Het is al weer meer dan vijf jaar geleden dat mijn boek Allemaal Beestjes verscheen, waarin ik de stand van het onderzoek naar de bacteriën en andere microben in en op ons lijf schetste. Sindsdien volg ik het vakgebied van een afstandje, maar probeer ik wel zo goed mogelijk op de hoogte te blijven.

In elk geval is de eindeloze stroom veelbelovende onderzoeksresultaten nog niet opgedroogd. Maandag nog verscheen er een studie in Nature Medicine waarin de link werd gelegd tussen de aanwezigheid van een bepaalde klasse bacteriën, Veillonella, en topprestaties van marathonlopers. De onderzoekers vonden niet alleen een correlatie tussen die twee, maar opperen ook een mechanisme: deze Veillonella-bacteriën zijn goed in het afbreken van lactaat, melkzuur dus, en laat dat nu net in grote hoeveelheden geproduceerd worden wanneer je op je tandvlees loopt. Labmuizen die deze superbacterie toegediend kregen, gingen 13% beter presteren in een looprad.

Veel wetenschappelijke beloftes schuiven als een fata morgana voor het onderzoeksveld uit
Beloften temperen?
De vervolgvraag is snel gesteld: drinken we straks de dagen voor de wedstrijd massaal een yoghurtdrankje met daarin die superlactaatbacterie?

Het is exemplarisch voor de studies die wekelijks verschijnen in dit vakgebied. Heel veel is het de afgelopen jaren allemaal nog niet opgeschoten, maar de belofte is er niet minder om geworden. Dat deed me de afgelopen dagen peinzen over hoe ik als wetenschapsjournalist moet omgaan met de beloftes die de wetenschap al dan niet onomwonden doet en de verwachtingen die ze daarmee wekt.

Veel wetenschappelijke beloftes schuiven immers als een fata morgana voor het onderzoeksveld uit, zoals epidemioloog Cecile Janssens recent nog op Twitter concludeerde.

Zo ook in het microbioomonderzoek. Vijf jaar geleden werd het darmmicrobioom ook al in verband gebracht met onder meer de hersenen en daarmee met depressie, dementie en autisme en sprak ik verschillende mensen die vurig hoopten langs deze weg van hun klachten af te komen.

Heel veel is daar nog niet van terecht gekomen, en afgelopen week werd zelfs melding gemaakt van een sterfgeval na een poeptransplantatie – een grote belofte kan ook leiden tot onderschatting van eventuele risico's (al moet nog blijken wat er precies aan de hand was).

Overdrijven is in feite een geaccepteerde praktijk. Veel voorstellen draaien in de kern om het schetsen van wat er allemaal mogelijk wordt of voorkomen kan worden als het antwoord op deze onderzoeksvraag is gevonden
Plus een schepje van journalisten
Te vaak gaan we als journalisten gretig mee in vermoedens of beloftes van wetenschappers of doen we er nog een schepje bovenop. Dan koppen we 'oorzaak depressie ligt in de darmen' of 'bewerkt voedsel kan wel eens de sleutel hebben voor de behandeling van autisme' – terwijl we donders goed weten dat zo'n nieuw verband zelden alle bestaande kennis opzij schuift en meestal slechts een beetje meer complexiteit aan de mix toevoegt.

Hierbij maak ik bewust een onderscheid tussen claims (beweringen op basis van uitgevoerd onderzoek) en beloftes (dat wat het onderzoek kan gaan opleveren/voorkomen).

Afgelopen week sprak ik in Wageningen op CRISPRcon, een conferentie over dna-editingtechniek CRISPR een onderzoeker die werkzaam is voor een internationaal zalmkweekbedrijf. Hij nam deel aan een panel over de kansen en risico's voor duurzaamheid en milieu van CRISPR. Wat me vooral bijbleef was zijn opmerking achteraf: "We moeten vooral niet doen alsof deze techniek de revolutie betekent voor zoiets als de zalmkweek. Het kan een handig gereedschap zijn wat dingen die we nu al doen sneller en efficiënter kan. Maar op wetenschappelijke conferenties heerst vaak wel die sfeer."

