Het nieuwe kader voor de Nederlandse landbouw heet kringlooplandbouw.

Die als nieuw gepresenteerde opvatting van landbouw moet verschillende uitdagingen tegelijk oplossen, waaronder het reduceren van de CO2-emissies van de landbouw (onder meer door te stoppen met het gebruik van kunstmest, waarvan productie veel fossiele energie kost), de boer een beter verdienmodel bieden en ecologische en landschappelijke doelen realiseren.

Mensenmest wordt niet teruggeleid in de teelt van planten maar verbrand, net als de biomassa van bomen. Dat is een kwalijk, want ons leven bedreigend lek
Kan kringlooplandbouw als een duizenddingendoekje al die complexe doelen realiseren?

Volgens een artikel op vakblad Boerderij zou Vellinga hebben beweerd dat de ruime Nederlandse veestapel (Nederland huisvest wereldwijd de meeste landbouwhuisdieren per bewoner en km2) best kan passen in Nederland. Vellinga legt uit dat hij dat niet heeft gezegd. Hij vertelt bovendien dat Nederland juist van oudsher excelleert in het efficiënte gebruik van veevoer als kringloop van resten die via dieren in mest worden omgezet. Terwijl grotere landen met uitgestrekte akkerbouwarealen doorgaans mesttekorten hebben, heeft het kleine Nederland exporteerbare overschotten. Naast geïmporteerd graan, voeren we ook de resten van bijvoorbeeld aardappelenschillen, het groen van de oneetbare delen van bloem- en boerenkool, bierbostel en oud brood en gebak aan onze forse veestapel.

Ecologische en landschappelijke doelen dwingen tot een kleinere veestapel in ons land, zegt Vellinga. Intrigerend en verontrustend is deze opmerking van Vellinga: kringlooplandbouw is een illusie als je het belangrijkste dier in de voedselketen geen onderdeel maakt van de cyclus tussen planten en mest. Dat dier heet mens, de toppredator in het moderne voedselsysteem.

Mensenmest wordt niet teruggeleid in de teelt van planten maar verbrand, net als de biomassa van bomen. Dat is een kwalijk, want ons leven bedreigend, lek. Bedreigend? Ja, want het fosfaat en andere essentiële en eindige nutriënten die in onze mest zitten, zijn niet meer beschikbaar om planten te kunnen telen. Ze kunnen ook niet zomaar even uit een mijn worden gehaald. Toch hebben planten ze nodig om gezond te groeien en ons gezond te houden. Om het gat te dichten zijn vergaande innovaties aan onze toilet- en rioleringssystemen vereist.


Vanuit een klein voorbeeld - brood bij Albert Heijn dat gebakken kan zijn van Frans, Duits en Amerikaans graan - gaat het gesprek over kringlopen, retourstromen van mest en wie die moet betalen. Volgens Vellinga hebben supermarkten daar een belangrijke rol in te vervullen. Veerman geeft wat tegengas als input voor een andere discussie die op dit moment in Den Haag woedt: wie moet eerlijk welke kosten dragen van de innovatie van het vastlopende landbouw- en voedselsysteem?

De Nederlandse landbouw produceert voornamelijk voedsel voor buitenlandse consumenten en importeert verder het nodige dat niet in ons land te telen valt - van ananassen, bananen en avocado's tot soja, palmolie, koffie, thee en cacao. De laatstgenoemde producten niet alleen voor eigen gebruik, maar vele malen meer als handelsgoed waar ons land prima aan verdient en mensen werk door hebben.

Dr. ir. Theun Vellinga is verbonden aan de Universiteit van Wageningen waar hij werkt aan contractonderzoek (DLO) op het gebied van Veehouderij en Omgeving.
Dit artikel afdrukken