Opiniepeiler en sociaal-geograaf Maurice de Hond heeft een interessante theorie over de relatie tussen de luchtvochtigheid en de effectiviteit waarmee het virus overspringt van de een op de ander. Hij zag dat er in gebieden waar de lucht zeer droog was (Wuhan, Lombardije, Nederland, Seattle), aanzienlijk meer besmettingen waren dan in delen van de wereld waar de lucht meer waterdamp bevat.

Weinigzeggend
Nu is al langer bekend dat virussen bij droger weer beter gedijen. Dat is één van de redenen waarom griepepidemieën ’s winters voorkomen. Maar ook in (zeer) vochtige streken doet het SARS-CoV-2 virus zijn werk, misschien iets minder ijverig. En dit virus heeft al laten zien een paar eigenaardigheden te hebben, die niet algemeen zijn voor dit soort ziekmakers.

Wellicht dat vergelijkingen met eerdere pandemieën om die reden weinigzeggend zijn. En of De Honds theorie nu klopt of niet, veel helpt het niet in de bestrijding. Massale emigratie naar het veilige regenwoud zit er niet in. Maar een paar warme voorjaarsbuitjes zijn welkom om de theorie te testen.

Zonnebaden
Ten tijde van de Spaanse griep, in 1918, tastten de medici en andere deskundigen nog meer in het duister. Maar waarnemingen van het verloop van besmettingen en van de ziekte waren ook toen zeer instructief. In een artikel op het ‘open platform’ Medium trekt de onderzoeker Richard Hobday een aantal lessen uit de ‘1918 Influenza Pandemic’. “Frisse lucht, zonlicht en geïmproviseerde gezichtsmaskers leken een eeuw geleden te werken en ze zouden ons nu ook kunnen helpen,” schrijft Hobday.

Hobday publiceerde in 2000 het boek The healing sun: Sunlight and health in the 21st century, waarin hij de geneeskrachtige werking van zonnebaden beschreef. Iets te enthousiast, volgens een dermatoloog die het boek besprak in een vakblad. Niettemin: de afhankelijkheidsrelatie van de mens en de zon is complex, dat is in de eeuw na de Spaanse griep alleen maar duidelijker geworden.

Er zat volgens sommigen ‘iets’ in frisse lucht waardoor het een natuurlijk desinfectiemiddel is
Wegwaaien
Hobday vertelt in Medium dat grieppatiënten beter herstelden als ze buiten werden gelegd, in de frisse lucht en het zonlicht. Hij schrijft dit toe aan de volgens hem aangetoonde kiemdodende werking van frisse lucht en zonlicht. Artsen legden zelfs patiënten met grote wonden in de zon, ervan overtuigd dat die daardoor sneller zouden genezen. Er zat volgens sommigen ‘iets’ in frisse lucht waardoor het een natuurlijk desinfectiemiddel is.

Een eenvoudige verklaring nu zou zijn dat de pathogenen in de buitenlucht wegwaaien, terwijl ze in een gesloten ruimte blijven hangen. Hobday gaat niet voorbij aan dergelijke ongezonde omstandigheden in slecht geventileerde ziekenbarakken en lazaretten waar de influenzalijders hutjemutje lagen.

Verrassend is te lezen hoe groot de kennis van hygiëne, besmettingsgevaar en verspreiding van ziekteverwekkers was in die tijd, toen virussen, vitaminen, antibiotica en andere essentiële medische zaken nog ontdekt moesten worden. De oplettende lezer vraagt zich op dit punt misschien af waar hij blijft: vitamine D. Nog even geduld.

De Toverberg
Openluchttherapie is tot in de jaren vijftig van de vorige eeuw een beproefde aanpak gebleken in de strijd tegen infectieziektes, niet alleen tuberculose, ook tal van andere luchtwegaandoeningen. Kinderen kregen les in openluchtscholen, waar de ramen tegen elkaar open stonden, zoals die in de Amsterdamse Cliostraat, een prachtgebouw van architect Jan Duiker uit 1930. Nu we allemaal De Pest van Camus uit hebben en nog minstens een maand binnen moeten blijven, kunnen we De Toverberg van Thomas Mann ter hand nemen, waarin de jonge Duitser Hans Castorp zijn neef Joachim bezoekt in het sanatorium op de berg uit de titel. Toen er nog geen tbc-vaccin was, was frisse lucht ongeveer het enige medicijn.

Laat u niet ontmoedigen door het feit dat Hans een bezoek van drie weken had gepland, maar pas na zeven jaar weer de berg afdaalt. Zolang gaat de coronacrisis niet duren, vermoedelijk.

Blote huid
Frisse lucht en voldoende vitamine D natuurlijk, daar is-ie dan. De belangrijkste en bewezen factor in de relatie van de mens met de zon is – afgezien van het dag-nacht ritme – de aanmaak van vitamine D in de blote huid. Vitamine D is eigenlijk geen vitamine zoals andere vitaminen dat zijn, die vaak een antioxidatieve functie hebben. Biochemisch gezien is de actieve vorm van vitamine D in het lichaam een hormoon. Vitamine D wordt onder invloed van zonlicht aangemaakt in de huid en doorloopt een aantal stappen voordat het actief wordt.

De aanmaak van vitamine D is een heel effectief systeem en wie ’s zomers voldoende zonlicht vangt, hoeft zich misschien alleen in de winter zorgen te maken. Algemeen wordt aanbevolen goed op te letten of je voldoende vitamine D aanmaakt dan wel binnenkrijgt via de voeding of supplementen. Vitamine D-pilletjes zijn goedkoop en werken goed. Het gevaar van een teveel aan vitamine D ligt niet snel op de loer.

