Onder boeren en voerexperts wekt de nieuwe maatregel grote verbazing omdat de maatregel niet zal bijdragen aan minder stikstofemissies en het probleem eerder groter en zeker niet kleiner maakt. Daarnaast leidt de aanpak tot een toename van het aandeel gemengd krachtvoer op melkveebedrijven, zodat melkveehouders afhankelijker worden van de mengvoerindustrie en daardoor hun kostprijs stijgt terwijl de melkprijs de komende jaren zeer waarschijnlijk zal dalen. Geen wonder dat de maatregel tot veel ergernis onder melkveehouders leidt.

Waar gaat het over?
Het rantsoen van melkkoeien bevat eiwit en eiwit bevat stikstof. Een deel van dit eiwit wordt door de koe omgezet in groei en melk en zodoende benut. Een ander deel blijft onbenut en verlaat de koe als urine en vaste mest. In de praktijk ligt de benutting van eiwit in de melkveehouderij rond de 30%.

Er is een sterk verband tussen mate waarin het eiwit nuttig wordt gebruikt - melk wordt - en het eiwitgehalte van het rantsoen dat de koe eet. Daarbij geldt dat hogere eiwitgehaltes in het rantsoen gemiddeld tot een lager rendement van dat eiwit leiden. Algemene regels voor het eiwitniveau van het rantsoen zijn echter moeilijk vast te stellen, omdat de eiwitbehoefte sterk afhankelijk is van het type rantsoen. Zo hoeven rantsoenen die voor een groot deel uit snijmais bestaan over het algemeen niet meer dan 15,5% ruw eiwit te bevatten terwijl het ruw eiwitgehalte van grasrijkere rantsoenen vaak boven de 16% moet liggen. Beleid dat teelt van snijmais stimuleert en teelt van blijvend grasland vermindert heeft echter nadelen en leidt niet tot het beoogde doel. De uitspoeling van nitraat naar het bodemwater, een andere vorm van stikstofverlies die op dit moment minder aandacht krijgt maar niet minder relevant is dan stikstofverlies in de vorm van ammoniakvervluchtiging, is namelijk fors lager in percelen met blijvend grasland dan in maïspercelen. Daarnaast neemt het organischestofgehalte van blijvend grasland toe, waardoor deze een positieve CO2 balans hebben terwijl maïspercelen over het algemeen netto organischestof verliezen.

Melkveehouders zijn gebaat bij een zo hoog mogelijk rendement van eiwit en stikstof op hun bedrijven, omdat de teelt en aankoop ervan kostbaar zijn. Geen melkveehouder zal daarom bewust het verlies van eiwit tolereren. Daar komt nog eens bij dat de reeds bestaande mestwetgeving een optimale benutting van eiwit al lang stimuleert.

De maatregel vergroot het gebruik van eiwit
Melkveehouders stellen veelal zelf het rantsoen van hun koeien samen door verschillende combinaties van krachtvoergrondstoffen en ruwvoeders. Op deze rantsoensamenstelling, die van bedrijf tot bedrijf verschilt, heeft de nieuwe maatregel geen enkele invloed en daardoor zal hij niet bijdragen aan verlaging van de stikstofuitstoot van de melkveehouderij. Wel zal hij dwingen tot een hoger verbruik van gemengd krachtvoer en tot grote nadelen op bedrijven die afhankelijk zijn van gras. Daarnaast verwachten wij dat het gemiddelde eiwitniveau van de rantsoenen zal stijgen door deze maatregel.

De combinatie van hoger krachtvoerverbruik en een hoger verbruik van gemengd krachtvoer verhoogt de kosten van de melkproductie bij een lagere eiwitbenutting. De maatregel heeft dus een averechts effect omdat hij geen invloed heeft op het eiwitgehalte van het rantsoen van de melkkoeien
We lichten deze drie nadelen toe met drie voorbeelden.

  1. Het rantsoen van melkkoeien bestaat voornamelijk uit ruwvoer, aangevuld met krachtvoer. De meeste koeien in ons land worden gevoerd met rantsoen dat in een mengvoerwagen met weeginrichting wordt samengesteld op het boerenerf. De veehouder laadt de verschillende componenten van het ruwvoer nauwkeurig en mengt ze in de voermengwagen. De veehouder kan zelf enkelvoudige krachtvoeders inkopen en mengen. Dat is aantrekkelijk omdat het goedkoper is dan kant-en-klaar mengvoer inkopen. Daarnaast heeft hij op deze manier de mogelijkheid om het rantsoen snel aan te passen als dat nodig is. 
De nieuwe maatregel dwingt echter tot een beperking van de inzet van enkelvoudige krachtvoeders op de vele bedrijven omdat melkveehouders het gemiddelde eiwitniveau van het aangekochte krachtvoer onder een bepaald niveau moeten zien te houden.

