Het antwoord is ja. Liever vis dan vlees. Dat zal ik uitleggen vanuit een aantal aspecten. Als je visvangst vergelijkt met veeteelt, dan is vis beter. Overbevissing? Lossen we op met quota en regelgeving. Bestanden kunnen zich herstellen; kijk naar de haring. Ecologie? Natuurbescherming in zee kunnen we met goede wil ook prima oplossen. Kweekvis? Bij alles geldt eigenlijk: ja er zijn vraagstukken, maar als we de goede keuzes maken, mogen we rustig vis blijven eten. Graag zelfs.

Vis versus vlees
Wilde zeevis gebruikt geen land, kost geen zoetwater en stoot geen CO2 uit als gevolg van productieprocessen. Alleen om de vis te vangen heb je brandstof nodig. Maar dat gaat gemiddeld veel efficiënter dan de productie van vlees. De helft van de visserij wereldwijd produceert minder dan 20 kilo CO2 per kilo eiwit. Rundvlees produceert tussen de 45 en 640 kilo, varkensvlees tussen de 20 en 55 en kip tussen de 10 en 40 kilo CO2 per kilo eiwit. De variatie in uitstoot is wel heel groot: haring en sardines zijn heel efficiënt te vangen, terwijl garnalen of platvis erg veel brandstof kosten.

Op het land is landbouw een bedreiging voor de biodiversiteit. Door landgebruik zijn vele soorten planten en dieren uitgestorven. Er is van geen enkele vissoort bekend dat die door visserij is uitgestorven. Wanneer je een bodemhabitat op zee beschermt, kun je nog altijd vis in dat zeegebied oogsten, zolang je niet de grond gaat omploegen.

Er is van geen enkele vissoort bekend dat die door visserij is uitgestorven
Vis is op veel fronten een veel duurzamere en gezondere keuze dan vlees. Het vervangen van rood- en bewerkt vlees door 350 gram vis per week zorgt voor een toename in kwalitatieve levensjaren, zegt de Deense onderzoeker Sofie Thomsen op basis van een risico-batenanalyse naar de gunstige en nadelige gezondheidseffecten van het vervangen van vlees door vis.

Is er wel genoeg vis?
9 juli stond in Europa in het teken van Fish Dependence Day. Die dag staat voor het moment op de kalender dat de vis ‘op’ zou zijn als we in Europa alleen vis eten die uit Europa komt. Maar Europeanen halen hun vis vooral van elders.

De vraag naar vis neemt wereldwijd toe. Als we meer vis eten, is er dan nog wel genoeg in 2050? Ja! Maar alleen als we de goede keuzes maken. Wat is daarvoor nodig: niet overbevissen, bijvangst verminderen en habitat beschermen. Zo krijg je meer vis in de zee. En ook belangrijk: minder vis verspillen. Dus vooral vangen wat je aan land mag brengen. En ook opeten wat toevallig niet commercieel het meest interessant is.

Wanneer je een bodemhabitat op zee beschermt, kun je nog altijd vis in dat zeegebied oogsten, zolang je niet de grond gaat omploegen
Overbevissing en herstel
Overbeviste soorten kunnen goed herstellen. Maar dan moeten de quota in lijn zijn met de adviezen en niet worden bepaald door de vraag. Dat is in Europa helaas nog wel vaak het geval: biologen adviseren over de hoeveelheid die je duurzaam kan vangen. Politici gooien daar vaak nog wat bovenop onder druk van de visserijsector. Daarom lukt het voor soorten als kabeljauw in de Noordzee maar niet om te herstellen. Sterker nog: volgens de biologen zal de toegestane vangst voor kabeljauw in 2020 met 70% naar beneden moeten. De aanwas blijft te laag en de visserijdruk te hoog.

Haring is een geweldig voorbeeld van hoe het wel kan: in 1977 moest de vangst in de Noordzee gestopt worden omdat de haring nagenoeg volledig was opgevist. Dat kon gebeuren omdat haring in scholen zwemt en die scholen zijn makkelijk met sonar op te speuren. Daarom is er ook met redelijke nauwkeurigheid te bepalen hoeveel vis er is. De haringvisserij is schoon: er is vrijwel geen bijvangst en er wordt weinig vis teruggegooid. De haringvissers waren dan ook de eersten die een MSC-certificaat haalden: het toonde aan dat de visserij verantwoord was. Dat moest wel zo blijven. Dus gingen de vissers zich ook verantwoordelijk gedragen bij de quota-onderhandelingen: niet weer een schepje erbovenop, maar quota-afspraken in lijn met het advies van biologen.

Nog meer herstel, ook bij de commercieel interessante platvissen
De meeste voor de Nederlandse visserij belangrijke soorten zijn nu min of meer hersteld, dankzij meerjaren-beheerplannen. Voor de quota wordt daarbij het advies van de biologen gevolgd. Iets wat een paar jaar daarvoor niet gebeurde door de lobby van de sector.

Schol en tong konden herstellen, en ook andere platvissoorten konden mee herstellen omdat de visserijdruk een stuk is verminderd de afgelopen jaren. Er blijven bij die visserij wel nog wat zaken die mogen verbeteren.

Platvissen zwemmen niet in scholen maar over de bodem. Allerlei soorten door elkaar heen: commercieel interessante en minder interessante vis. Maar een visser wil sliptong hebben. Die brengt veel op, dus hij vist met kleine mazen. Daardoor is er naast de ‘doelsoorten’ tong en schol veel bijvangst: ondermaatse scholletjes, scharren en botten die we niet willen, en allerlei minder bekende soorten.

