Stop de persen! Het laatste nieuws komt van het Monell Chemical Senses Center in Philadelphia: “Onze resultaten ondersteunen niet de hypothese dat zout de consumptie verhoogt van suikerhoudende dranken, hetgeen leidt tot overgewicht.”

Dat is tegelijk mooi nieuws, slecht nieuws, goed nieuws en geen nieuws. Geen nieuws omdat het onderzoek kennelijk niets heeft opgeleverd. En wel hierom, vermoedelijk: “Het eenvoudige muismodel dat hier wordt gebruikt, zou geen geschikte test kunnen zijn voor deze hypothese.” Niets gevonden bij de versimpelde muizen, dat is inderdaad weinig opzienbarend en irrelevant voor de mens.

Onderzoekshypothese
Goed nieuws omdat er toch de suggestie van uitgaat dat zout niet de dorst naar frisdrank verhoogt, wat je misschien ook wel zou denken. Zo gek is het niet om op basis van dat vermoeden een onderzoekshypothese te formuleren. Alle reden om het nog eens te proberen. Suggestie: met mensen.

Slecht nieuws lijkt het vooral voor de onderzoekers. Al dat werk en geld verprutst. Niets gevonden, een null finding, om chagrijnig van te worden en je scoort er niet best mee bij collega’s, in de pers en bij het publiek. Beter was het geweest als in een geavanceerd en geschikt muismodel was gevonden dat zoutconsumptie de trek in frisdrank flink verhoogt, hetgeen direct tot obesitas zou leiden. Maar niet dus.

Mooi nieuws is het wel. Publicaties van uitkomsten die hypotheses niet bevestigen of ontkrachten zijn in principe even waardevol als die dat wel doen. Maar naar dergelijke publicaties moet je met een lantaarntje zoeken in de vloed aan wetenschappelijke literatuur.

Publicaties van uitkomsten die hypotheses niet bevestigen of ontkrachten zijn in principe even waardevol als die dat wel doen
Nieuwsbrief
Eerder schreef ik over de wekelijkse nieuwsbrief van Obesity and Energetics Offerings, een gratis service van de obesitas-onderzoekscentra van de Indiana University en de University of Alabama. Eén van de vaste rubrieken heet ‘Contrary or Null Findings’, met vermeldingen van studies en onderzoeken die niet of zelfs het tegendeel hebben opgeleverd van wat verwacht werd op grond van de onderzoekshypotheses.

Sommige studieonderwerpen zijn berucht, zoals de tomaat. Die bevat de carotenoïde lycopeen, dat is de stof die de tomaat rood kleurt. Aan lycopeen worden - zoals aan meer geïsoleerde bioactieve stoffen uit planten - geneeskrachtige eigenschappen toegeschreven. Omdat de tomaat zo immens populair is wereldwijd, is ook de onderzoeksliteratuur naar de effecten op de gezondheid van lycopeen zeer omvangrijk. Lycopeen is ook een (toegestaan) kleurstofje van soep en is in potjes bij de drogist verkrijgbaar.

Lycopeen
Door de sterk antioxidatieve werking zou lycopeen prostaatkanker voorkomen en afremmen. Die hypothese is nog altijd wijdverbreid. Niettemin werd het al in 2002 en nogmaals in 2007 ontkracht: het is niet aangetoond dat het eten van tomaten helpt tegen het krijgen van prostaatkanker. Maar tomaten blijven de belangstelling houden van onderzoekers, vooral omdat ze een belangrijk ingrediënt zijn in het populaire mediterrane dieet.

Terug naar de recente null findings. ‘The effect of tomato on weight, body mass index, blood pressure and inflammatory factors: A systematic review and dose-response meta-analysis of randomized controlled trials’ is de titel van een onderzoeksverslag, gepubliceerd in de Journal of King Saud University. De (Chinese) onderzoekers speurden de beschikbare literatuur af met de vragen uit de titel: wat doen tomaten tegen overgewicht, hoge bloeddruk en inflammatie. Twee markers van inflammatie (IL-6 en CRP) werden duidelijk beïnvloed door tomatenconsumptie. Maar op lichaamsgewicht en bloeddruk hadden tomaten - en dus ook het lycopeen daarin - geen invloed.