Geld
Zulk wetenschappelijk optimisme (of in andere gevallen: alarmisme) kent verschillende oorzaken.
Er is de prikkel die ontstaat wanneer onderzoekers de competitie aangaan om nieuw geld, waarbij ze de beoordelingscommissie moeten overtuigen van nut en noodzaak van hun onderzoek. Overdrijven is daar in feite een geaccepteerde praktijk. Veel voorstellen draaien in de kern om het schetsen van wat er allemaal mogelijk wordt of voorkomen kan worden als het antwoord op deze onderzoeksvraag is gevonden.

Maar zulke krachten zijn niet eens nodig: wie ergens jarenlang aan werkt, doet dat meestal vanuit de overtuiging dat het erg belangrijk is, en dat eraan werken maakt die overtuiging alleen maar sterker.

Helaas is dat antwoord zelden het definitieve, en al is het dat in eerste instantie wel, dan zal het in de werkelijkheid toch weer nieuwe vraagstukken opwerpen.

Zoals een ander panellid treffend zei: "Technologische doorbraken bieden vaak eenvoudige oplossingen voor veel complexere vraagstukken." Om maar eens een klassiek voorbeeld aan te halen: kunstmest. Of een andere: het inbouwen van een gen wat een gewas resistent maakt tegen onkruidverdelgers, waarop boeren het kwistig gaan gebruiken, het in de omgeving belandt en mogelijk de kans op kanker verhoogt.

We kunnen dus op onze klompen aanvoelen dat de resultaten van technologie en wetenschappelijke doorbraken op zijn minst wisselend zullen zijn.

Daarnaast speelt er nog iets wat wetenschappers nog wel eens vergeten: de vraag of we überhaupt de kant op willen die hun resultaten ons op wijzen
Maar helaas: in plaats van op de rem te drukken, zijn we geneigd die beloftes alleen maar verder aan te dikken en prachtige vergezichten te schetsen waar zelfs de wetenschapper zelf zich niet aan durfde wagen. Heel eerlijk: toen ik mijn boek schreef over het microbioom, was het ook voor mij moeilijk de neiging te onderdrukken om op te schrijven wat dit onderzoek allemaal kon gaan opleveren.

Moeten we daarom wetenschappers en de maatschappij in bescherming nemen en helemaal niet meer meegaan in wetenschappelijke beloftes?

Verstandig blijven rapporteren
In sommige gevallen zou het verstandig zijn. Maar in sommige gevallen ook niet. Het is juist ook onze taak om het te hebben over wat er misschien zou kunnen voortkomen uit onderzoek, al is het maar om de ethische discussie te voeren over de maatschappelijke gevolgen ervan – ik noem maar zoiets als een genetisch gemodificeerde baby. Daarnaast speelt er nog iets wat wetenschappers nog wel eens vergeten: de vraag of we überhaupt de kant op willen die hun resultaten ons op wijzen.

Er zit dus niks anders op dan verstandig te rapporteren over beloftes en vergezichten en daar waar wetenschappers op de trom slaan ook nadruk te leggen op hun motieven: geld binnenhalen, eventuele patenten te gelde maken en 'hun' onderzoek op de maatschappelijke of politieke agenda te krijgen. Daarnaast zullen we soms juist wel met vergezichten en toekomstschetsen moeten komen, wanneer wetenschappers daar juist bij wegblijven om hun eigen techniek of onderzoek niet in een kwaad daglicht te stellen – bijvoorbeeld als we het hebben over die designer baby's of superzalmen. In elk geval is het niet onze taak om gouden bergen te beloven.

En die marathonbacteriedrank? Daar zet ik mijn geld in elk geval voorlopig niet op in.
Dit artikel afdrukken