Goedkoop voedsel heeft een hoge prijs. Neem hazelnoten: die worden nog altijd geplukt door kinderen in Turkije. Of eieren: nog steeds zijn er legbatterijen waar kippen hun kont niet kunnen keren. Of kijk naar het kippenvoer dat diezelfde kippen krijgen: vaak soja, geteeld op land waar kort geleden nog regenwoud stond. Deze drie problemen kunnen zomaar samenkomen in één pak koekjes dat voor anderhalve euro in de supermarkt ligt. Die prijs weerspiegelt bij lange na niet de maatschappelijke problemen die de productie heeft veroorzaakt.

In het debat over duurzaam voedsel duiken steeds vaker termen op als true cost accountingen true pricing, vergezeld van pleidooien om de 'echte prijs' van producten te berekenen; een prijs die dit soort verborgen maatschappelijke kosten wél weerspiegelt. Er zijn verschillende namen voor dit idee en ook over de juiste berekening van echte prijzen is nog volop discussie. Wat telt mee en wat niet? Hoe moet dierenwelzijn worden meegewogen? En moeten positievemaatschappelijke effecten ook worden verwerkt in de prijs? Toch hebben de meeste voorstellen een paar gedeelde kenmerken, die ik voor het gemak even samenvat onder de term true cost.

Omdat true cost oorzaken kwantificeert, is beter duidelijk te maken waar ingrijpen het meest urgent is. Nu richt de aandacht voor de maatschappelijke gevolgen van voedselproductie zich vaak op 'aaibare' onderwerpen die een groot publiek aanspreken
Het eerste kenmerk van true cost is het streven naar een overzicht van alle problemen die een productieketen voor de maatschappij veroorzaakt, vanaf de akkers waarop grondstoffen groeien tot en met het eindproduct. Het gaat dus niet alleen om het doen en laten van het voedselbedrijf dat op de verpakking staat, maar ook om de werkwijzen van diens leveranciers, leveranciers-van-leveranciers, enzovoorts. Een tweede kenmerk is het kwantificerenen onder één noemer brengen van de oorzaken van die problemen. Zo is het gebruikelijk om de uitstoot van verschillende broeikasgassen om te rekenen naar de mate waarin ze bijdragen aan het broeikaseffect, zodat de verschillende soorten uitstoot bij elkaar kunnen worden opgeteld tot de totale bijdrage van het product aan klimaatverandering. In sommige voorstellen volgt daarop nog het monetariserenvan problemen. Daarbij worden uiteenlopende problemen (bijvoorbeeld discriminatie van werknemers, het zonder verdoving castreren van varkens en klimaatverandering) opgenomen in een 'echte prijs' in harde euro's. De 'echte prijs' is - ondanks de naam - fictief; het is niet de bedoeling om die prijs in rekening te brengen maar alleen om inzichtte geven in verborgen kosten die niet in de winkelprijs tot uitdrukking komen.

Ook politiek en overheid hebben interesse in dit perspectief op de problemen van het voedselsysteem. Het Planbureau voor de Leefomgeving noemt in een recent rapport over duurzaam voedsel de mogelijkheid om consumenten te informeren over de ‘echte’ kosten van het product: “Hieruit zou mogelijk kunnen blijken dat de ‘echte’ meerprijs van biologische producten veel lager is dan wat nu uit het prijskaartje blijkt. Dat zou consumenten ervan kunnen overtuigen om voor het duurdere (bijvoorbeeld biologische) product te kiezen.” Minister Schouten (Landbouw, Natuur en Voedselveiligheid) schreef onlangs in de uitwerking van haar Landbouwvisie: “Het is belangrijk dat we een goed beeld krijgen van de werkelijke kosten van voedsel, dus inclusief de onbetaalde milieukosten en gezondheidskosten (true cost accounting).”

Koe in de wei
True cost heeft als voordeel dat het een compleet overzicht geeft van de schaduwkanten van ons voedselsysteem. Nu richt de aandacht voor de maatschappelijke gevolgen van voedselproductie zich vaak op 'aaibare' onderwerpen die een groot publiek aanspreken, wat niet noodzakelijkerwijs de belangrijkste problemen zijn. In Nederland vinden veel mensen het bijvoorbeeld belangrijk dat koeien in de wei kunnen lopen. Voor het welzijn voor koeien is dat echter geen garantie en voor het milieu is het belangrijker te vragen wat die koeien te eten krijgen; is dat alleen gras van eigen land of ook krachtvoer met veel Zuid-Amerikaanse soja?

