De commissie Remkes heeft 8 juni haar eindadvies gepubliceerd. Een van haar adviezen is het gebruik van kunstmest te belasten om de inzet van kwalitatief hoogwaardige dierlijke mest te stimuleren. De Tweede Kamer heeft echter een onderzoek laten uitvoeren door Wageningen Economic Research (WECR) dat duidelijk stelt dat een heffing op kunstmest niet effectief is. Dat zegt Reinier Gerrits, directeur van Meststoffen Nederland.
Meststoffen Nederland is voor een optimaal gecombineerd gebruik van organische mest aangevuld met kunstmest, omdat dit significante voordelen heeft voor gewasopbrengst, kwaliteit én natuur en milieu. Onze inzet op een meer circulaire landbouw met minder verliezen hebben we vorig jaar geformuleerd in Kunstmest4.0 wat staat voor het gebruik van organische mest, aangevuld met nutriënten op maat waarvan de oorsprong ook organisch kan zijn. Kunstmest leidt in Nederland tot 9x minder ammoniak emissies dan dierlijke mest. Door gebruik te maken van het juiste product, in de juiste hoeveelheid, op het juiste moment en op de juiste plek kunnen we die emissies nog verder reduceren.
Heffing op kunstmest
De Tweede Kamer heeft in 2019 een motie aangenomen waarin het de regering verzoekt het gebruik van dierlijke mest te stimuleren door een heffing op het gebruik van kunstmeststikstof. Het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft Wageningen Economic Research gevraagd te onderzoeken welke financiële prikkels kunnen worden ingezet om het gebruik van kunstmest te ontmoedigen in het voordeel van dierlijke mest. De belangrijkste uitkomsten in het rapport van WECR (publicatie 18 mei 2020) luiden:
Om meer meststoffen (gebaseerd op dierlijke mest) met de juiste samenstelling en werking op de markt te krijgen is een financiële stimulans voor mestverwerkers volgens de onderzoekers effectiever.
Minder kunstmest voor de akkerbouw en gesloten teelten betekent minder gewasopbrengst en marginaal minder ammoniakuitstoot in Nederland en meer uitstoot per productie eenheid elders vanwege de hoge teelt efficiëntie in Nederland. Minder stikstofkunstmest voor de productie van ruwvoer betekent meer import van krachtvoer met dezelfde dier gerelateerde emissies in Nederland en een hogere koolstofvoetafdruk elders vanwege de import uit andere landen. Dit staat haaks op het streven om meer eiwit van eigen bodem te halen in de Nederlandse landbouw.
Reinier Gerrits is directeur van Meststoffen Nederland, de belangenorganisatie van de Nederlandse meststoffensector waarin producenten, importeurs en distributeurs van minerale meststoffen zijn verenigd.
Dit artikel afdrukken
Heffing op kunstmest
De Tweede Kamer heeft in 2019 een motie aangenomen waarin het de regering verzoekt het gebruik van dierlijke mest te stimuleren door een heffing op het gebruik van kunstmeststikstof. Het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft Wageningen Economic Research gevraagd te onderzoeken welke financiële prikkels kunnen worden ingezet om het gebruik van kunstmest te ontmoedigen in het voordeel van dierlijke mest. De belangrijkste uitkomsten in het rapport van WECR (publicatie 18 mei 2020) luiden:
- Een heffing op kunstmest werkt kostenverhogend voor boeren maar leidt niet tot vervanging van kunstmest door dierlijke mest
- Theoretisch (na aanpassing van de nitraat richtlijn) kan er nog 17% van het huidige stikstofkunstmestgebruik in Nederland worden vervangen door dierlijke mest
- Inzet van meer stikstof uit mest voor NL landbouw leidt tot meer kunstmestgebruik in ons omringende landen
- Het rapport houdt geen rekening met de milieubelasting van de benodigde mestverwerking
Om meer meststoffen (gebaseerd op dierlijke mest) met de juiste samenstelling en werking op de markt te krijgen is een financiële stimulans voor mestverwerkers volgens de onderzoekers effectiever.
Minder kunstmest voor de akkerbouw en gesloten teelten betekent minder gewasopbrengst en marginaal minder ammoniakuitstoot in Nederland en meer uitstoot per productie eenheid elders vanwege de hoge teelt efficiëntie in Nederland. Minder stikstofkunstmest voor de productie van ruwvoer betekent meer import van krachtvoer met dezelfde dier gerelateerde emissies in Nederland en een hogere koolstofvoetafdruk elders vanwege de import uit andere landen. Dit staat haaks op het streven om meer eiwit van eigen bodem te halen in de Nederlandse landbouw.
