De steun voor de oude landbouw staat de ontwikkeling van de nieuwe in de weg. Bouw die steun af, stelt Jeroen Candel voor.
Sinds het uitbreken van de Corona-epidemie, is ‘veerkracht’ het nieuwe sleutelwoord in discussies over de landbouw. Het aantal analyses dat laat zien dat de Nederlandse landbouw kwetsbaar is voor plotselinge schokken en bedreigingen is inmiddels niet meer op twee handen te tellen. Met name de afhankelijkheid van wegvallende afzetmarkten en van buitenlandse arbeid bleken tot grote problemen te leiden. Tegelijkertijd toonde de voedselketen zich als geheel juist bijzonder veerkrachtig: ondanks de lock-down en hamstergedrag bleven de supermarkten goed bevoorraad.
Wat opvalt in al deze discussies over veerkracht, is dat het grootste deel van het debat zich tot dusverre richtte op korte-termijn-oplossingen voor korte-termijn-problemen: noodfondsen om financiële klappen op te vangen, de inzet van studenten, schoonmakers en horecapersoneel als alternatief voor Oost-Europese arbeiders, en ‘support your locals’-initiatieven om nieuwe afzetmarkten te creëren. Dat is ook logisch; de nood was aan de man. Maar hoe zou die veerkracht structureel verbeterd kunnen worden, en welke rol kan de overheid daarin spelen? Om die vraag te beantwoorden moeten we het concept ‘veerkracht’ wat verder uitpluizen.
In brede zin kan de veerkracht van landbouwsystemen worden gedefinieerd als het vermogen om de voorziening van essentiële functies (voedselproductie, genereren van inkomen, duurzaam beheer van natuurlijke hulpbronnen) te garanderen onder druk van accumulerende stressfactoren, zoals prijsvolatiliteit, extreem weer of handelsboycots. Binnen die brede definitie, kunnen we echter drie typen veerkracht onderscheiden, die elk om andere interventies vragen.
Robuustheid
Een eerste type veerkracht is robuustheid. Robuustheid gaat over het vermogen om op korte termijn plotselinge schokken te doorstaan, zonder dat een boer zijn bedrijfsvoering hoeft om te gooien. Overheden kunnen dat vermogen versterken door verzekeringen aan te bieden of te subsidiëren, door het creëren van noodfondsen, of door het geven van structurele inkomenssteun, waarmee boeren een appeltje voor de dorst kunnen opbouwen.
Adaptatievermogen
Een zekere mate van robuustheid is belangrijk, maar ontoereikend om het hoofd te bieden aan lange-termijn-ontwikkelingen als klimaatverandering en veranderende geopolitieke verhoudingen. Daarvoor is een zeker aanpassingsvermogen noodzakelijk: het adaptatievermogen. Adaptatie gaat over het geleidelijk aanpassen van inputs (bijvoorbeeld meststoffen en veevoer), productiemethoden, marketing en risicomanagement, zonder wezenlijke verandering van de onderliggende structuur van het landbouwsysteem. Een varkenshouder blijft varkenshouder, zogezegd. Overheden kunnen hier bij helpen door het versterken van het leervermogen (bijvoorbeeld door het ondersteunen van kennis- en innovatienetwerken), het aanmoedigen van variatie (zoals multifunctionaliteit of strokenteelt), en het bieden van flexibiliteit (bijvoorbeeld door milieuprestaties te beoordelen op behaalde resultaten in plaats van middelvoorschriften).
Lange-termijn-stressfactoren kunnen echter dermate veel druk op een landbouwsysteem zetten dat aanpassingen binnen de bestaande structuur niet langer volstaan. Veerkracht gaat dan over het vermogen om te transformeren, mogelijk resulterend in een wezenlijke verandering van de functies van het systeem. Een goed voorbeeld zijn de Brabantse varkensboeren die hun stal omtoveren tot een zorgboerderij voor ouderen, of het Hamletz-concept van Annechien ten Have. Zo’n transformatie kan een bedrijf nieuw toekomstperspectief bieden, maar is tegelijkertijd ontzettend kostbaar, niet alleen financieel, maar ook in termen van benodigde kennis en tijd. Overheden kunnen daarbij helpen door het vrijmaken van overbruggingskredieten, het bieden van experimenteerruimte (bijvoorbeeld derogatie van wetgeving), maar – en hier zit de spanning met robuustheid – ook door het afbouwen van steun aan de status quo.
