Volgens hen past fytoplankton zich heel gemakkelijk aan, aan de nieuwe, warmere omstandigheden. In de aanloop naar 2100 zou daarom de hoeveelheid vrij in het water zwevend, microscopisch klein plantaardig materiaal toe- in plaats van afnemen.

Fytoplankton doet het prima in warm water net onder het wateroppervlak. De organismen halen hun voedingsstoffen uit het koudere, dieper gelegen water uit de oceaan doordat de verschillende lagen met elkaar mengen. Als de oceanen opwarmen, wordt het verschil in soortelijke massa van water tussen de bovenste en de onderste laag groter. De onderste laag wordt zwaarder en de bovenste laag wordt lichter. Daarom vermengen de lagen minder makkelijk. Dat betekent volgens het inmiddels gangbare denken dat ook dat fytoplankton minder makkelijk aan voedingsstoffen kan komen en langzaam zal verdwijnen.

De onderzoekers ontdekten aan de hand van een rekenmodel dat fytoplanktonpopulaties tegen het einde van de 21e eeuw mogelijk met 10-20% zullen groeien in wateren op lage breedtegraden. Adam Martiny, eerste auteur en professor oceanografie, zegt op ScienceDaily dat deze studie bewijs levert voor de diversiteit en het aanpassingsvermogen van fytoplankton. Het nieuwe rekenmodel herstelt een fout die volgens Martiny in de gebruikelijke modellen zit. Daarin wordt de gemeten hoeveelheid chlorofyl - de groene stof waarmee planten licht in materie omzetten - in plankton meegenomen. Omdat echter fytoplankton in warme wateren weinig chlorofyl nodig heeft om te kunnen groeien, zou sprake zijn van een onderschatting van de hoeveelheid plankton in de gebruikelijke modellen.
Dit artikel afdrukken