Eerst even wat kentheoretische achtergrond. Er zijn twee belangrijke stromingen in de wetenschapsfilosofie die op verschillende manieren naar de wereld kijken: realisme en constructivisme. Eerstgenoemde beschouwt de werkelijkheid als iets dat onafhankelijk van de mens bestaat en dat we slechts hoeven te ontdekken en bloot te leggen. Constructivisten, daarentegen, zien alles wat we in deze wereld kunnen omschrijven als een voortbrengsel – een construct – van de menselijke geest. Onze interpretatie van waarnemingen hangt, soms letterlijk, af van ons perspectief.

De omgang met instanties
Wat hebben deze theoretische en abstracte wetenschapsfilosofische stromingen te maken met de praktijk van de adviserende instanties?

Ze helpen te begrijpen wat de gevolgen zijn van de exclusiviteit waarmee de overheid advies inwint. Voor de aanpak van Covid-19 was het RIVM de 'one-stop-shop' waar premier Rutte en minister De Jonge hun informatie haalden. Dit duidt erop dat de landsbestuurders een realistisch wereldbeeld hebben in de wetenschapsfilosofische zin van het woord. Alleen dan valt namelijk te begrijpen dat de overheid slechts één instantie om advies vraagt. Wie constructivistisch naar de wereld kijkt, laat zich bij voorkeur door verschillende partijen informeren. De interpretatie en weergave van wetenschappelijke inzichten hangt immers af van degene aan wie je het vraagt.

Als onderzoekers andere vooronderstellingen hebben, kunnen ze met dezelfde data soms heel andere conclusies trekken. Dit is geen uitzondering bij wetenschappelijke conclusies. Sterker nog, het is volstrekt normaal. Er bestaat dan ook niet zoiets als 'de wetenschap' die iets vaststelt
Het probleem met constructivisme is dat het, in zijn puurste vorm, een uiterst sceptisch beeld van de wereld schetst: niets kunnen we zeker weten, alles is interpretatie. Maar ook realisme is problematisch, want het ontkent dat vooronderstellingen onderdeel zijn van de wetenschappelijke procedure. Vooronderstellingen zijn echter een integraal en noodzakelijk onderdeel van het wetenschappelijk proces. Zonder de vooronderstelling dat het SARS-CoV-2 virus in ieder mens een soortgelijke cyclus heeft, is onderzoek naar dit virus bijvoorbeeld zinloos: als het virus telkens een andere variant is of bij iedereen op geheel andere wijze de cel binnendringt, vallen er immers geen algemeen geldige conclusies te trekken.

'De' wetenschap
Misschien denk u nu: “maar vooronderstellingen zoals dit voorbeeld zijn toch heel logisch?” In veel gevallen is dat ook zo, maar heel vaak ook niet. Als onderzoekers andere vooronderstellingen hebben, kunnen ze met dezelfde data soms heel andere conclusies trekken. Dit is geen uitzondering bij wetenschappelijke conclusies. Sterker nog, het is volstrekt normaal. Er bestaat dan ook niet zoiets als 'de wetenschap' die iets vaststelt. Daarom worden bij de Covid-19 pandemie bijvoorbeeld dezelfde aanwijzingen rondom de mogelijke rol van aerosolen door verschillende wetenschappers totaal verschillend geïnterpreteerd.

Het punt is dat als de minister zijn advies bij één instantie ophaalt, het een misvatting is dat hij ‘de’ stand van de wetenschap te horen krijgt. Het advies dat gegeven wordt, is de interpretatie die het beste aansluit bij de vooronderstellingen en denkkaders van het team dat het advies samenstelt. De minister en premier kunnen dus helemaal niet claimen dat zij ‘de wetenschap’ volgen, want ‘de wetenschap’ bestaat niet. Dit geldt niet alleen voor Covid-19, maar ook voor het stikstofdossier, voedingsnormen, toetsingskaders van onderwijsinstanties, en tal van andere zaken.

De minister en premier kunnen niet claimen dat zij ‘de wetenschap’ volgen, want ‘de wetenschap’ bestaat niet
Gedelegeerde politieke verantwoordelijkheid
In feite verschuiven politici hiermee een deel van hun politieke verantwoordelijkheid naar de adviserende instantie. Het maken van keuzes is iets dat principieel bij politici hoort te liggen, als vertegenwoordigers van de samenleving. Daarbij mogen we er vanuit gaan dat zij alle factoren meewegen. Dat is een zeer verantwoordelijke taak. De politiek moet alle perspectieven en grondhoudingen wegen en maakt daarbij allerlei impliciete en expliciete afwegingen. Juist daarom kan dit denkproces niet gedelegeerd worden, want ook bij die afwegingen spelen vooronderstellingen en denkkaders een rol. Door het wetenschappelijke advies bij één instantie neer te leggen, wordt een belangrijk deel van die afwegingen daar óók naar toe verplaatst.

Aangezien vooronderstellingen per definitie onbewijsbaar zijn, is het een keuze waar de nadruk op gelegd wordt (hoewel dit vaak onbewust is en impliciet blijft). Bij grote maatschappelijke gevolgen, zijn dit in essentie politieke keuzes. Bij de Covid-19 crisis moesten bedrijven hun deuren sluiten, werden kwetsbare groepen afgesloten van hun familie, en wordt overal flinke moeite gedaan om de anderhalve meter regel te volgen, om maar een paar voorbeelden te noemen. Als het team experts zou bestaan uit andere personen met andere vooronderstellingen, zoals bijvoorbeeld in Zweden, dan hadden de geadviseerde en daarmee de daadwerkelijke maatregelen er anders uit gezien. Het was half maart onmogelijk om te zeggen of de adviseurs van onze overheid en beter advies gaven dan de Zweedse adviseurs of andersom. Ze keken slechts vanuit een ander denkkader, zodat de keuzes die zij maakten anders uitvielen. Alleen: door het afweegproces bij één team neer te leggen was (en is) het voor de beleidsmakers onmogelijk om te onderscheiden welk deel van het advies wetenschappelijke evidence was en welk deel filtering en interpretatie daarvan.