Met name in dat laatste wringt hem de schoen. Doordat vrijwel alle overheidssteun – niet alleen de Corona-maatregelen, maar ook bijvoorbeeld het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid – nu vooral gericht is op het versterken van robuustheid, wordt het adaptatie- en transformatievermogen enorm beperkt. Terwijl er relatief grote budgetten worden vrijgemaakt voor vangnetten en inkomenssteun, hebben innovatieve boeren grote moeite kredieten en subsidies aan te boren. Ook in de kennisuitwisseling zijn nog grote stappen te zetten; getuige ook de teloorgang van Stichting Veldleeuwerik eerder dit jaar (er is gelukkig een nieuw netwerk op komst).
Herziening van het veerkracht-denken
Het is daarom tijd voor een fundamentele herziening van het veerkracht-denken binnen de overheid: van een enge benadering waarin de nadruk ligt op robuustheid, naar een bredere opvatting van veerkracht, waarin het adaptatie- en transformatievermogen worden versterkt. Vangnetten voor plotselinge crises blijven nodig, maar koppel de rest van de steun aan innovatie en verduurzaming. Zorg voor heldere lange-termijn-doelen en help boeren die te bereiken. Verandering is niet makkelijk, en ook niet altijd leuk, maar niets doen is geen optie meer. Alleen door de uitdagingen in gezamenlijkheid het hoofd te bieden, houden we de Nederlandse (of Europese) landbouw ook op lange termijn veerkrachtig.
Meer lezen over de veerkracht van de Europese landbouw? Bezoek de website van het SURE-Farm onderzoek.
Dit artikel afdrukken
Wat opvalt in al deze discussies over veerkracht, is dat het grootste deel van het debat zich tot dusverre richtte op korte-termijn-oplossingen voor korte-termijn-problemen: noodfondsen om financiële klappen op te vangen, de inzet van studenten, schoonmakers en horecapersoneel als alternatief voor Oost-Europese arbeiders, en ‘support your locals’-initiatieven om nieuwe afzetmarkten te creëren. Dat is ook logisch; de nood was aan de man. Maar hoe zou die veerkracht structureel verbeterd kunnen worden, en welke rol kan de overheid daarin spelen? Om die vraag te beantwoorden moeten we het concept ‘veerkracht’ wat verder uitpluizen.
In brede zin kan de veerkracht van landbouwsystemen worden gedefinieerd als het vermogen om de voorziening van essentiële functies (voedselproductie, genereren van inkomen, duurzaam beheer van natuurlijke hulpbronnen) te garanderen onder druk van accumulerende stressfactoren, zoals prijsvolatiliteit, extreem weer of handelsboycots. Binnen die brede definitie, kunnen we echter drie typen veerkracht onderscheiden, die elk om andere interventies vragen.
Robuustheid
Een eerste type veerkracht is robuustheid. Robuustheid gaat over het vermogen om op korte termijn plotselinge schokken te doorstaan, zonder dat een boer zijn bedrijfsvoering hoeft om te gooien. Overheden kunnen dat vermogen versterken door verzekeringen aan te bieden of te subsidiëren, door het creëren van noodfondsen, of door het geven van structurele inkomenssteun, waarmee boeren een appeltje voor de dorst kunnen opbouwen.
Adaptatievermogen
Een zekere mate van robuustheid is belangrijk, maar ontoereikend om het hoofd te bieden aan lange-termijn-ontwikkelingen als klimaatverandering en veranderende geopolitieke verhoudingen. Daarvoor is een zeker aanpassingsvermogen noodzakelijk: het adaptatievermogen. Adaptatie gaat over het geleidelijk aanpassen van inputs (bijvoorbeeld meststoffen en veevoer), productiemethoden, marketing en risicomanagement, zonder wezenlijke verandering van de onderliggende structuur van het landbouwsysteem. Een varkenshouder blijft varkenshouder, zogezegd. Overheden kunnen hier bij helpen door het versterken van het leervermogen (bijvoorbeeld door het ondersteunen van kennis- en innovatienetwerken), het aanmoedigen van variatie (zoals multifunctionaliteit of strokenteelt), en het bieden van flexibiliteit (bijvoorbeeld door milieuprestaties te beoordelen op behaalde resultaten in plaats van middelvoorschriften).
