We willen naar een andere vorm van landbouw. Minister van landbouw, Carola Schouten, geeft het op diverse plaatsen aan: “Het roer moet radicaal om”. Het paradigma van ‘meer voor minder’ lijkt ten einde vanwege de negatieve, indirecte effecten. Boeren wordt daarom op dit moment gevraagd te veranderen en te investeren voor grotendeels maatschappelijke doeleinden. Veel boeren voelen zich echter onbegrepen. Beleidsmakers en landbouwvoorlichters focussen op wat er technisch en economisch mogelijk is, maar hebben vaak weinig oog voor sociale kwesties. Om echt samen te kunnen werken, moeten we boeren beter snappen.

In dit artikel presenteren we de 10 belangrijkste sociale principes, waar beleidsmakers en mede-landschapsbeheerders, en eigenlijk iedereen die een mening over heeft over de sector, van op de hoogte moet zijn. De principes zijn geïnspireerd op een artikel van professor Frank Vanclay1. Vanclay's sociale principes, 16 jaar geleden ontwikkeld in een Australische context, blijken nog fier overeind te staan.

Voor deze opinie vulde Nikkels zijn promotie-onderzoek verder aan met de praktische kennis van bodemvoorlichter Everhard van Essen en de 30 jaar ervaring van Foppe Nijboer, melkveehouder in Friesland. Zo komen we tot de 10 belangrijkste sociale principes:

  1. Boer zijn is een levenswijze. Je bènt boer. Het wordt vaak niet gezien als enkel een beroep maar als een identiteit, die veel dieper gaat dan de meeste beroepen. Boeren voelen zich zeer verbonden met hun bedrijf en omgeving. Bewustwording dat boer- zijn onderdeel is van een identiteit, en de boer daarmee geneigd kan zijn naar het behouden van het bekende, helpt bij het zoeken en sturen richting duurzame landbouw.

  2. Boeren zijn niet uniform. De boerengemeenschap is verre van homogeen. Een representatieve boer of boerenbedrijf bestaat niet. Deze diversiteit zit in allerlei variabelen: bedrijfstype, grootte, grondgebonden of niet grondgebonden, biologisch of niet biologisch maar ook in bijvoorbeeld, leeftijd, geslacht, schuldenlast, inkomen, opleidingsniveau, wereldbeeld en normen en waardes. Er bestaat geen eenduidig probleem, geen eenduidige oplossing en dus ook geen eenduidige strategie.

  3. Verandering is een sociaal-cultureel proces. Boeren leren met en van elkaar maar ook naaste familie en omgeving spelen een belangrijke rol bij veranderingen en investeringsbeslissingen. Veranderen en investeren is een bewuste beslissing, die wordt genomen in een brede sociale context. Wanneer erfbetreders en buren een mening hebben over hun bedrijf, heeft dat voor veel boeren invloed op hun investeringsbeslissingen en handelen. In plaats van kennis te verkondigen vanuit ministeries en universiteiten en daarmee verandering willen faciliteren, moeten we er ons van bewust zijn dat verandering een complex sociaal proces is.

  4. Het ‘juiste’ doen is een belangrijke factor. Veel boeren worden geleid door wat zij zien als ‘juist’. Omdat wat juist is, verandert met de tijd en beïnvloed wordt door hun directe omgeving, blijft begrip van het ‘juiste” een voortdurende zoektocht waarbij verschillen kunnen ontstaan tussen stad en platteland. Wat juist is, kan niet als eenduidig en absoluut worden gezien. Door het beter snappen van normen en waarden, beweegredenen en persoonlijke perspectieven wordt het onderling begrip tussen stad en platteland vergroot, wat samenwerking ten goede komt.

  5. Korte termijn winst is niet de belangrijkste beweegreden. Verandering vindt alleen plaats als er een handelingsperspectief wordt gezien. Hierbij worden boeren, anders dan veel economen (nog steeds) denken, niet alleen gedreven door korte termijn winstmaximalisatie. Boeren willen een redelijk inkomen, voor een redelijke hoeveelheid werk met een redelijk risico. Wat ‘redelijk’ is verschilt per persoon. De meeste boeren investeren in de lange termijn omdat ze hun bedrijf graag willen overdragen aan de volgende generatie. Het is moeilijk om groen te doen als je rood staat. Ondanks dat korte termijn winst vaak niet de voornaamste beweegreden is, hebben duurzame keuzes wel een economische dimensie. Een investering zonder korte termijn rendement kan wel degelijk een grote drempel zijn.