Er is nu een aanlandplicht voor de gequoteerde soorten, met als doel selectievere visserij te bevorderen. Maar een oplossing voor de bijvangst heeft de platvisvloot nog niet gevonden. Vissen met grotere mazen is een oplossing, maar dan is de visser zijn sliptongetjes kwijt. Over een paar jaar heeft hij dan wel veel meer zeetongen.

Het is eigenlijk beter om uit te gaan van de vangst in plaats van een doelsoort die de visser wil hebben. Dan moeten we ook de onbekendere soorten meer gaan eten
Bodemvisserij is per definitie een gemengde visserij. Het is eigenlijk beter om uit te gaan van de vangst in plaats van een doelsoort die de visser wil hebben. Dan moeten we ook de onbekendere soorten meer gaan eten. Een tongvisser vangt misschien 10% tong, maar daarnaast veel schol, schar en bot. Ook tongschar, tarbot en griet zit in het net, evenals wijting, steenbolk, grauwe poon, rode poon, hondshaai, doornhaai, meerdere roggensoorten en pijlinktvis. Sommige soorten brengen per kilo lekker wat op, zoals tarbot en griet. Maar voor scharren en botten krijgt een visser nog geen euro. Omdat wij graag sliptongetjes willen hebben, blijft de visserij daarop gericht.

Een platvisnet sleept over de bodem en kost daarom de nodige hoeveelheid brandstof: voor één kilo tong werd met een traditionele boomkor vijf liter diesel verstookt. De pulskor, die voorlopig grotendeels verboden is door de Europese Unie omdat er teveel ‘onderzoeks’vergunningen waren uitgedeeld, was goed voor minstens 50% brandstofreductie.

Het slepen met netten heeft ook negatieve invloed op voedselbeschikbaarheid voor bodemvis. Als we habitats willen beschermen en de productiviteit optimaal houden zouden ‘visakkers’ voor platvis een mogelijke oplossing zijn: op beperkte gebieden kan dan veel gesleept worden, zodat andere gebieden kunnen herstellen. Vissers werken in feite al zo: wanneer ze een ‘trek’ hebben gedaan draaien ze 180 graden en doen ze weer een trek over het net beviste stuk. De net omgewoelde bodem trekt vis uit de omgeving aan, die vervolgens meteen gevangen wordt.

Kweekvis
Aan kweekvis lijken heel wat nadelen te kleven. Voor gekweekte vis is wilde vis nodig als voer (zeker voor carnivore soorten als zalm), viskweek vervuilt het water, verbruikt zoet water en produceert broeikasgassen (vooral via het voer). En er gaan soms veel diergeneesmiddelen en antibiotica in om. Maar ook kweek kan verantwoord.

De vis voor vismeel en visolie wordt in veel regio’s steeds beter beheerd. Want viskwekers willen duurzame ingrediënten. Maar niet in West-Afrika. De Chinese vloot vist daar massaal de sardinella’s voor de neus van de lokale bevolking weg, en verwerkt die vervolgens tot vismeel voor hun eigen productie. Er zijn de laatste jaren in West-Afrikaanse landen tientallen vismeelfabrieken neergezet door China.

Overigens is het aandeel vis in het voer van zalm is de afgelopen jaren sterk gereduceerd. Waar er eerst meer dan drie kilo wilde vis voor één kilo zalm nodig was, kan het nu met minder dan één kilo. De wilde vis is vervangen door visafval uit de verwerking, en door plantaardige eiwitten als soja. Echter, die plantaardige eiwitten hebben ook hun welbekende duurzaamheidsproblemen. Een mooie ontwikkeling is daarom de kweek van vliegenlarven als duurzame eiwitbron.

Vis heeft omega-3 vetzuren nodig. Het lukt steeds beter om die uit algen te halen. Een joint-venture van DSM met het Duitse Evonik produceert in de VS op commerciële schaal de belangrijke omega-3 vetzuren uit natuurlijke algen.

Ook het chemicaliëngebruik is in Europa sterk verminderd. Maar, er blijven altijd problemen opduiken bij intensieve kweek van vis, zoals de grootschalige sterfte onlangs door een algenbloei. En ook het probleem van de zalmluis blijft onverminderd groot. Maar het mooie van kweekvis is dat de kweek precies op de markt kan worden afgestemd. Daarmee is de verspilling bij kweek veel minder.

Wat kunnen/moeten/mogen we eten aan vis?
  • Pelagische soorten: sardines, haring, makreel. Die zitten propvol gezonde vetten, omega 3 en 6. Ze groeien snel, de visstand is gezond, en ze worden zonder schade aan het ecosysteem gevangen. Per kilo gevangen vis is het brandstofverbruik erg laag.

  • Schelpdieren: mosselen, kokkels, oesters, scheermesjes: we hebben er meer dan genoeg van en ze zijn super duurzaam. Ze filteren zelfs het water. Er is wel een nadeel: per kilo heb je vooral schelp en niet zoveel vlees.

  • Garnalen: de Hollandse hebben het MSC keurmerk. Maar gaan meestal toch wel heen en weer naar Marokko om gepeld te worden. De brandstofkosten van die reis zijn in verhouding tot de visserij nog niet het grootste probleem maar er moet wel flink wat conserveringsmiddel bij, wat de smaak er niet beter op maakt. Tropische wilde garnalen (gamba’s) worden met veel bijvangst gevangen. De meest tropische garnalen komen uit kweek. De meest duurzame varianten worden heel extensief gekweekt zonder bijvoeren. Het gaat dan meestal om tijgergarnaal. Die zijn niet gemakkelijk te vinden. Traceerbaarheid blijft lastig.


Mogen we vis eten? Ja dus, maar dan moeten we wel de goede keuzes maken.
Dit artikel afdrukken