Nu wil ik in deze column niet ingaan op de discussie over het toepassen van (meer) kunstmest in Afrika, die volgens sommigen het verschil gaat maken voor deze boeren en de wereldvoedselproblematiek en volgens anderen op dit continent nog meer ellende zal veroorzaken dan in landen als het onze. Nee, ik wil het hebben over de vermeende eiwittransitie die we als het aan velen hier ligt moeten gaan doormaken. Oftewel: allemaal aan de plant.

Die eiwittransitie is in Malawi nog niet echt doorgedrongen. In tegenstelling tot wat ik verwachtte, is vlees hier zo goedkoop dat zelfs de allerarmsten het zich kunnen veroorloven dit regelmatig te eten. In de steden wordt er op elke straathoek vlees gegrild.

Toen ik op de vraag wat mijn favoriete vlees is, antwoordde dat ik zo min mogelijk vlees probeer te eten, ontving ik een blik zo glazig als een mislukte Irish potato. De enige keer dat ik het woord vegan las hier, was op een bord langs de weg bij een bandenverkoper (en nog één keer bij een verdwaalde Indiër in het centrum van de stad). Vegan autobanden, geen idee wat dat zijn.

Nu staat de vleesconsumptie in Malawi vooralsnog niet in verhouding tot die in het westen (11 kilo per persoon in 2013, ten opzichte van bijna 90 kilo in Nederland), maar net als in vrijwel alle ontwikkelingslanden is er de laatste jaren sprake van een enorme stijging, die alleen nog maar zal doorzetten. Daar waar de grootste toename van de vleesconsumptie toe te schrijven is aan de 'middle income countries' gaat het dus ook in veel andere landen hard.

Waar ik in de auto over zat te mijmeren was: als we als gehele wereldbevolking een verschil willen gaan maken, moeten we de mensen hier en in al die andere landen dan niet alvast inlichten? Ik bedoel, als we echt het probleem willen aanpakken, zal iedereen mee moeten doen en voordat dit idee geland is ben je zo een paar jaar verder.

Willen we als gehele wereldbevolking een verschil gaan maken, moeten we de mensen hier en in al die andere landen dan niet alvast inlichten?
Nu ligt dit natuurlijk allemaal erg gevoelig, want voordat wij met ons geconsuminder onze vleesverorbering per persoon teruggebracht hebben tot onder het huidige niveau in Malawi, zijn we waarschijnlijk een paar eeuwen verder. En juist nu zij het beter krijgen, hebben ze recht op hoogwaardiger voedsel - dus minder 'lege koolhydraten zoals rijst en tsima (mais) en meer eiwitten. Maar liefst zou je natuurlijk willen dat ze direct de vlees-stap overslaan en overstappen op hoogwaardige plantaardige alternatieven.

Het is de vraag deze mensen blij zullen zijn met een dergelijke boodschap. Eerst is hen al de tabaksproductie ontnomen en dan straks ook nog hun koeien, geiten en varkens. Straks moeten ze over op soja of een ander eiwitrijk gewas. Maar ja. Het is in ieders belang, zullen we maar zeggen.

Heb ik hier als wetenschapsjournalist een taak in? In hoeverre is het mijn missie om de wereld 'een stukje beter te maken' door gedragsverandering te bewerkstelligen, of het nu in eigen land is of elders? Daarover verschillen de meningen en het denken over de klimaat-thematiek lijkt de laatste maanden wat op te schuiven. De urgentie is te groot om simpelweg over het onderwerp 'te blijven berichten', lijkt het adagium. Onze toekomst staat op het spel.

Ik heb daar mijn bedenkingen bij. Ja, wij kunnen het verschil maken door de problemen bloot te leggen en oplossingen aan te dragen - constructieve journalistiek noemen we dat. Maar ik denk dat het effectiever is als we het subtiel doen, in plaats van het van de daken te schreeuwen. Het hoeft er allemaal niet zo dik bovenop te liggen. Door onze keuzes voor onderwerpen en bronnen, en onze afwegingen in de verslaggeving zijn we al sturend genoeg. Moeten we dan daar bovenop ook nog dwingende en dringende leefstijladviezen gaan geven? Laten we dat aan de actievoerders en opiniemakers overlaten. Ook in Malawi.
Dit artikel afdrukken