Hieronder vijf kansen die, voor een robuuste en weerbare gewasbescherming, het benutten waard zijn.
De effectieve bestrijding van ziekten, plagen en onkruiden staat onder druk. Dit kan leiden tot oogstverliezen en dat is niet duurzaam1. Van gevaar naar risico
Een belangrijke kans voor het realiseren van de visie vormt het ombuigen van het huidige denken in gevaar, naar denken in risico. Dit is niet alleen voor de landbouw belangrijk, maar speelt maatschappij-breed. Of het nu gaat om bestrijdingsmiddelen, e-nummers, vaccins, kunststoffen of cosmetica, het denken in gevaar leidt tot verlies van waardevolle producten. Dit geldt in het bijzonder voor de gewasbescherming omdat gevaar hier het uitgangspunt is voor de regelgeving. Het gebruik van middelen met bepaalde gevaareigenschappen wordt vandaag de dag namelijk verboden of ingeperkt. Iets gevaarlijks verbieden lijkt misschien logisch, maar dat is het niet. Gevaar is namelijk niet hetzelfde als risico. Een auto is bijvoorbeeld gevaarlijk, maar dat wil nog niet zeggen dat er een risico is. Het risico wordt namelijk mede bepaald hoe je met de auto omgaat. Voor bestrijdingsmiddelen is deze logica deels losgelaten. Middelen die in het veld zonder risico gebruikt kunnen worden, worden toch verboden omdat ze bepaalde gevaareigenschappen hebben. Hierdoor verliezen boeren onnodig waardevolle middelen. Risico weer boven gevaar plaatsen is dan ook een kans die we niet mogen missen.
2. Van middel naar doel
Als het gaat om het beschermen van gewassen dan is de sterke focus op bepaalde technieken in plaats van op de duurzaamheidsdoelen die we willen bereiken een belemmering voor verdere verduurzaming. De techniek is in de discussie vaak het duurzaamheidsdoel geworden en dat is vreemd. Een techniek is immers maar een techniek. Je kunt een techniek duurzaam of niet duurzaam toepassen en daar zijn we zelf bij. De focus verleggen van de gebruikte techniek (het middel) naar echte duurzaamheidsdoelen (het doel), zoals het tegengaan van biodiversiteitsverlies, klimaatverandering of milieuvervuiling, biedt kansen voor de gereedschapskist van de teler. Een voorbeeld hiervan is de discussie over nieuwe veredelingstechnieken. Deze technieken vallen vanwege de techniek onder strenge regelgeving. Dit belemmert de bijdrage van de techniek aan een duurzame landbouw. Andere voorbeelden zijn de discussies over bestrijdingsmiddelen en kunstmest. Ook hier gaat het vooral over de techniek en niet over de bijdrage aan een robuust en weerbaar teeltsysteem. Het omdraaien van de discussie, dus eerst het doel vaststellen en dan de beste middelen kiezen, is een kans die we niet mogen missen.
3. Van theorie naar praktijk
Het in de praktijk meten van de duurzaamheid is een belangrijke kans voor 2030. Meten is weten. Het gebeurt regelmatig dat er over gewasbescherming wordt bericht op basis van een theoretische inschatting in plaats van een meting van het daadwerkelijke effect. Ook overheden en partijen in de waardeketen gaan regelmatig uit van de theorie in plaats van de praktijk. Voorbeelden hiervan zijn de middelenlijsten in de nieuwe certificering ‘On the Way to Planet Proof’ of het recent geïntroduceerde Europese beleid van de geharmoniseerde risico-indicatoren. Deze theoretisch benaderingen van de gewasbescherming kunnen boeren onnodig waardevolle middelen kosten. Een middel kan immers gevaarlijk zijn, maar dat wil niet zeggen dat het gevaar in de praktijk optreedt. Door te meten kom je dat te weten. Monitoring, zoals de bestrijdingsmiddelenatlas of de NVWA residu analyse, zijn hier een mooi voorbeeld van. Een oordeel over duurzaamheid kan dan worden gebaseerd op in de praktijk behaalde prestaties in plaats van op theoretische veronderstellingen.
4. Van politiek naar wetenschap
Het gewasbeschermingsdossier is inmiddels sterk politiek. Bij de tot standkoming van de regelgeving voor bijvoorbeeld plantenveredeling en gewasbescherming werd uitgegaan van een belangrijke rol van deskundige onafhankelijke wetenschappelijke overheidsinstanties. Dat is logisch omdat de risicobeoordeling van innovatie in de veredeling en gewasbescherming veel deskundigheid vraagt. Nu zien we dat politieke voorkeuren steeds meer de toelating van technieken in de landbouw bepalen. Adviezen van ECHA, EFSA, het Ctgb of de COGEM doen er regelmatig niet meer toe. De wetenschap als basis voor de besluitvorming in ere herstellen is dan ook een kans. De politieke waan van de dag is namelijk geen basis voor lange termijn investeringen in duurzaamheid. Willen we innovatieve partijen het vertrouwen geven dat het investeren in innovatie loont, dan is het verstandig de positie van de onafhankelijke deskundige instanties te herstellen. Alleen op deze manier ontstaat een voorspelbaar en betrouwbaar investeringsklimaat.
