De wereld wordt steeds plantaardiger, althans in West Europa en enkele andere welvarende gebieden van de wereld. Als akkerbouw spelen we graag in op de groeiende groep vegetariërs, flexitariërs en veganisten. Zo blijken aardappelzetmeel en aardappeleiwit uitstekende grondstoffen voor bijvoorbeeld plantaardige kaas en veganistische snoepjes. Het verdienmodel van Avebe en haar zetmeelaardappeltelers varen er wel bij. Een plantaardige wereld zonder dierlijke productie is echter niet in het belang van een sterke akkerbouw. In de discussies over de grootte van de veestapel dient daarom nadrukkelijk ook het wederzijdse belang van dierhouderij en plantaardige productie te worden meegewogen.

Niet duurzaam
Want een wereld zonder vee betekent ook een wereld zonder dierlijke mest voor de akkers. De mineralen en de organische stof die wij als akkerbouw afvoeren moeten immers ook weer aangevuld worden. Juist de veehouderij is in staat om daar een belangrijke rol in te vullen en producten te verwaarden tot voor de plant en voor de bodem waardevolle voeding. Daar horen naast gras, wat we als mens niet kunnen verteren, ook bij- en restproducten uit de akkerbouw bij zoals bietenpulp, aardappelpersvezels en bierbostel. In delen van de wereld waar men niet in de luxe positie verkeert van een veestapel van Nederlandse proporties draait de akkerbouw dan ook grotendeels op fossiele kunstmest om de mineralen aan te vullen.
We willen niet in de situatie terechtkomen waarin de biologische akkerbouw al verkeert: een tekort aan organische mest. De biosector kan dat nu nog aanvullen met gangbare mest, de reguliere sector zal dat enkel kunnen doen met kunstmest. En dat willen we nu juist niet
Dat is niet volhoudbaar en dus niet duurzaam op de lange termijn.

Altijd ook roofbouw
Nou zijn er ook mensen die menen dat plantaardige mest de oplossing is en compost en vlinderbloemigen in plaats van dierlijke mest moeten worden gebruikt. En daar heeft men ten dele een punt. Vlinderbloemigen zijn immers in staat om stikstof uit de lucht te binden en daarmee de inzet van kunstmest en dierlijke mest te verlagen. Echter alle andere mineralen die met gewassen worden afgevoerd, zullen ook weer aangevoerd moeten worden. De ene akker plantaardige bemesten door de andere akker hiervoor te gebruiken is ook niet bepaald duurzaam en legt een groot beslag op het grondgebruik. Onze heidevelden en zandverstuivingen zijn op deze wijze ontstaan. Plantaardige bemesting geeft dus niet alleen opbouw maar altijd ook roofbouw.

Grootste lek
Laten we echter wel zijn: Ook in ons kringloopsysteem van akkerbouw en veehouderij verliezen we nu nog te veel mineralen uit de kringloop. Immers de mineralen uit mensenmest worden niet of nauwelijks teruggewonnen en stromen grotendeels de zee in. Daar zit het grootste lek. Ook die mineralen zullen in een volhoudbare landbouw, zonder de medicijnresten, terug moeten naar de akker. En ja, ook de veehouderij kan nog beter inspelen met haar mest op de behoeften van de plantaardige sector. In de veehouderijsystemen van de toekomst dient juist dit belang veel nadrukkelijke mee te wegen.

Ongebreidelde krimp baart zorgen
Voor een volhoudbare land- en tuinbouw gaat het uiteindelijk om een goede balans tussen plantaardige en dierlijke productie waarin de behoeften van bodem en plant leidend zijn. Daarnaast is een optimaal hergebruik van mineralen nodig die nu nog via de consument weglekken. De huidige ongebreidelde krimp van de veestapel die sommigen voor staan, baart ons als akkerbouwers zorgen. We willen niet in de situatie terechtkomen waarin de biologische akkerbouw al verkeert: een tekort aan organische mest. De biosector kan dat nu nog aanvullen met gangbare mest, de reguliere sector zal dat enkel kunnen doen met kunstmest. En dat willen we nu juist niet.
Dit artikel afdrukken