  6. Boeren hebben legitieme redenen om niet (als eerste) te investeren. De redenen voor boeren om niet te investeren in een duurzame aanpassing als een model zegt dat de investering het ‘waard is’ zijn vaak legitiem. Het kan zijn dat het risico te hoog is, dat het te complex is, of dat de aanpassing niet strookt met persoonlijke of bedrijfsdoelen. Daarnaast kan het zijn dat de bedrijfssituatie anders is dan op de testlocatie of dat het niet past in bedrijfsprocessen. Bijkomende aanpassingskosten worden vaak niet in het model meegenomen. Uitdiepen waaròm boeren (niet) investeren, verschaft inzichten in persoonlijke perspectieven en beweegredenen. Door deze inzichten kunnen beleid en beleidsinstrumenten worden verbeterd.

  7. Beleid en maatschappelijke waarden hebben grote invloed gehad op de huidige vorm van landbouw. Beleid, zowel nationaal als Europees, is er lange tijd op gericht geweest om de agrarische sector in de ‘productiehoek’ te drukken. Voorlichting was gericht op kunstmestgebruik, beleid was gericht op schaalvergroting en (verplichte) ruilverkaveling moest er voor zorgen dat er zo efficiënt mogelijk met landbouwgrond werd omgesprongen. De positie waarin veel boeren zich nu bevinden is maar deels eigen keuze; jarenlang beleid heeft de sector een bepaalde kant op gestuurd en door lange termijn investeringen zitten veel boeren ‘vast’. Dat deze vorm van landbouw niet meer gewild is, betekent niet dat we nu vanaf nul beginnen.

  8. De kennis en vaardigheden van boeren kunnen het beleid verbeteren. Top-down voorlichting is ouderwets en ongepast. In Nederland was het landbouwbeleid van na de Tweede Wereld oorlog gericht op het verhogen van de productie. Dit beleid werd verkondigd aan agrariërs door voorlichters en andere erfbetreders. Agrariërs werd ‘kennis’ bijgebracht om beleid uit te voeren. De kennis van boeren werd lange tijd gemarginaliseerd en genegeerd. Boeren hebben echter hun eigen ‘kennis’. De kennis van boeren is relevant voor andere boeren en voor beleidsmakers. Waarom maken buren verschillende keuzes? Het uitwisselen van kennis tussen boeren onderling en tussen boeren en beleidsmakers verloopt nu stroef en het blijkt moeilijk om verschillen in visie te overbruggen.

  9. De houding van boeren is/was niet het probleem. In 2018, tijdens het grootschaligste onderzoek onder Nederlandse agrariërs ooit, gaven boeren aan best te willen veranderen en vergroenen (Staat van de Boer, Trouw2). Daarbij wilde driekwart samenwerken met kritische groene organisaties en medelandsbeheerders. Het probleem leek dus niet dat agrariërs de verkeerde houding hebben, maar dat er vooral verschillen van inzicht zijn over hoe een boerderij te runnen, en wat duurzaam boeren inhoudt. Ondertussen blijkt uit Staat van de Boer 2, in 2019 3, dat veel (jonge) boeren nu in opstand-modus zitten, waarin 73% zelfs ontkent dat er een probleem is met stikstof.

  10. Boeren willen zich gewaardeerd voelen. Van boeren worden nu grote veranderingen en investeringen gevraagd. Boeren als hoeders van ons landschap en als waterbeheerders. Veel boeren zijn bereid om deze (nieuwe) taken op zich te nemen maar dan moeten ze zich wel gewaardeerd en gezien voelen door de samenleving. Naast interesse in boeren als mensen en het platteland in het algemeen, is een vorm van cofinanciering belangrijk omdat het laat ziet dat de samenleving bereid is te betalen voor een verandering die zij graag wil.


Kortom, we moeten samen leren om samen beter te beheren richting een maatschappelijk gewenste vorm van duurzame landbouw. Duurzame landbouw heeft meer nodig dan nieuwe ideeën, technologieën en werkwijzen. Het heeft boeren, beleidsmakers, ketenpartners maar ook consumenten nodig die van en met elkaar kunnen en willen leren.

Boeren beter begrijpen vanuit een sociaal perspectief draagt bij aan de transitie naar duurzame landbouw.

Melle Nikkels schreef dit artikel in samenwerking met Frank Vanclay (inmiddels hoogleraar in Groningen), Everhard van Essen, senior adviseur bij Aequator Groen & Ruimte (ontstaan uit Dienst Landbouw Voorlichting) en Foppe Nijboer, melkveehouder in Friesland. Het doel is om bij te dragen aan de dialoog tussen boeren, landschapsbeheerders, beleidsmakers en eigenlijk iedereen die een mening over heeft over de sector.

Referenties
1. Vanclay, F. 2004. Social principles for agricultural extension to assist in the promotion of natural resource management. Australian Journal of Experimental Agriculture, 213-222.
2. De Staat van de boer, Trouw
3. De Staat van de boer 2, Trouw
Dit artikel afdrukken