Psychologische effecten
Naast het misplaatste idee dat het mogelijk is om één beeld te krijgen van ‘de’ wetenschappelijke inzichten, heeft het vragen van advies aan één instantie enkele psychologische neveneffecten met grote gevolgen. Laten we opnieuw Covid-19 als voorbeeld nemen.

Wie eenmaal gepositioneerd is als de autoriteit, kan bij nieuwe inzichten zijn standpunt niet gemakkelijk wijzigen
Stelt u zich eens voor dat u in een team van virologen zit en u wordt niet om een advies, maar om hét advies gevraagd. Dat geeft nogal een verantwoordelijkheid. Als u niet op veilig speelt en uw advies achteraf blijkt te hebben geleid tot een groot aantal doden, dan zult u, als dé adviserende viroloog, daar op aangekeken worden. Maar andere aspecten, zoals bijvoorbeeld de economie of emotioneel welbevinden, vallen buiten uw expertisegebied en als de boel daar in soep loopt zal dat niet snel op uw conto komen. Kortom, de verantwoordelijkheid lokt uit dat een adviseur binnen het eigen vakgebied voor een veilige optie kiest, met relatief weinig aandacht voor effecten buiten dat vakgebied.

Ten tweede zal u door de verantwoordelijkheid al snel geneigd zijn om ideeën van hogere instanties zoals de WHO te volgen. Met name in gevallen waarin de zekerheidsgraad laag is, lijkt een richtlijn van een overkoepelende instantie of een consensus statement immers wat meer zekerheid te bieden. Het volgen daarvan verlaagt bovendien het bovengenoemde afbreukrisico.

Ook leidt het positioneren van een instantie als dé centrale vraagbaak ertoe dat eenmaal uitgebrachte adviezen nauwelijks veranderd worden. Wie eenmaal gepositioneerd is als de autoriteit, kan bij nieuwe inzichten zijn standpunt niet gemakkelijk wijzigen. Dat wordt al snel gezien als falen of onbetrouwbaarheid. Het staande advies over de anderhalve meter wordt daardoor met hand en tand verdedigd in plaats van met open blik heroverwogen.

Niet in de laatste plaats speelt bovendien macht een rol. Wie heeft het voor het zeggen? Hoe kan een advies of maatregel zo gebracht worden dat deze geaccepteerd wordt? Aan wie wordt het gegund om mee te denken of om serieus genomen te worden? Of omgekeerd vanuit externe partijen (critici, belanghebbenden): hoe creëren zij een machtsbasis om te zorgen dat hun standpunt niet genegeerd kan worden? Het leidt tot stelligheid, het zoeken van media-aandacht, en het framen van elkaars standpunt en het gesprek over de inhoud wordt er soms volledig door vertroebeld. Een voorbeeld daarvan is de kritiek van Willem Engel en Maurice de Hond op de overheid en het RIVM. Van de zijde van de overheid en de autoriteit van het RIVM blijft een open gesprek uit, waardoor de officials het mikpunt worden van steeds fellere kritiek. Inmiddels scharen zich ook goed ingevoerde materiedeskundigen met een andere kijk zich aan de kant van de critici, terwijl in andere landen officiële adviseurs standpunten hebben waarmee ze in Nederland tot de criticasters gerekend zouden worden. Onderwijl verdwijnt het vertrouwen in wetenschap als een leerproces met heel verschillende invalshoeken.

Omdat we wetenschap zien als het proces dat dé waarheid met absolute zekerheid blootlegt, zien we niet dat wetenschap bovenal een menselijke bezigheid is die zonder onderliggende vooronderstellingen niets kan ontdekken
Hoe zou het anders kunnen?
Dergelijke effecten spelen niet alleen rond de rol van het RIVM in de Covid-19 crisis. Rond bijvoorbeeld de voedingsadviezen van het Voedingscentrum vallen dezelfde oorzaken en effecten waar te nemen. Dat komt door de rol waar autoriteiten als RIVM, EFSA en het Voedingscentrum worden in gedwongen worden. Die rol is op zijn beurt het resultaat van een denkkader dat veel politici, maar ook de media en de gemiddelde burger hanteren. Omdat ze wetenschap zien als het proces dat dé waarheid met absolute zekerheid blootlegt, zien ze niet dat wetenschap bovenal een menselijke bezigheid is die zonder onderliggende vooronderstellingen niets kan ontdekken.

Mijn – uiteraard ook gekleurde – advies zou zijn om het menselijke aspect te gaan (h)erkennen en de illusie los te laten dat onzekere inzichten door het aanwenden van een autoriteit meer stevigheid krijgen. Laat die onzekerheid bestaan en maak de uitgangspunten die voor verschillende kleuringen zorgen juist bespreekbaar. Vergeet autoriteit, maar raadpleeg verschillende experts. Hiermee maken we in elk geval helder dat er bij veel onderwerpen geen eenduidige adviezen mogelijk zijn en dat er in de wetenschappelijke gemeenschap verschillende opvattingen over de onzekere conclusies bestaan. Op die manier maken we de keuzes die gemaakt worden expliciet. En, als dit politieke keuzes zijn, dan komt de verantwoordelijkheid weer waar die hoort: bij de politiek.
Dit artikel afdrukken