Doordat vrijwel alle overheidssteun – niet alleen de Corona-maatregelen, maar ook bijvoorbeeld het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid – nu vooral gericht is op het versterken van robuustheid, wordt het adaptatie- en transformatievermogen enorm beperktTransformeren
Lange-termijn-stressfactoren kunnen echter dermate veel druk op een landbouwsysteem zetten dat aanpassingen binnen de bestaande structuur niet langer volstaan. Veerkracht gaat dan over het vermogen om te transformeren, mogelijk resulterend in een wezenlijke verandering van de functies van het systeem. Een goed voorbeeld zijn de Brabantse varkensboeren die hun stal omtoveren tot een zorgboerderij voor ouderen, of het Hamletz-concept van Annechien ten Have. Zo’n transformatie kan een bedrijf nieuw toekomstperspectief bieden, maar is tegelijkertijd ontzettend kostbaar, niet alleen financieel, maar ook in termen van benodigde kennis en tijd. Overheden kunnen daarbij helpen door het vrijmaken van overbruggingskredieten, het bieden van experimenteerruimte (bijvoorbeeld derogatie van wetgeving), maar – en hier zit de spanning met robuustheid – ook door het afbouwen van steun aan de status quo.
Met name in dat laatste wringt hem de schoen. Doordat vrijwel alle overheidssteun – niet alleen de Corona-maatregelen, maar ook bijvoorbeeld het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid – nu vooral gericht is op het versterken van robuustheid, wordt het adaptatie- en transformatievermogen enorm beperkt. Terwijl er relatief grote budgetten worden vrijgemaakt voor vangnetten en inkomenssteun, hebben innovatieve boeren grote moeite kredieten en subsidies aan te boren. Ook in de kennisuitwisseling zijn nog grote stappen te zetten; getuige ook de teloorgang van Stichting Veldleeuwerik eerder dit jaar (er is gelukkig een nieuw netwerk op komst).
Herziening van het veerkracht-denken
Het is daarom tijd voor een fundamentele herziening van het veerkracht-denken binnen de overheid: van een enge benadering waarin de nadruk ligt op robuustheid, naar een bredere opvatting van veerkracht, waarin het adaptatie- en transformatievermogen worden versterkt. Vangnetten voor plotselinge crises blijven nodig, maar koppel de rest van de steun aan innovatie en verduurzaming. Zorg voor heldere lange-termijn-doelen en help boeren die te bereiken. Verandering is niet makkelijk, en ook niet altijd leuk, maar niets doen is geen optie meer. Alleen door de uitdagingen in gezamenlijkheid het hoofd te bieden, houden we de Nederlandse (of Europese) landbouw ook op lange termijn veerkrachtig.
Meer lezen over de veerkracht van de Europese landbouw? Bezoek de website van het SURE-Farm onderzoek.
Nog 3
Je hebt 0 van de 3 kado-artikelen gelezen.
Op 5 mei krijg je nieuwe kado-artikelen.
Op 5 mei krijg je nieuwe kado-artikelen.
Als betalend lid lees je zoveel artikelen als je wilt, én je steunt Foodlog
Lees ook
Je komt hier voor de veerkracht met nogal lange termijn veranderingen waar je vervolgens ook weer in vast zit zowel financieel als vergunningstechnisch, heb je een zorgboerderij komt er een virus en mag je geen gasten ontvangen.
Voor echte veerkracht moet je snel de mogelijkheid hebben om je productie aan te passen of het tijdelijk over een andere boeg te gooien, dat zie ik binnen het huidige steeds meer dichtspijkeren van de bedrijfsvoering niet snel gebeuren.