Veel groente eten heeft kortom geen remmende werking op de verslechtering van prostaatkanker.
Broccoli
Groenten in het algemeen staan in de belangstelling van het oncologisch onderzoek vanwege de honderden bioactieve stofjes die niet alleen de gewassen zelf tegen ziekten en knagende dieren beschermen, maar ook de plantenetende mens. Dit is het terrein van hoop, geloof en epidemiologisch onderzoek. Ook in het lab en met muizen is de werking van stoffen zoals sulforafaan aangetoond. Maar de conclusie dat het eten van broccoli, dat rijk is aan sulforafaan, het ontstaan van (prostaat)kanker voorkomt of afremt, is “een brug te ver” in de woorden van Ellen Kampman, hoogleraar Voeding en Kanker aan de Wageningen Universiteit in 2017 in de Volkskrant.

Een heel interessant onderzoek naar de werking van groenteconsumptie op kanker was The Men’s Eating and Living Study (MEAL). Dat was een klinische trial, een heuse RCT, waarin de effectiviteit van een dieet met veel groente werd getest bij patiënten met beginnende prostaatkanker. Feitelijker onderzoek is er niet, de patiënten werden aan een streng dieetregime onderworpen en er werden biopten van hun prostaat genomen.

Kankerspecifiek
De trial liep twee jaar in 91 Amerikaanse klinieken en omvatte 478 mannen van tussen de 50 en 80 jaar bij wie met een biopsie prostaatkanker was vastgesteld. De data en resultaten werden gepubliceerd in het JAMA-artikel ‘Effect of a Behavioral Intervention to Increase Vegetable Consumption on Cancer Progression Among Men With Early-Stage Prostate Cancer’.

Uit de conclusie: “Deze gegevens ondersteunen niet de heersende beweringen in de evidence-based klinische richtlijnen en de populaire media dat diëten met groenten die rijk zijn aan micronutriënten de kankerspecifieke resultaten verbeteren bij patiënten met prostaatkanker.” Veel groente eten heeft kortom geen remmende werking op de verslechtering van prostaatkanker.

Walnoten
Alsof mannen van tussen de 50 en 80 het al niet moeilijk genoeg hebben, beschermt het eten van walnoten hen ook niet tegen geestelijke achteruitgang. Uit een Spaans gerandomiseerd onderzoek, gepubliceerd in The American Journal of Clinical Nutrition, ‘Effect of a 2-year diet intervention with walnuts on cognitive decline. The Walnuts And Healthy Aging (WAHA) study: a randomized controlled trial’, kwam een insignificant resultaat. 708 ouderen in Barcelona en Loma Linda (Californië) kregen gedurende twee jaar een dieet met 15 energieprocenten walnoten, tegen een controlegroep die geen noten at.

Maar na die 2 jaar werd er geen verschil in verlies van verstandelijke vermogens tussen de twee groepen gemeten. Wel hadden de iets ongezonder levende proefpersonen in Barcelona minder last van inflammatie in de hersenen, hetgeen mogelijk toegeschreven kan worden aan de omega-3 vetten en de polyfenolen in de walnoten.

Bosbessendiscussie
Bosbessen hebben ook al geen meetbaar gunstig effect op het geheugen. Dat moet blijken uit een gecontroleerd onderzoek dat daarop gericht was. Maar blueberries gelden als een superfood en hebben veel verdedigers.

Over de bosbessendiscussie schrijft Medium. Daarin komt een argument aan de orde dat vaker te horen is. Een neutrale of negatieve uitkomst van een bepaald eindpunt (prostaatkanker, geheugenverlies) hoeft niets te zeggen over de verbetering van de algehele gezondheid van de proefpersonen. De antioxidatieve werking van bioactieve plantenstofjes is overal goed voor, is de gedachte. En als je tomaten, broccoli, walnoten en bosbessen eet, laat je minder gezond eten misschien staan.
Dit artikel afdrukken