De ‘Toekomstvisie Gewasbescherming 2030’ is een feit. https://t.co/Be2bp5W73R Een visie waarvoor heel wat water door de Rijn zal moeten. Dat wordt niet gemakkelijk, maar er zijn wel kansen voor. #gewasbescherming https://t.co/zF89a5kVzu pic.twitter.com/35D43Fqfre
— Hinse Boonstra (@HinseBoonstra) April 18, 2019
Het herstel van het risicodenken, sturen op doelen in plaats van middelen, handelen op basis van het in de praktijk behaalde resultaat, waardering van de onafhankelijke wetenschappelijke beoordeling en tolerantie ten opzichte van verschillende aanpakken en denkwijzen bieden kansen voor de toekomst van de gewasbescherming5. Van polarisatie naar tolerantie
Het huidige debat over de landbouw wordt gekenmerkt door een hoge mate van polarisatie. Voor de gewasbescherming is dit niet anders. Een beetje tolerantie is dan ook een kans voor 2030. Veel gehoorde tegenstellingen die een relatie hebben met gewasbescherming zijn die tussen biologisch versus gangbaar, chemisch versus natuurlijk en traditioneel versus genetisch gemodificeerd. Nog los van het feit dat deze tegenstellingen inhoudelijk geen hout snijden, vormen zij ook een bedreiging voor een duurzame gewasbescherming. Er zijn namelijk meerdere wegen naar duurzaamheid en dat is maar goed ook. Wedden op één paard is een slecht idee als je streeft naar duurzame en robuuste geïntegreerde teeltsystemen. Een teeltsysteem is namelijk zo robuust als de diversiteit aan middelen, methoden en maatregelen in de gereedschapskist van de teler. Dit bepaalt immers of een teler onder alle omstandigheden in staat is zijn gewassen tegen ziekten, plagen en onkruiden te beschermen. Het mooie is dat er ook geen keuze tussen technieken hoeft te worden gemaakt. De verschillende technieken en methoden kunnen met een beetje tolerantie prima naast elkaar bestaan, of beter nog elkaar versterken.
Conclusie
Met 'Toekomstvisie Gewasbescherming 2030’ schetst minister Schouten een ambitieus vergezicht. De effectieve bestrijding van ziekten, plagen en onkruiden staat onder druk. Dit kan leiden tot oogstverliezen en dat is niet duurzaam. Het goede nieuws is dat er kansen zijn voor de toekomst van de gewasbescherming. Het herstel van het risicodenken, sturen op doelen in plaats van middelen, handelen op basis van het in de praktijk behaalde resultaat, waardering van de onafhankelijke wetenschappelijke beoordeling en tolerantie ten opzichte van verschillende aanpakken en denkwijzen zijn hier voorbeelden van. Laten we deze kansen benutten. Op die manier vergroten we de kans dat telers ook in 2030 de beschikking hebben over een goed gevulde gereedschapskist voor duurzame robuuste en weerbare geïntegreerde teeltsystemen.
Op 5 mei krijg je nieuwe kado-artikelen.
Als betalend lid lees je zoveel artikelen als je wilt, én je steunt Foodlog
Zelden zulke lappen nietszeggende tekst gezien van iemand die kennelijk zo'n plaat voor de kop heeft, dat hem met al zijn praat over 'investeringsklimaat' zelfs ontgaan is dat de koers van zijn bedrijf door dat bedrijf ZELF zowat gehalveerd is door een bedrijf te acquireren dat duizenden miljoenenclaims boven het hoofd hangt omdat er nog één instantie was die WEL ONafhankelijk onderzoek deed, en niet letterlijk de onderzoeksresultaten van gifmengers kopieerde. Die dan vervolgens geheim gehouden moesten worden, uit 'privacy/concurrentie- overwegingen...
Om het nog maar niet te hebben over de rampzalige effecten op milieu, biodiversiteit en volksgezondheid: zoals toxicoloog van den Berg meldde in Zembla: zo goed als NIETS bekend over de effecten op jonge kinderen en zwangeren van die chronische belasting door huisstof met bestrijdingsmiddelen van omwonenden.
Geen WOORD daarover tussen alle risicopraat.
Afgelopen week zelf ook weer mogen aanschouwen hoe er met windkracht 5 nog doodleuk gespoten werd.
De grootschalige cashcow tulpenteelt rukt op. Een prachtig gezicht, die tulpenvelden, maar wel inclusief het grootschalige gebruik van antischimmelmiddelen, de landbouwazolen die bijna de helft uitmaken van ons NL recordgebruik van landbouwgif, dat al de DERDE vorm van resistentie heeft gefokt tegen medicijnen tegen Aspergillus longchimmel, waar alleen in Nederland elk jaar al tientallen mensen aan overlijden.