Bij veerkracht denk ik aan de pinkenstal die mijn opa vroeger had, je kon er pinken op de grup huisvesten maar ook de betonnen tegels onder de voorpoten vandaan op de grup leggen en dan konden er mestvarkens in. Tegenwoordig raken ze al in de stres als je voor in het maisland 10 rijtjes aardappels zet, zelfs/juist als je het netjes in de meitelling verwerkt hebt.
Weer een bestuurskundige na Tjeerd de Groot ( halveren veestapel) die de landbouw als gevolg van de Corona weinig veerkracht toedicht.
Ik denk dat de landbouw heeft laten zien dat ze in het Corona tijdperk veerkrachtig was en relatief weinig overheidssteun heeft gekregen.
Zeker in vergelijking met de miljardensteun voor het bedrijfsleven( zie KLM etc.) .
De landbouw is al decennialang veerkrachtig en moet dat ook wel omdat ze continu in en met de natuur leven.
De veerkracht wordt ook continu op de proef gesteld door het onbetrouwbare overheidsbeleid ( zie de huidige maatregelen in het voerspoor).
Jeroen ik heb 1 opmerking en 2 vragen:
Opmerking:
Ik mis de stap van afschalen van landbouw naar voedselproductie. Bijv. Tuinbouw bollen en bloemen segment (en eventueel de export periferie, of periferie knip sowieso?)
Vraag1: Om te begrijpen hoe en wat veerkracht is zou mogen zijn. Zou dit dan niet per sector met voorbeelden geschreven mogen worden? Koe, varken, kip, tuinbouw, akkerbouw etc.
Vraag2: Een varkensstal die naar een zorgboerderij functie gaat is toch gewoon van (hoofd)functie
gewisseld. Van Landbouw naar Gezondheidszorg?
Ouderenzorg is (weer) specialistisch. Van veerkracht zou in mijn ogen sprake zijn als eenvoudig allerlei vormen van zorg te bieden zijn. (jeugd, verslaafde, gehandicapt,etc)
Of zit de veerkracht erin dat de stal ook snel weer aan te passen is voor varkenshouderij?
Wat dat betreft eens met #1 Veerkracht is pinkenstal naar varkenshok inzake breed inzetbaar gebouw in landbouw.
Het is natuurlijk ook wel makkelijk als de overheid precies bepaalt hoeveel van welk vee je mag houden wat je het voert en hoeveel je van wat waar en wanneer en op welke manier bemest op je land liefst per hexagoon. Dan heb je je hoofd leeg om eens na te denken wat je naast je bedrijf kunt oppakken om de kost mee te verdienen.
Veerkracht gaat wat mij betreft over mogelijkheden en niet over financiële steun.
ej, mooi voorbeeld onder #1 , toont dat de veerkracht van boeren door verlies autonomie inderdaad is afgenomen. Ben het ook met je opermking #4 eens : het gebrek aan consistentie in regelgeving is een probleem. Er is sterk behoefte aan een lange-termijn visie met duidelijke kaders, zodat boeren en andere ondernemers daarop kunnen anticiperen bij het nemen van investeringsbeslissingen. Dan kan je ook van middel-voorschriften (wijze van voeren en bemesten) naar doelvoorschriften toewerken.
Jeroen, #3 , ja, je hebt gelijk, er zijn tal van voorbeelden van van veerkacht te bedenken, ook binnen sectoren. Ik heb hier natuurlijk maar een paar illustraties kunnen geven. In ons onderzoeksproject onderzoeken we elf verschillende Europese landbouwsystemen, elk met eigen voorbeelden van veerkracht (en soms gebrek daaraan): https://surefarmproject.eu/about/case-studies/
Wat betreft je tweede vraag: ja, een transformatie (eigenlijk een soort van gecontroleerde system collapse) kan er soms toe leiden dat de landbouwfunctie verloren gaat, of wordt ingewisseld voor een andere functie, maar met behoud van andere essentiële functies (bijv. inkomen en werkgelegenheid). De zorgboerderij is misschien nog een twijfelgeval, maar als een varkensboer zijn stal als caravanopslag gaat gebruiken is dat heel duidelijk.