Een belangrijk nadeel van true cost is dat het uitnodigt om de wereld in louter economische termen te beschouwen
True coststreeft juist naar een integraal beeld van de problemen in een productieketen. Omdat true cost oorzaken kwantificeert, is beter duidelijk te maken waar ingrijpen het meest urgent is: welke stap in de productie draagt het meest bij aan CO2-uitstoot, aan welk ingrediënt kleven de grootste sociale risico's? Door die problemen te koppelen aan individuele producten of merken, maakt true cost abstracte problemen zoals boskap voor palmolie, het verdwijnen van insecten of lokale waterschaarste concreet en zichtbaar in het dagelijks leven.

Een belangrijk nadeel van true cost is dat het uitnodigt om de wereld in louter economische termen te beschouwen. Dat uit zich in twee concrete risico's.

Bruinvis en varkens
Het eerste risico is dat true cost het debat over duurzaam voedsel reduceert tot een kosten-batenanalyse. Dat begint al met het woord kosten, waar het juist over maatschappelijke problemen gaat. Dat woord 'kosten' wordt hier overdrachtelijk gebruikt: er is vaak niets of niemand die in letterlijke zin 'kosten betaalt'. De werkelijke 'echte kosten' namelijk, dat zijn bijvoorbeeld het uitsterven van de Californische bruinvis door bijvangst, het miserabele leven van varkens in de bioindustrie of de gemiste schooltijd van cacaoplukkers in Ivoorkust. Daar komt geen geld aan te pas en geen geld ter wereld kan het ontstane leed ongedaan maken. Dat woorden als 'kosten' en 'prijs' hier slechts metaforenzijn, gaat in het debat echter nogal eens verloren.

Een duurzaam en eerlijk voedselsysteem is geen noodzaak voor consumenten, maar voor burgers. In plaats van consumenten te beïnvloeden, kunnen we true cost daarom beter gebruiken om het publieke debat te voeden
De verwarring wordt nog groter als we problemen daadwerkelijk bij elkaar optellen tot een bedrag in euro's. Een recent voorbeeld daarvan vinden we buiten de voedselindustrie, waar ABN AMRO true cost toepaste op spijkerbroeken. Onderzoekers van de bank stuitten op het verschijnsel ‘Sumangali’, een schuldhorigheidssysteem in Zuid-India dat honderdduizenden jonge vrouwen dwingt om onze spijkerbroeken te maken. Volgens de bank is dit in de productieketen van spijkerbroeken de belangrijkste van alle misstanden, waarvan de totale 'waarde' uitkomt op zo'n 33 euro per spijkerbroek. Nu.nl schreef een bericht over het onderzoek, waarin met geen woord werd gerept over het lot van de Indiase vrouwen behalve via de verhullende zin “de negatieve impact op de lokale bevolking in India bedraagt (…) maar liefst 15,30 euro per spijkerbroek” en als kop: “Spijkerbroek zou met milieu- en sociale kosten 33 euro duurder zijn.”

Zo lijkt verduurzaming een kwestie van betalen, in plaats van een kwestie van fatsoen. Door maatschappelijke vraagstukken onder een financiële noemer te brengen, ontdoen we ze van hun morele dimensie. Als we een beeld van de 'verborgen kosten' van voedsel willen geven, moeten we problemen bij de naam durven noemen. Die verborgen verhalen passen misschien niet allemaal op het prijskaartje of de verpakking, maar met digitale middelen is het goed mogelijk om bij elk product of merk meer informatie beschikbaar te maken. Zo kunnen geïnteresseerden zelf bepalen hoe groot een probleem volgens hen is, in plaats van te moeten vertrouwen op schijnbaar eenduidige cijfers.

Voedselkeurmerken
Het tweede risico van true cost is dat de verantwoordelijkheid voor een duurzaam voedselsysteem komt te liggen bij consumenten. Deels hebben consumenten die verantwoordelijkheid ook; we moeten bijvoorbeeld minder vlees en zuivel eten. Dieren hebben namelijk relatief veel veevoer nodig voor de hoeveelheid vlees of zuivel die ze produceren. Al dat veevoer moet verbouwd worden op akkers, ten koste van bijvoorbeeld bos of oerwoud. Om die 'verborgen kosten' terug te dringen, kunnen we beter rechtstreeks plantaardig voedsel eten. Dat vraagt om een verandering in onze eetcultuur en daar hoort bij dat individuele consumenten andere keuzes maken.

Veel andere problemen van ons voedselsysteem hebben echter niet te maken met watwe eten, maar des te meer methoewe het produceren. Welke pesticiden gebruikt de boer, en hoeveel? Vangen vissers de tonijn met netten of met hengels? Welke eisen stelt de fabrikant van chocolade aan arbeidsomstandigheden op de cacaoplantage? Dat zijn keuzes die ergens vroeg in de productieketen zijn gemaakt en waar een consument geen invloed meer op heeft. De afgelopen decennia is een waaier aan voedselkeurmerken ontstaan die de suggestie wekken dat consumenten tóch verantwoordelijk zijn voor deze keuzes. Zo kunnen we kiezen voor producten met een keurmerk voor eerlijke handel, een keurmerk voor minder gebruik van pesticiden of een keurmerk voor verantwoorde visserij. True cost kan dezelfde suggestie wekken, door een moreel appèl op consumenten te doen om te kiezen voor producten met een lage ‘echte prijs’. Daarmee maken we verduurzaming afhankelijk van de behoefte van consumenten. In praktijk is de vraag naar 'duurzame producten' echter beperkt tot een niche, wat voor bedrijven dan weer een reden is om juist niet te verduurzamen.