    Krachtvoersoorten kunnen grofweg worden opgedeeld in energierijk en eiwitrijk krachtvoer. Voorbeelden van energierijke krachtvoersoorten zijn granen en, op dit moment zeer relevant, aardappels. Voorbeelden van eiwitrijke krachtvoeders zijn sojaschroot en koolzaadschroot. Een melkveehouder die zelf graan verbouwt, of graan uit de omgeving koopt, of op dit moment aardappelen aankoopt, koopt daarnaast meestal een kleine hoeveelheid eiwitrijk krachtvoer in, bijvoorbeeld koolzaadschroot. Met de nieuwe maatregel moet de koolzaadschroot één op drie worden verdund met een eiwitarmere grondstof om onder de maximale eiwitnorm voor aangevoerd krachtvoer te blijven, en dit gebeurt in een mengvoerfabriek. Om dezelfde hoeveelheid eiwit aan zijn koeien te voeren zal de veehouder dus drie maal zoveel van dit mengsel moeten voeren waardoor er veel minder ruimte over in zijn rantsoen overblijft voor inzet van graan of aardappelen. Door deze maatregel zal deze melkveehouder dus afhankelijker worden van de mengvoerindustrie en kan hij minder graan of aardappelen inzetten. Dit zal per direct leiden tot een kostenstijging omdat mengvoer duurder is dan losse grondstoffen. De door de minister expliciet uitgesproken verwachting dat de nieuwe regeling waarschijnlijk niet tot hogere kosten zal leiden, is wat ons betreft dan ook onterecht.

  2. Boeren die gras voeren aan hun dieren, ondervinden grote nadelen van deze maatregel. Gras kan voorzien in een aanzienlijk deel van de eiwitbehoefte van de koeien. Echter, grasgroei is een natuurlijk proces, dat niet volledig voorspeld kan worden. Vooral tijdens de weideperiode moet een melkveehouder snel kunnen bijsturen door eiwitten aan te vullen via krachtvoer in het rantsoen. Soms moet hij plotseling minder eiwit voeren, soms plotseling meer. Dit betekent dat een maximum aan eiwit in het krachtvoer er toe leidt dat een weidende melkveehouder een mogelijkheid verliest om het eiwitgehalte van zijn rantsoen snel en accuraat bij te sturen. Omdat een juiste eiwitvoorziening belangrijk is voor productie en gezondheid van koeien leidt deze maatregel ertoe dat weidende melkveehouders ervoor zullen kiezen om structureel meer eiwit te voeren aan hun koeien. Wij verwachten daarom dat de maatregel juist tot een toename van het gemiddelde eiwitgehalte in rantsoenen zal leiden en daardoor tot hogere stikstofverliezen. Daarnaast valt te verwachten dat hij weidegang zal afremmen.

  3. Droogstaande koeien geven geen melk, maar moeten wel goed gevoerd worden. Het zijn immers hoogdrachtige dieren. Omdat ze geen melk geven, krijgen ze in het algemeen minder krachtvoer dan melkkoeien. In sommige gevallen is het echter wel nodig om het eiwitgehalte van het rantsoen van droge koeien aan te vullen met eiwit. Bij de bepaling van een maximum aandeel van eiwit in het krachtvoer zal dus gemiddeld meer eiwitrijk krachtvoer gevoerd worden aan droogstaande koeien, zodat de totale aanvoer van krachtvoer van buiten het melkveebedrijf stijgt. Diezelfde logica kan overigens ook opgaan voor rantsoenen van melkgevende koeien. Het mag duidelijk zijn, dat dit niet de bedoeling van de wetgever kan zijn.


Conclusies
Wanneer het eiwitaandeel in het krachtvoer is gemaximeerd, zullen boeren soms meer krachtvoer moeten voeren om te voldoen aan de eiwitbehoefte van hun koeien. Ook zal de maatregel leiden tot een hoger verbruik van gemengd krachtvoer en een lager verbruik van ongemengd krachtvoer. De combinatie van hoger krachtvoerverbruik en een hoger verbruik van gemengd krachtvoer verhoogt de kosten van de melkproductie bij een lagere eiwitbenutting. De maatregel heeft dus een averechts effect omdat hij geen invloed heeft op het eiwitgehalte van het rantsoen van de melkkoeien.

Ons het een raadsel waarom de minister niet heeft gekozen voor gebruik van de bestaande regelgeving (BEX, eventueel aangevuld met kringloopwijzer). Daarmee kan het nuttig en rendabel gebruik van stikstof op het melkveebedrijf worden gestimuleerd. Als de bestaande regelgeving kennelijk niet effectief genoeg is, waarom kon die dan niet worden aangescherpt? Nu is zonder enige begrijpelijke toelichting gekozen voor een nieuwe maatregel die op geen enkele manier het rendement verbetert, de boer afhankelijker maakt van dure toeleveranciers en die alleen kan leiden tot een verhoging van het krachtvoergebruik.

We hopen dat de minister en haar ambtenaren tijdig op deze dwaling terug zullen komen. Het doel van aanvullende, aangescherpte of nieuwe regelgeving moet die stikstofemissies terugdringen door nuttig gebruik van eiwit op melkveehouderijbedrijven. De maatregel heeft geen enkel nuttig effect en drijft melkveehouders en beleidsmakers verder uit elkaar.
Dit artikel afdrukken