Twistpunt
Het bewijs neemt toe dat het een cruciale rol speelt in wel 10% van alle processen in het lichaam. Naar schatting de helft van de wereldbevolking heeft te weinig vitamine D in het lichaam. Dat maakt vitamine D-gebrek een ernstig onderschat probleem, niet alleen voor ouderen of mensen met een donkere huid. Te weinig vitamine D beïnvloedt onder meer de werking van het immuunsysteem, meer vitamine D dan nodig is verbetert de afweer echter niet. Maar wat is optimaal? Dat is het belangrijkste twistpunt in het groeiende dossier over vitamine D. Duidelijk is wel dat het per persoon verschilt.

De duizenden onderzoeken naar vitamine D laten een verschillend beeld zien. Die onderzoeken lopen in opzet, methode, omvang en nauwkeurigheid zeer uiteen. Alleen dat al maakt het lastig ze te vergelijken. Daarbij komt nog dat het ondoenlijk is om het effect op de gezondheid van één geïsoleerd stofje vast te stellen. Dat is een probleem dat het hele voedingskundige onderzoek ernstig bemoeilijkt.

Opmerkelijk is dat epidemiologische studies, op basis van statistieken en grote bevolkingsgroepen, vaak een duidelijk gunstig effect van vitamine D-suppletie laten zien. Klinische studies daarentegen niet of niet duidelijk
Normwaarde
Opmerkelijk is dat epidemiologische studies, op basis van statistieken en grote bevolkingsgroepen, vaak een duidelijk gunstig effect van vitamine D-suppletie laten zien. Klinische studies daarentegen niet of niet duidelijk. Ook is het moeilijk een normwaarde te bepalen. In de praktijk is er een breed grijs gebied, een ruime marge tussen lage, optimale en hoge waarden en de bijbehorende symptomen bij de onderzochte personen. Sommigen kunnen met heel weinig toe, anderen, zoals dikke mensen, hebben meer nodig. Dat heeft er onder meer mee te maken dat vitamine D oplosbaar is in vet en er dus veel ‘verdwijnt’ in het lichaamsvet. Ook is plausibel dat obesitas meer inflammatie veroorzaakt, wat ook een aanslag doet op de vitamine D-voorraad.

In 2017 verscheen in het Britse medische vakblad BMJ een meta-analyse van 25 klinische onderzoeken, waaronder RCT’s, over de relatie van vitamine D en het voorkómen van acute luchtweginfecties. Dat zijn aandoeningen van de luchtwegen, van neusverkoudheid tot longontsteking, door een bacteriële of virale infectie. Dit literatuuronderzoek door medewerkers van over de gehele wereld had als belangrijkste uitkomst dat dagelijkse of wekelijkse suppletie van vitamine D bij mensen met een aangetoond vitamine D-tekort de kans op zo’n infectie significant vermindert.

Heterogeniteit
De kritiek die op het onderzoek geleverd werd, ook afgedrukt in BMJ, was vooral gericht op de grote heterogeniteit van de uitkomsten van de diverse geanalyseerde onderzoeken. Die zou niet de eenduidige conclusie rechtvaardigen die de onderzoekers trekken. Maar over de vermeende (meervoudige) werking van vitamine D bij het ondersteunen van de afweer bestaat geen verschil van mening.

De snellere genezing van buitenluchtpatiënten die de artsen honderd jaar geleden zagen, zou heel goed toe te schrijven zijn geweest aan het vitamine D-gebrek van de anderen die nog in het lazaret lagen
Een betrouwbare, hoewel licht bevooroordeelde bron van informatie over vitamine D is The Vitamin D Society, met zeer veel wetenschappelijke referenties. Deze quote van de site vat de stand van de vitamine D-kennis goed samen: “Er zijn veel idiote claims over wonderbaarlijke genezingen die rondgaan, maar de wetenschap ondersteunt de mogelijkheid - hoewel niet het bewijs - dat vitamine D het immuunsysteem kan versterken, met name van mensen met een laag vitamine D-gehalte.”

De snellere genezing van buitenluchtpatiënten die de artsen honderd jaar geleden zagen, zou heel goed toe te schrijven zijn geweest aan het vitamine D-gebrek van de anderen die nog in het lazaret lagen. Door het zonlicht nam de vitamine D-hoeveelheid bij hen al na enkele dagen toe tot een gezonder niveau.

Lentezon
Met de komst van de lente is de kans om voldoende vitamine D uit zonlicht te halen toegenomen, maar het ophokken waar Nederland zich zo goed aan houdt, maakt dat weer lastig. Verjaagt de lentezon het virus? Nee, dat zou te mooi zijn. In een artikel in de Los Angeles Times komt een aantal deskundigen aan het woord over het fenomeen dat virussen, ook coronavirussen die verkoudheid veroorzaken, meestal verdwijnen als de lente aanbreekt.

“Maar we weten niet wat dit virus gaat doen,” zegt Anthony Fauci, directeur van het National Institute of Allergy and Infectious Diseases. Hij is vanwege zijn eminentie en leidende rol in de coronabestrijding in de Verenigde Staten de enige persoon die de president niet durft tegen te spreken. Alleen op Antarctica zijn geen besmettingen vastgesteld en op het zuidelijk halfrond, waar het virus ook overal woedt, is het juist herfst geworden. We moeten maar afwachten en zien wat het virus gaat doen, is de algehele teneur onder de experts. Het is in ieder geval een mythe dat het SARS-virus verdween toen het weer warmer werd. “Het verdween door zeer intensieve ingrepen in de bescherming van de volksgezondheid,” aldus een expert. Het zal nu niet anders zijn.

Stuk Huib Stam
Fotocredits: Medium (National Archives)
Dit artikel afdrukken