Met onze bollen en bloemen exporteren we wereldwijd in Nederland gefokte, resistente Aspergillus longschimmel, blijkt uit Brits onderzoek.
Ik zou nog eens goed kijken naar de laatste uitzending van Zembla, meneer de Bayer 'Public government affaires manager'...
We PIKKEN het niet langer!
Zoals van den Berg meldde:
Het voorzorgsprincipe maakt dat tenminste in die 250 meter rond woningen met chronische belasting door besmet huisstof - waar juist jonge kinderen de hele dag in kruipen, en van alles in de mond steken - niet meer gespoten wordt.
Dit moet anders, en snel.
We kunnen niet nog een keer jaren blijven wachten tot het RIVM een keer wakker wordt en meer gaat doen dan het vinden van resistente Aspergillus in de composthopen in de Bollenstreek, of tot het laatste onderzoek waaruit keihard zou moeten blijken welk kind wanneer van welk bestrijdingsmiddel welke kanker of welke neurologische aandoening heeft opgelopen.
We hebben geen behoefte aan herhaling van de hele trieste decennia getraineerde geschiedenissen met asbest en tabak.
Zullen we in plaats van getraineer met 'ambitieuze vergezichten in 2030' tenminste proberen te voorkómen dat er nog meer drinkwater winning plaatsen gesloten moeten worden door vervuiling met landbouwgif, zoals vandaag weer bericht in Limburg, meneer Boonstra?
Wat doet Bayer daar concreet aan?
Is er inmiddels ook een Bayer-, Nefyto-, of LTO-fonds om tenminste de toegenomen kosten van de drinkwaterzuivering door deze vervuiling met landbouwgif te compenseren?
Hoe ziet Bayer zijn maatschappelijke verantwoordelijkheid in dezen?
Ik vraag mij af of in die 'duurzaamheidsdoelen' ook zit dat de grutto terugkeert, er weer allerlei vogels en insecten zullen zijn. Als wij al die 'kanariepietjes in de kolenmijn' nl niet meer hebben, dan hebben wij alleen nog maar kunstmatige berekeningen over gevaar en/of risico over om na te gaan waar we op af gaan. Nog afgezien van allerlei belangen die een mist opwerpen. Krijg ik een eng gevoel van.
Als vrijwilligers constateren dat er massaal minder insecten zijn (en niet bijv de WUR), maar met een rammelende statistiek, als Shell constateerde al in de jaren '80 dat het met klimaatverandering de verkeerde kant op zou gaan, maar zijn mond hield, om maar twee dwarsstraten te noemen, dan is er iets flink mis.
#1, Dick, als goed gastheer neem ik hier Bayer in bescherming. Het betoog dat Hinse Boonstra houdt, kun je op vele plekken in de wereld van gewasbeschermers horen. Zelfs onder biologische voorlopers: werk en monitor vanuit doelen en creëer experimenteerruimte.
Als er een andere auteur boven zou hebben gestaan, zou je - durf ik te vermoeden - anders of misschien wel helemaal niet hebben gereageerd.
Wat van belang is van de discussie over deze opinie die wel degelijk direct gaat over hoe gewasbescherming in de toekomst gaat, zijn twee vragen:
1. willen we zeer prescriptieve detailwetgeving of ruimte en afrekening op basis van milieudoelen?
2. wat is de juiste balans - en hoe definiëren we die? - tussen onze voedseldoelen en onze milieu- en biodiversiteitsdoelen?
Die laatste vraag stelde ik onlangs bij een bijeenkomst van Syngenta in Brussel. Het bleek een ingewikkelde vraag omdat hij politieke besluitvorming en consensus vergt, terwijl we als samenleving vinden dat 'de gifspuiters' die maar op moeten lossen. Helaas pindakaas, dat zullen we samen moeten doen en het zal in parlementen moeten worden besloten.
Vandaar de voorstellen van de grote en kleinere gewasbeschermers en het belang om het er niet alleen in achterkamertjes over te hebben maar ook in de openbaarheid. Hier bijvoorbeeld.
Mag ik jouw antwoorden vragen op de twee vragen die ik zojuist stelde?
NB: 'getraineer met 2030' moet je Bayer niet verwijten. Het is een datum op een ministerieel vergezicht. Kennelijk vind je de overheid ver weg kijken. Dat mag en zou best terecht kunnen zijn.
Er is gif gebruikt om arbeid te sparen. We wisten misschien niet beter. Nu weten we wel beter. Het is geen duurzame oplossing. Niet voor het milieu, niet voor de mens. De vragen die je stelt in #4 Dick, gaan uit van de status quo van gifspuiten. Het zijn de verkeerde vragen.
1. hoe lang tolereren we nog het gifspuiten?
2. hoeveel miljard hebben we nodig om iets anders te bedenken en te operationaliseren?
1 en 2 hebben iets met elkaar te maken.
De heer Boonstra doet wat hij moet doen.