Reinier Gerrits is directeur van Meststoffen Nederland, de belangenorganisatie van de Nederlandse meststoffensector waarin producenten, importeurs en distributeurs van minerale meststoffen zijn verenigd.
Nog 3
Je hebt 0 van de 3 kado-artikelen gelezen.
Op 5 mei krijg je nieuwe kado-artikelen.
Op 5 mei krijg je nieuwe kado-artikelen.
Als betalend lid lees je zoveel artikelen als je wilt, én je steunt Foodlog
Lees ook
Op zich wel oke om gebruik van kunstmest af te remmen maar een simpele heffing zorgt er vooral voor dat er weer boerengeld richting staatskas stroomt.
Ik vind het fascinerend. Mest die hier meer wordt gebruikt, gaat niet meer naar de akkers ten oosten van ons land. Daar is niet meer mest, dus zal daar meer kunstmest gebruikt gaan worden. Hier zullen de rendementen omlaag gaan omdat dierlijke mest goed mikken bemoeilijkt. Wat winnen we ermee? Antwoord: we verliezen juist.
#2 Van daaruit door geredeneerd heeft de Nederlandse veehouderij dus een taak om de akkers in Duitsland vruchtbaar te houden???
Ik vind het fascinerend dat we in Nederland mest als een probleem zien terwijl er op wereldschaal een enorme behoefte aan is.
En als je van daaruit doorredeneert is het best raar dat we in deze vruchtbare overbevolkte hoek van Europa koste wat het kost proberen arme natuur in de benen te krijgen/houden die je een paar honderd km verderop met 2 vingers in je neus kunt realiseren.
Een belasting op kunstmest wordt vaak gerechtvaardigd vanuit de gedachte dat het idioot is kunstmest te gebruiken als er een overschot is aan dierlijke mest. Ik concludeer dat die gedachte voort vloeit uit gebrek aan kennis bij de aanhangers daarvan.
De verhouding van N en P in de mest + urine van rundvee komt nagenoeg overeen met de behoeften van gewassen. Het probleem is dat van de N een deel verdwijnt voor de plant erover kan beschikken, als schadelijke of onschadelijke gasvormige verliezen of als uitspoeling. Het verlies van P is minimaal omdat het niet vervluchtigt en vrijwel niet uitspoelt. Als een boer zijn gewas voldoende wil voeden met N uit dierlijke mest zal de P-gift te hoog zijn, de bodem op termijn met P verzadigd raken en P weglekken. Bij de nu verplichte P-evenwichtbemesting, waarbij de P-bemesting in evenwicht is met de P-opbrengst van het gewas heeft het gewas een tekort aan N. In Nederland wordt nauwelijks meer P-kunstmest gebruikt; de P-bemesting gebeurt met dierlijke mest. Vlinderbloemige gewassen kunnen het N-tekort zelf aanvullen, maar de andere gewassen niet. De N-depositie is onvoldoende om het gat te dichten, daarvoor is kunstmest nodig. Als je die niet (voldoende) geeft zakt ook de P-opname. De P-bemesting moet in de jaren daarna dan afnemen, om evenwicht te houden tussen bemesting en opname, waardoor nog minder N voor het gewas beschikbaar komt. We komen dan in een neergaande spiraal terecht.
Door in het rantsoen de verhouding tussen N en P aan te passen kan het N-gat worden vernauwd, maar de mogelijkheden zijn beperkt.
Je kunt het P-gehalte van de mest verlagen, door mestbewerking, waardoor de mest gescheiden wordt in een relatief N-rijk deel en een relatief P-rijk deel. Dat laatste wordt dan geëxporteerd, met als consequentie dat de ontvanger extra N-kunstmest moet gaan gebruiken om aan de behoeften van zijn gewas te voldoen. Het probleem is verplaatst.
Een heffing op kunstmest is best logisch:
- het zal landbouwpraktijken aanmoedigen om stikstofverliezen te voorkomen (bijv. groenbemesters, en op het meest optimale moment bemesten).
- het zal het gebruik van vlinderbloemige voor stikstofbinding stimuleren bijv. door meer klaver in grasland.
- het zal het meest efficiente gebruik van dierlijke mest bevorderen, bijv. door water aan drijfmest toe te voegen.
- het zal afzet en gebruik van dierlijke mest bevorderen, niet alle gronden worden (volledig) met dierlijke mest bemest nu.
Ik vraag me wel af waarom het laatste punt het belangrijkste doel zou zijn?