Een duurzaam en eerlijk voedselsysteem is geen noodzaak voor consumenten, maar voor burgers. In plaats van consumenten te beïnvloeden, kunnen we true cost daarom beter gebruiken om het publieke debat te voeden. Dat kan bijvoorbeeld door de 'echte prijs' niet te koppelen aan individuele producten maar aan de voedselmerken die daarachter zitten. Uit onderzoek blijkt namelijk dat de reputatie van een merk of bedrijf een belangrijke drijfveer is om te verduurzamen. Dat is hoopgevend; reputatie is geen hard economisch begrip dat zich direct laat vertalen in marktaandeel, omzet of aandeelhouderswaarde. Reputatie heeft een morele component: het wordt evenzeer bepaald door hoe het bedrijf handelt als door wat de maatschappij belangrijk vindt. Een levend en geïnformeerd maatschappelijk debat over voedsel zou wel eens wezenlijker invloed op verduurzaming kunnen hebben dan de stabiele maar beperkte marktvraag naar producten met een keurmerk. Als true cost de (on)duurzaamheid van voedselmerken zichtbaar maakt voor de buitenwereld, geeft dat bedrijven een directe reden om te verduurzamen.

In de praktijk is die meerprijs voor consumenten altijd lager dan de 'verborgen kosten' van niet-duurzame productiemethoden voor mens, dier en milieu
Het stellen van hogere sociale en milieueisen door bedrijven aan hun leveranciers, is de meest directe manier om winkelprijs en echte prijs dichter bij elkaar te brengen. Ook de overheid kan sociale en milieuproblemen voorkomen via wetgeving en regulering. Daarvoor is het niet nodig om 'verborgen kosten' van een product te berekenen. Effectiever is het om in te grijpen daar waar de problemen ontstaan, niet pas aan het eind van de productieketen als de problemen zijn 'verwerkt' in een product. Dus bijvoorbeeld: reguleer het gebruik van pesticiden, stel hogere eisen aan dierenwelzijn, maak importerende bedrijven verantwoordelijk voor het voorkomen van sociale misstanden in 'lagelonenlanden'. Productiekosten zullen als gevolg daarvan wellicht stijgen, wat kan leiden tot een hogere prijs voor voedselproducten. Maar in praktijk is die meerprijs voor consumenten altijd lager dan de 'verborgen kosten' van niet-duurzame productiemethoden voor mens, dier en milieu.

Economisme
Als we de metafoor 'de werkelijke prijs van voedsel' te letterlijk nemen, ligt economisme op de loer. Een duurzaam en eerlijk voedselsysteem is geen rekensom en mag niet alleen afhankelijk zijn van wat consumenten kopen. Een duurzaam en eerlijk voedselsysteem vraagt om een voortdurend debat over wat fatsoenlijk is en welke grenzen we hebben te respecteren. De overheid kan dat debat stimuleren door de 'werkelijke kosten' van voedsel zichtbaar te maken, mits die niet aan het zicht worden onttrokken door quasi-harde cijfers.

True cost kan een goed beeld geven van de problemen van ons voedselsysteem. Maar in plaats van de monetaire ‘waarde’ ervan, moeten we altijd de problemen zélf blijven benoemen. Kosten kun je bij elkaar optellen en betalen, maar maatschappelijke problemen moeten we oplossen - één voor één.

Literatuur
- Drissen en Volleberg, 2018. Monetaire Milieuschade in Nederland. Een verkenning. Den Haag: Planbureau voor de Leefomgeving.
- Impact Institute, 2019. True Pricing in de Jeans Keten. Amsterdam: True Price
- Nu.nl: Spijkerbroek zou met milieu en sociale kosten 33 euro duurder zijn
- PBL, 2019. Dagelijkse kost. Hoe overheden, bedrijven en consumenten kunnen bijdragen aan een duurzaam voedselsysteem. Den Haag: Planbureau voor Leefomgeving
- Schouten, 2019. Realisatieplan Visie LNV: Op weg met nieuw perspectief. Den Haag: Ministerie van LNV.



Dit artikel verscheen vandaag oorspronkelijk op Bureau Helling, de website van het wetenschappelijk bureau van GroenLinks.
Dit artikel afdrukken