhydraat dieet in dit onderzoek geen significant verschil liet zien.

Zwaargewichten
Deze uitkomsten sloegen in als een bom. De low carb-theorie telt vele zwaargewichten onder de aanhangers, onder wie (naast Gary Taubes) David Ludwig en Mark Hyman, beiden onderzoeker en publicist. Hyman had twee punten van kritiek die Hall herhaalt. Het onderzoek duurde maar zes dagen, wat dus niets zegt over een dieet op langere termijn. En het low carb dieet dat werd gebruikt bevatte 29% koolhydraten, terwijl onder lowcarbers de grens voor zo’n dieet bij 10% ligt.

Hall deed daarna een vergelijkbaar onderzoek met een strikter low carb dieet, een ketogeen dieet met 5% koolhydraten, 80% vet en 15% eiwitten, met een controlegroep op een gewoon dieet. Deze studie duurde 30 dagen en liet inderdaad zien dat de deelnemers overgingen op het verbranden van louter vet, zoals te verwachten was. Hun insulineniveau kelderde en ze vielen flink af. Maar na 30 dagen was er geen verschil meer in gewichtsverlies te meten met de controlegroep, die het gewone dieet met even weinig calorieën had gekregen.

Ketogene dieet
Hall merkt wel op dat de aanzienlijke daling in insulineafgifte op het ketogene dieet voor mensen met diabetes type 2 (‘ouderdomssuiker’, maar ook veel voorkomend bij dikke jongeren) gunstig zou kunnen zijn, omdat ze veel minder insuline nodig hebben om een gezonde glucosehuishouding te handhaven. De voordelen van een ketogeen of ander laagkoolhydraat dieet voor diabetespatiënten zijn bekend, er worden spectaculaire resultaten mee geboekt. Maar Halls onderzoek was daar niet op gericht. Hem ging het erom te kijken of low carb inderdaad de beste of misschien wel enige manier is om af te vallen.

Hall c.s. bekeken andere, vergelijkbare experimenten en berekenden dat het verschil in gewichtsverlies tussen laag- en hoogvet diëten en laag- en hoogkoolhydraat diëten statistisch klein was (in het voordeel van het laagvet dieet zelfs), maar in de praktijk niets uitmaakte. Een vervolgonderzoek naar mogelijke verschillen gemeten vanaf de inname in trek en verzadiging liet evenmin een winnaar zien.

Waste of time
Hall concludeert dat het menselijk lichaam zeer goed aangepast is om een evenwichtige energiebalans te behouden bij grote verschillen in de macronutriëntensamenstelling van de voeding. Dat brengt hem tot de verzuchting dat de ‘diet wars’, het gekissebis over vet en koolhydraten, een ‘waste of time’ zijn.

Op een vraag uit het publiek die na zijn presentatie werd gesteld - of zijn werk zijn eigen eetgedrag heeft beïnvloed – zei hij wel: ik eet zo min mogelijk ultra processed food
Maar wat jaagt de obesitasepidemie dan aan? Hall stelt vast dat zijn onderzoeken en die van anderen altijd gedaan worden met eenvoudige, gezonde ingrediënten: groente, vlees, zuivel. Weinig suikerhoudende producten en dranken, eenvoudig bereide maaltijden met nauwkeurig afgewogen nutriënten. Heel anders dan waaruit het gemiddelde (Amerikaanse) dieet bestaat. Dat bestaat inmiddels voor meer dan de helft uit het zogenaamde ultra processed food (UPF), dat wordt gekenmerkt door een hoog gehalte aan suiker, vet en zout en weinig vezels.

NOVA
In de veel gehanteerde NOVA-indeling wordt UPF omschreven als het resultaat van fabrieksmatige bewerkingen (die je niet thuis kan doen) waardoor de oorspronkelijke structuur en nutriëntensamenstelling van de grondstoffen veranderd wordt, met als doel smakelijke en houdbare producten te maken. Elk ei of aardappel die gekookt wordt, ondergaat een bewerking, maar bij UPF is sprake van dusdanige modificatie van de grondstoffen en toevoegingen, dat een heel nieuw chemisch product ontstaat.

De toename van obesitas correleert met een toename van het aandeel bewerkt voedsel in het dagelijkse eten van veel mensen. Maar zijn het de voedingsstoffen of is het de mate van bewerking die het overeten veroorzaakt, vroeg Hall zich af. Dus ging hij aan de slag bij NIH en zette een RCT op, een randomised controled trial, met 20 proefpersonen die 28 dagen mochten eten wat ze wilden. In de ene helft van de proefperiode was dat aanbod van gewoon gezond voedsel, tijdens de andere helft ultra processed food. Beide menu’s bevatten evenveel van alle nutriënten, inclusief vezels.

Gewoon lekkerder
De uitkomst van het voedingsexperiment was dat de deelnemers per dag 500 kcal meer van het UPF-voedsel aten dan van het onbewerkte eten. Dat scheelt aanzienlijk op een dagelijkse hoeveelheid van tussen 2000 en 3000 kcal per persoon. Bovendien nam hun gewicht toe als ze UPF aten en nam het af als ze het onbewerkte voedsel aten. Dat was een verschijnsel dat Hall niet had waargenomen in zijn vet- en koolhydratenexperimenten.

Een verklaring voor het gretiger verorberen van het UPF, dat bestond uit fastfood en frisdranken, zou kunnen zijn dat de proefpersonen het gewoon lekkerder vonden dan het andere eten. Maar dat was het niet, zegt Hall. Ook het gewone eten vond iedereen smakelijk.

Kleine kinderen
Hoewel er voor Hall geen twijfel over bestaat dat UPF een belangrijke oorzaak van de gewichttoename in de bevolking is, laat hij zich niet uit over wat het is in UPF wat dat dan veroorzaakt. Het kan zijn de mate van bewerking, waardoor de ingrediënten hun oorspronkelijke eigenschappen verliezen en anders door het lichaam verwerkt worden. Mogelijk jagen additieven zoals conserveer-, emulgeer- en kleurstoffen de trek aan. In ieder geval is UPF heel ‘energiedicht’, wat betekent dat het veel calorieën, maar weinig voedingsstoffen per eenheid bevat.

Hall voorziet nieuwe voedingsexperimenten met UPF en onbewerkt voedsel. Op een vraag uit het publiek die na zijn presentatie werd gesteld - of zijn werk zijn eigen eetgedrag heeft beïnvloed – zei hij wel: “Ik eet zo min mogelijk ultra processed food.” Het belangrijkste wat zijn dieet bepaalt dezer dagen zijn zijn twee kleine kinderen. Hij eet wat zij op hun bordjes laten liggen.
Dit artikel afdrukken