Elke dag maken we zo’n 200 voedselkeuzes. Die keuzes bepalen wat we eten, wanneer we eten en hoeveel we eten. Op het treinstation, in de stad, op kantoor. Continu ontvangen volwassenen en kinderen voedselprikkels door de overmaat aan restaurants, To-Go winkels, fastfoodketens, en koffiebarretjes. Eten kan altijd, onbeperkt en overal. Om die verleidingen van met name ongezond eten te weerstaan is zelfcontrole nodig.

Floor van Meer werkt als postdoc bij de afdeling sociale- en organisatiepsychologie van de Universiteit Leiden. Voor haar promotieonderzoek aan het Universitair Medisch Centrum Utrecht onderzocht ze hoe gevoelig iemand is voor de voedselprikkels in de omgeving. Haar onderzoek richt zich op de neurale drijfveren van (on)gezonde voedselkeuzes, waar ze volwassenen en kinderen met elkaar vergelijkt.

Bij kinderen wordt het hersengebied van cognitieve controle in mindere mate geactiveerd dan bij volwassenen bij het zien van ongezonde voeding
Gezonde en ongezonde plaatjes
“Er zijn veel factoren waardoor je gevoeliger bent voor voedselprikkels. Honger is daar een van. Die gevoeligheid voor prikkels kan je ook aantonen in je hersenactiviteit”, zegt Van Meer. Voor haar onderzoek maakten Van Meer en haar collega’s gebruik van functionele MRI. Traditionele MRI-scans kunnen alleen de grootte en de ligging van de hersenen aangeven; met fMRI-scan kan de plaats en sterkte van de hersenactiviteit worden bepaald en gemeten.

Van Meer onderzocht de hersenactiviteit bij voedselkeuzes van 32 Nederlandse kinderen met hun ouders van hetzelfde geslacht. Hetzelfde onderzoek is later uitgevoerd in verschillende landen in Europa onder 320 proefpersonen. “Altijd een moeder en dochter of vader en zoon. De helft van de genetica is hetzelfde, hetzelfde geslacht, een vergelijkbaar eetpatroon, dezelfde omgeving en dezelfde sociaaleconomische status. Het verschil in hersenactiviteit ligt dan waarschijnlijk aan de leeftijd”, legt Van Meer uit.

In haar onderzoek lagen de proefpersonen in de fMRI-scanner en zagen een plaatje met een afbeelding van een gezond of ongezond voedselproduct. “Kinderen moeten het product wel kunnen herkennen als ongezond of gezond. Afbeeldingen als gehaktballen en olijven hebben we daarom buiten beschouwing gelaten.” In plaats daarvan gebruikten Van der Meer en haar collega's plaatjes van hamburgers, komkommers en koekjes.

Van Meer vond effecten van het kijken naar ongezond voedsel in drie verschillende gebieden: het beloningsgebied, het gebied van cognitieve controle en het motivatiegebied. “Bij de volwassenen waren de hersenen actief in het gebied van beloning en van cognitieve controle. Bij het zien van hamburgers en snoepjes kunnen bij volwassenen dus alarmbellen gaan rinkelen om zo zelfcontrole uit te oefenen.” Bij kinderen wordt het hersengebied van cognitieve controle in mindere mate geactiveerd dan bij volwassenen bij het zien van ongezonde voeding.

Figuur 1. De hersenactiviteit in dit motivatie-gebied (precentrale gyrus) is sterker bij kinderen dan bij volwassenen bij het zien van ongezond eten (Van Meer, 2017).

Kinderen met een hogere BMI hebben een significant lagere hersenactivatie in het zelfcontrolegebied dan kinderen met een gemiddelde of lage BMI bij het zien van ongezond eten
“Bovendien hebben kinderen een hogere activiteit in het motivatiegebied bij het zien van ongezond eten. Dat is geen traditioneel beloningsgebied, maar het zit dicht in de buurt van de motor cortex, verantwoordelijk voor de uitvoering van bewegingen. Kinderen willen als het ware letterlijk in beweging komen als ze ongezond eten zien – om het koekje bij wijze van spreken te grijpen.” (Dit fenomeen is te zien in figuur 1.)

Gewicht en zelfcontrole
Ook is er een verschil te zien op de scans tussen kinderen met verschillend lichaamsgewicht. Van Meer: “Kinderen met een hogere BMI hebben een significant lagere hersenactivatie in het zelfcontrolegebied dan kinderen met een gemiddelde of lage BMI bij het zien van ongezond eten.” (Figuur 2. laat dit zien.)

Figuur 2. Dit diagram illustreert dat kinderen met een hoger gemiddeld gewicht minder hersenactiviteit hebben in dit gebied betrokken bij cognitieve controle (dorsolaterale prefrontale cortex) bij het zien van ongezonde voeding (Van Meer, 2017). Deze scatterplot heeft op de x-as het verschil in gewicht vanaf de norm en op de y-as de hersenactiviteit.

“Het effect van en op hersenactiviteit gaat beide kanten op. Zo heeft je vetmassa effect op je hersenactiviteit, maar je hersenactiviteit ook effect op je eetgedrag, wat per definitie ook de vetmassa beïnvloedt. Zo ook met bijvoorbeeld darmflora. Het kip-en-ei-probleem kunnen we met dit onderzoek niet oplossen. Het lichaamsgewicht kan de neuronen beïnvloeden, maar de voedselkeuzes die kinderen maken, beïnvloeden ook het lichaamsgewicht.”

Figuur 3. Schematische representatie van de interactie tussen voeding, hersenen en de lichaamssamenstelling in relatie tot eetgedrag (Smeets et al., 2012).

Geen ‘kindermarketing’ tot 22 jaar
“Het is bekend dat hersenen van kinderen zich blijven ontwikkelen tot hun 22e. Vooral in het gebied dat te maken heeft met remming en zelfcontrole zit veel verandering. Dat is een van de laatste gebieden die ‘af’ is”, legt Van Meer uit. “We hadden daarom verwacht dat de ontwikkeling in het gebied van zelfcontrole flinke stappen zou maken tussen 12 en 17. Een kind van 12 zou immers gevoeliger voor reclame zijn dan een kind van 15.”

Het blijkt iets anders te liggen. “Wij zagen in het onderzoek een merkbaar verschil tussen volwassenen en jongeren. De ontwikkeling van het cognitieve controlegebied is maar beperkt gedurende de puberteit. Een groot gedeelte van deze ontwikkeling in dit gebied vindt juist plaats tussen 17 en 21 jaar.”

Wat is dan de impact van reclame op deze leeftijdsgroep? “De controle op reclame is gericht op kinderen van 12 jaar. Maar je mag er niet van uitgaan dat de hersenen van kinderen van 13 jaar of ouder voldoende ontwikkeld zijn om rationale afwegingen te kunnen maken om verleidingen te weerstaan. Ook adolescenten reageren gevoelig op reclame.” Beperk de reclame voor ongezonde voeding daarom ook voor jongeren.

Dik worden is een normale reactie op een abnormale omgeving. Daarover - en meer - gaat het congres Gezonde Innovatie. De tweede editie vindt plaats op 6 juni 2019 in Ede. Floor van Meer vertelt over de neurale drijfveren waardoor we gezond of ongezond eten. Koop je ticket hier en praat mee!
Dit artikel afdrukken